6 De heer Heidinga: Ik mag misschien via u, mijnheer de voorzitter, nog wel even reageren op wat de heer Knol aan mijn adres heeft gezegd, n.l. dat ik het college in de schoenen zou hebben geschoven dat het college de schuld draagt dat deze zaak zo lang geduurd heeft. Maar dat heb ik niet gezegd. Ik heb alleen geconstateerd dat het 8 a 9 jaar geduurd heeft en ik heb gezegd dat het spreekwoord wordt bewaarheid enz. Ik heb niemand de schuld gegeven, noch de stichting noch het college. Zij zullen er allebei wel schuld aan hebben, dacht ik. Maar wat kopen wij er voor om dat op dit ogenblik uit te die pen en te zeggen: Jullie hadden dit moeten doen en dat niet moeten doen enz. Het is nu uiteindelijk zo ver dat dit raadsstuk hier ligt en daar ben ik blij om. (De heer Knol: Ik ben er niet over begonnen dat het zo lang heeft geduurd.) Nee, dat heb ik geconstateerd zonder iemand daarvoor aansprakelijk te stel len. Ik ben nu toch bezig met hetgeen de heer Knol gezegd heeft en ik moet zeggen dat ik het een voor beeld van onzorgvuldig maatschappelijk handelen zou vinden als wij nu na al deze moeizame onderhan delingen nog begonnen om opnieuw de verkoop van deze grond te koppelen aan de verkoop van het be staande St. Jozef-complex. Dat hadden wij in de afgelopen jaren misschien wel eens kunnen1 doen; de wethouder zegt dat wij het niet hadden kunnen doen. Ik ben het met de heer Knol eens dat het natuur lijk had moeten gebeuren. Het was voor de gemeente veel voordeliger geweest als die koppeling wel tot stand was gebracht. Maar om dat nu na deze hele geschiedenis van moeizame onderhandelingen enz. nog te doen - ik zal er niet verder in duiken; ik weet er heel wat van want ik heb de zaak van vrij nabij meegemaakt - zou echt onzorgvuldig handelen in het maatschappelijk verkeer zijn; ik kan er geen andere uitdrukking voor vinden. De wethouder heeft letterlijk gezegd: "Dat hebben wij ook altijd volgehouden tegenover het be stuur van St. Jozef." Hij sprak daarbij over het gebruik van dat pad door fietsers. Die uitspraak heeft bij mij een lichtje doen branden. Dan moet het dus zo zijn dat het bestuur van St. Jozef het met die voorwaarde niet eens is, anders had de gemeente dat niet hoeven vol te houden. Dat zou ik toch wel graag willen weten. Dringen wij deze redactie aan die mensen op omdat zij tegenover de gemeente in een dwangpositie zitten? Want dat zit een koper altijd. De gemeente kan tenslotte altijd zeggen: Dan doen ze het maar niet. Maar dan is er voor die mensen geen andere uitweg. Als deze conclusie van mij juist is den zou ik er te meer op willen aandringen dat wij - om het maar niet al te sterk te zeggen - bijzonder zorgvuldig bekijken of het verantwoord is dat wij dat pad als fietspad open stellen. Ik zou ook nog graag willen dat de wethouder als het kan toch nog even een klein beetje meer serieus ingaat op de kwestie: Het is een openbare weg en heeft de gemeente dan niet de plicht om die openbare weg die ge bruikt wordt door alle burgers die dat willen te onderhouden? Voorkomen wij dan in ieder geval niet de nodige moeilijkheden en meningsverschillen daarover? De heer Ten Hoeve.' Van verschillende kanten is er gezegd dat er over deze zaak lang onderhandeld is; daar ben ik het mee eens. Maar wanneer op dit moment door de heer Heidinga gezegd wordt dat het onjuist zou zijn om die ruiltransactie nu ter sprake te brengen en dat dat in een eerdere fase had moeten gebeuren dan wil ik daar toch op zeggen dat een kleine 2 jaar geleden