14
- in wezen zijn die al begonnen - zal duidelijk het beleid van Leeuwarden naar voren moeten ko
men. Ondanks de behoedzaamheid van de zinnen dacht ik dat in deze raadsbrief de stellingname van
Leeuwarden heel duidelijk naar voren komt. In de raadsbrief is gekozen voor het uitgangspunt van de
Nota Wonen van de provincie en voor het uitgangspunt van de Verstedelijkingsnota zoals die op het
ogenblik circuleert. Op basis van het binden van.de natuurlijke aanwas programmeren wij dus voorlo
pig 500 woningen. Zodra de bevolkingstoename groter is vragen wij, o.a. op basis van de beide nota's
maar uiteraard ook op basis van de uitspraken van de raad, een groter aandeel in de groei van de Re
gio, want dat past in het beleid. Je zou t.o.v. de rijksoverheid wel krassere uitspraken kunnen gebrui
ken, maar aan de andere kant is het zo dat deze uitspraken aan duidelijkheid niets te wensen over laten.
Daarom dacht ik dat u zonder bezwaar het collegestandpunt als uitgangspunt voor de verdere bespre
king in de commissie zou kunnen aanvaarden. De commissie heeft de hele discussie gehoord die hier
heeft plaats gehad en dat betekent dat onze vertegenwoordigers in de regiocommissie uiteraard weten
dat het standpunt zoals dat hier voorzichtig is geformuleerd in wezen het minimum-standpunt is dat
(De heer Ten Hoeve: iDat is wel duidelijk; ik heb echter de woorden "voorzichtig" en "behoedzaam"
gebruikt.) Ik houd wel van voorzichtig en behoedzaam wanneer het toch tot duidelijkheid leidt.
Dan kan je misschien iets bereiken.
De Voorzitter: Kan de raad instemmen met dit voorstel?
De heer Ten Hoeve: Ik dacht dat het verstandig zou zijn dat iets van wat in de raad heeft gespeeld
in de brief tot uitdrukking komt. Je kunt wel zeggen: Nou, de mensen die in de commissie zitten ne
men dat wel mee. Daar ga ik ook zonder meer van uit. Ik dacht echter dat het voor het werken van de
commissie van belang zou zijn. Wanneer het niet duidelijk over komt, dan zou het dan opnieuw naar
boven komen bij de definitieve nota. Ik dacht dat de commissie er ook recht op had om duidelijk te
vernemen hoe de raad op deze raadsbrief heeft gereageerd.
De hear Miedema: Us fraksje giet akkoart mei dit foorstel.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punten 17, 18 en 19 ^i j lagen nos. 183170 en 180).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
Punt 20 (bijlage no. 181).
De Voorzitter: Ik moet u meedelen dat de vordering intussen is gestegen. De vordering is niet
29.404,69 maar 35.538,52.
De heer Knol: Die stijging verbaast mij. Als ik het controleverslag van het 4e kwartaal van het
Verificatiebureau lees dan is de achterstallige vordering op dat moment een 11.000, In een paar
maanden tijd is deze vordering dus verdrievoudigd en ik vraag mij in gemoede af of niet bekend was
dat dit een slechte betaler was. Ik vind dit eerlijk gezegd een beetje een slecht zakelijk beleid.
De heer De Vries (weth.): Ik heb niet precies verstaan op welke datum de vordering 11 .000,
was. (De heer Knol: Dat bedrag werd genoemd in het verslag van het 4e kwartaal van het Verificatie
bureau als achterstallige vordering.) De zaak heeft betrekking op een 7-tal leveranties aan een boek
handel/uitgeverij, waarmee in het verleden nooit moeilijkheden zijn geweest. Het schijnt de laatste
tijd hier en daar wel meer krap te zitten en dat schijnt bij deze firma ook het geval te zijn. Wij heb
ben deze firma bij aangetekend schrijven gesommeerd om te betalen - dat is in maart geweest - en
wij hebben toen gezegd: "Als u nu niet reageert dan zullen wij andere rechtsmiddelen moeten zoeken."
Ik kan het bedrag van 11 .000,niet terug vinden, want de 7 postjes variëren in grootte van
12,47 tot 13.697, Ik weet niet precies hoe dit op 11.000,is gekomen. Wij willen in ieder
geval graag de instemming van de raad om het mogelijk te maken dat wij een civiele procedure instel
len, maar wij willen eerst nog proberen of er een andere weg te bewandelen is. Dat is echter een zaak
die op het ogenblik nog in onderzoek is. Wanneer dat ook blijkt dicht te slibben en niet mogelijk
blijkt te zijn dan willen wij toch graag deze firma langs een gerechtelijke procedure gaan benaderen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
15
Punten 21 en 22 (bijlagen nos. 175 en 171
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
Punt 23 (bijlage no. 176).