deze zaak door mij al is aange kaart en dat ik er toen al op heb gewezen dat het wenselijk zou kunnen zijn om in plaats van verkoop over te gaan tot een bepaalde ruiltransactie. De heer Knol heeft gesproken over de prijs van 100, Wij moeten ons realiseren dat wij hier hoogwaardige binnenstadsgrond verkopen voor 100,dat is een prijsje. Aan de andere kant staat dat het heel goed mogelijk is dat de grond die op het ogenblik in het bezit is van St. Jozef voor ons aanstonds van groot belang is. Daarom wil ik van harte onderstrepen wat de heer Knol heeft gezegd, n.l. dat, voordat de akte getransporteerd wordt, nog overleg met St. Jozef over deze gebouwen en deze grond gepleegd zou moeten worden. Een ander punt is het fiets- en voetpad. Van de kant van mijn fractie is er op dit moment geen en kel bezwaar tegen om het in deze akte zo te laten staan. T.z.t. kan altijd nog bekeken worden of dat eventueel i.v.m. bepaalde overlast veranderd zou moeten worden. Op dit moment hebben wij tegen dit punt van de overdracht geen enkel bezwaar. Wij vinden het ook goed dat de onderhandelingen op deze manier gevoerd zijn. De heer Rijpma (weth.): Het heeft inderdaad lang geduurd wat betreft deze transactie. Ik moet te gen de heer Knol zeggen dat het niet zonder meer de schuld van St. Jozef is; ook St. Jozef heeft moei te gehad om met hogere overheden tot overeenstemming te komen over wat er gebouwd zou kunnen wor den en wat zij zouden willen bouwen. In juli 1975 stond op de grond die wij nu aanbieden een kleuter school die op dat moment nog functioneerde. Wij waren dus niet in staat geweest om de grond eerder te leveren dan op zijn vroegst in september 1975. Wij hadden de grond dus niet beschikbaar. Het is niet juist de schuld te geven aan St. Jozef, het is ook niet juist de schuld aan de gemeente te geven; wij 7 zaten allebei in een positie dat wij de wederzijdse mogelijkheden moesten aftasten. T.a.v. de ruiltransactie heb ik straks gezegd dat er inmiddels gesprekken met St. Jozef en de andere eigenaren van de grond rondom de Bonifatiuskerk op gang zijn gekomen. Ik dacht niet dat het juist was om te zeggen dat wij de akte niet eerder verlijden dan op het moment dat over de verkoop van de grond met de anderen overeenstemming bestaat. Dat zou n.l. betekenen dat de koper opnieuw in moei lijke omstandigheden zou komen en dat de realisering van dit project in gevaar komt. Dan zou de grond voor het nieuwe complex onder druk gekocht moeten worden of zou de zaak weer nodeloos lang moe ten worden uitgesteld. Ik dacht dat wij zouden moeten vertrouwen op de mogelijkheden van goed over leg bij de gesprekken die op het ogenblik aan de gang zijn. Wanneer wij vrezen dat het daarmee de verkeerde kant op zou gaan zal zonodig met de mogelijkheden die wij in het kader van de Wet op de Ruimtelijke Ordening hebben de nodige zekerheid gesteld moeten worden dat er niet iets gebeurt dat in het kader van ons binnenstadsplan verkeerd zou zijn. j Wat de grondprijs betreft nog dit. Het is vrij moeilijk voor een binnenstadsgebied een exacte grond prijs vast te stellen, omdat bij voorbaat niet bekend is wat de verwerving ons zal opleveren. Ik moet er bij zeggen dat dit gebied geheel of gedeeltelijk in een z.g. saneringsgebied ligt. Dat betekent dat wij bijdragen hebben gekregen. Uit de globale calculaties die gemaakt zijn komt te voorschijn dat wij er met deze transactie redelijk uit springen. De heer Heidinga heeft gevraagd naar de onderhandelingen m.b.t. het pad. Het is inderdaad zo dat het bestuur van St. Jozef er enkele keren op heeft aangedrongen om de clausule m.b.t. het fietspad ge heel te laten vervallen. Als u de schriftelijke aanvaarding van dit voorstel hebt gelezen dan zult u in die brief nog eens gezien hebben dat zij zeggen: Wij willen het wel doen, maar als het kan willen wij graag dat het fietspad er uit gaat. Wij hebben tot dusver volgehouden dat een voetpad in het kader van de ontwikkeling van Oldegalileën zeker een wens is die wij niet laten vallen en dat, wat het fietspad betreft, wij graag de mogelijkheid zouden willen behouden zolang die mogelijkheid er is. Als de heer Heidinga zegt dat de koper in een zekere dwangpositie heeft gezeten dan is dat juist. Het enige is dat de raad ongedaan kan maken wat in het voorstel van b. en w. naar het oordeel van de raad verkeerd is. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met aantekening dat mevr. Branden- burg-Sjoerdsma en de heer Knol wensen te worden geacht tegen te hebben gestemd. Punten 8 t.e.m. 11 (bijlagen nos. 134, 133, I29en I4l). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 12 (bijlage no. 143). De heer Bouma: Ik wil bij dit punt graag twee opmerkingen maken. De eerste is deze. Aan het begin van de raadsbrief staat dat het niet haalbaar is om deze boerderij in te richten als wijkcentrum en wel om financiële redenen. Nu lijkt het mij vrijwel altijd onmogelijk om een wijkcentrum als gemeen schapsvoorziening financieel haalbaar te rekenen, want je zit toch altijd met een tekort. Ik vraag mij daarom ook af of wij, tenzij wij een andere koers gaan varen, wel kans zien om ooit in een nieuw bouwwijk een wijkcentrum te creëren. Lekkumerend heeft geen wijkcentrum, Bilgaard heeft een nood- gebouwtje, Het Westen heeft niets, het Nijlan heeft een noodoplossing door middel van de huur van een cantal winkelpercelen waarvan de eigenaar op het ogenblik dreigt die percelen te verkopen zo dat het Nijlan ook wel eens zonder zou kunnen komen te zitten, het Aldlan heeft nog niets en het Heechterp heeft als noodvoorziening een paar flats. Als je zo de nieuwbouwwijken rond gaat is er eigenlijk geen enkele nieuwbouwwijk die een volwaardig wijkcentrum heeft. Nu hebben wij hier als gemeente-eigendom een boerderij en nu wordt er gezegd: Om financiële redenen is het niet haalbaar om die als wijkcentrum te bestemmen. Dat is erg spijtig en ik zou toch wel willen dat dit nog eens goed bekeken werd want wij geven hier weer een mogelijkheid uit handen. Dat is de ene kant van de zaak. De andere kant van de zaak is dat er gezegd wordt dat er onderhandelingen zijn en dat er een ge gadigde is die in deze boerderij een dierenverzorgingsbedrijf wil vestigen. Zou het ook mogelijk zijn dat wij m.b.t. dit dierenverzorgingsbedrijf allerlei klachten krijgen van omwonenden omdat hier een dierenpension, een kennel of weet ik veel war uit voortvloeit? Wat bedoelt men hier precies mee en ziet men kans om, als het op dit moment een toelaatbaar iets is, dit zodanig in de hand te houden dat het in de toekomst niet uitloopt op iets dat wij nooit hebben gewild? Kunt u bij een eventuele verkoop zodanige voorwaarden stellen dat u de zaak binnen de perken kunt houden ook en vooral wanneer de eerste koper het later weer gaat doorverkopen? Is de tweede of derde eigenaar dan ook nog gehouden aan bepaalde voorwaarden? Ik zou graag weten welke voorwaarden wij hieraan kunnen verbinden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1976 | | pagina 4