De heer C. de Jong: :De braderiecommissie heeft dit jaar dolgraag de Groentemarkt en Over de Kel
ders in haar activiteiten willen betrekken. Er is een aanvraag ingediend of ook de Groentemarkt en
Over de Kelders voor het verkeer zouden kunnen worden afgesloten, omdat het dan alleen aantrekke
lijk is om aan dit braderiegebeurcn mee te doen. Ik heb begrepen dat de braderiecommissie een bespre
king heeft gehad met de verkeerspolitie om alsnog de Groentemarkt en Over de Kelders afgesloten te
krijgen. Uit die gesprekken is geconstateerd dat de politie er bij nader inzien geen bezwaar tegen
heeft om de Groentemarkt en Over de Kelders voor het verkeer af te sluiten, omdat men het wel inte
ressant vindt juist dit gedeelte als proef - het is maar een bescheiden proef want de braderie duurt
maar 2 dagen - voor het verkeer af te sluiten. Ik zou u willen voorstellen - misschien kunt u hiermee
akkoord gaan - om het besluit no. 6422a dusdanig te wijzigen dat aan I. worden toegevoegd de Groen
temarkt en Over de Kelders; hierdoor zou II. kunnen vervallen.
De heer Eijgelaar [(weth.): De verkeerspolitie heeft ons inderdaad meegedeeld dat er bij nader in
zien bij hun geen bezwaar bestond tegen het afsluiten van de Groentemarkt en Over de Kelders op 1
en 2 juni a.s. Ik geloof dan ook dat aan het verzoek van de betreffende winkeliers wel kan worden
voldaan. (De heer Ten Hoeve: Zijn er ook vervangende parkeerplaatsen?) Dat was op dat moment niet
aan de orde.
De Voorzitter: Heeft niemand hier bezwaar tegen? Nee? Dan zal aan het verzoek van de heer De
Jong worden voldaan en zal het besluit dienovereenkomstig worden gewijzigd.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de door de
heer C. de Jong voorgestelde wijziging.
Punt 24 (bijlage no. 169).
De heer Bouma: Wij willen bij deze raadsbrief toch even stil staan. Ik wil u al bij voorbaat verklap
pen dat een groot deel van mijn fractie, zo niet het grootste deel, achter het collegestandpunt staat.
Dit wil ik voor alle duidelijkheid zeggen, omdat dat deel het met de motivering zoals het college die
geeft wel eens is. Een ander deel van mijn fractie denkt er evenwel iets anders over en wel om de vol
gende reden. Het rijk wil een tegemoetkoming verstrekken in de ziektekostentoelage voor gepensio
neerde ambtenaren. Het gebruikt daartoe een deel van de salariskosten dat vrij komt door wijziging
van de vakantiegeldregeling. Heel veel gemeenten hebben dit eigenlijk niet nodig omdat die gemeen
ten, waaronder de gemeente Leeuwarden, dit reeds lang deden. In de raadsbrief staat dat het college
dit voorstel van het rijk volgt o.a. om zoveel mogelijk uniformiteit te verkrijgen. Ik kan dit echter niet
helemaal volgen, want die uniformiteit was er niet omdat het rijk deze regeling nog niet had en een
aantal gemeenten die wel hadden. Het rijk komt hier dus achteraan, het rijk beïnvloedde het niet uni
form zijn voorheen en de gemeente heeft er, dacht ik, nu geen enkel belang bij om dat weer rond te
maken. Bovendien is het zo dat de gemeente, als deze hardheidsclausule nu niet toegepast hoeft te
worden omdat er reeds een regeling is, het geld ergens anders voor zou willen gebruiken. Er is een
voorstel om dat geld dan te gebruiken voor het vervroegd invoeren van bedrijfsmaatschappelijk werk.
Als wij nu vanavond in de krant lezen dat het er t.a.v. het loonbeleid somber uitziet, dat er nauwe
lijks ruimte is voor enige loonsverhoging, dat het kabinet zegt: Wij zullen om de werkloosheid terug
te dringen de mensen tot een salaris van 23.000,maar met enkele tientjes per maand tegemoet
kunnen komen, dan vind ik dat, als wij - ik weet wel het maar om geringe bedragen gaat - een
vakantieregeling gaan treffen die ongunstiger uitpakt, dat op dit moment een ongemotiveerd doorbre
ken van dat loonbeleid is. Ik dacht dat wij dan beter konden doen zoals de organisaties unaniem voor
stellen, n.l.: Stel dit uit tot 1 oktober en laten wij dan de zaak nog eens opnieuw bekijken. Ik dacht
dat dit een heel reëel voorstel was en ik begrijp eigenlijk niet waarom het college in deze niet mee
gaat.
De hear Jansma:Ek yn üs fraksje tinke wy net allegearre gelyk oer it utstel om it Algemien Amtners-
reglemint to foroarjen op it punt fan de fakansje-utkearingGuon binne it iens mei it stanpunt fan de