De heer Heidinga; Slechts één korte opmerking. De geschiedenis die wij met de Beurs gehad hebben
ligt mij nog vers in het geheugen. Ik hoop wel dat het college hier echt de hand houdt aan 5 miljoen;
5 miljoen en niet meer. Daar moet de architect zich aan houden.
De heer Ten Brug (weth.): De heer Buising heeft, wellicht niet ten overvloede, hier de moeilijkhe
den van het bibliotheekwezen in den lande en m.n. in Leeuwarden opgesomd. Hij heeft er ook al bij
gezegd wat de algemene moeilijkheden zijn, n.l.de personeelstop en een aantal anderp algemene
maatregelen. Dat is een kwestie van afwachten van het rijk. Ik geef toe dat het een zeer onbevredigen
de situatie is. Een paar jaar geleden was het zo dat men ook van de zijde van het kabinet bij de behan
deling van de Bibliotheekwet in de Eerste Kamer nogal vrij optimistische geluiden liet horen, zoveel
zelfs dat een verbetering in de algemene uitkering voor de gemeenten eigenlijk minder noodzakelijk
was, er zat althans een dikke verbetering in die door de invoering van de Bibliotheekwet tot stand zou
komen. In de eerste plaats is het zo dat er niets aan gebeurt en in de tweede plaats kan het voor de ge
meenten - ik ben er eigenlijk van overtuigd dat het zo is - wel eens bar tegenvallen. Maar dat is een
algemeen probleem dat wij hier vanavond toch niet oplossen.
Het bijzondere probleem voor de Leeuwarder Openbare Bibliotheek is de huisvesting; dat is een
zaak van overleg van jaren en jaren. De heer Heidinga heeft daar, dacht ik, net nog een voorbeeld
van genoemd, n.l. de plannen om op het OIdehoofsterkerkhof een gebouw voor de bibliotheek neer te
zetten. In een latere periode heeft ook het terrein van de Nieuwe Doelen een rol gespeeld. Eigenlijk
kunnen wij nu zeggen: Wij zijn verder dan wij ooit geweest zijn. Wanneer kan deze huisvesting klaar
zijn? Dat is altijd een moeilijk punt. Het gebouw kan ongeveer in 1978 ontruimd zijn. Dan zou de ver
bouwing dus een aanvang kunnen nemen. Er moet echter wel een geweldig „maar" aan toe worden ge
voegd. Wij hebben niet de mogelijkheden om dit uit eigen financiële middelen te doen. Het is de raad
bekend dat wij niet alleen dit plan maar ook veel andere plannen alleen maar kunnen verwezenlijken
door middel van een A.C.W.-subsidie. Hoe dat zit en of wij dat precies aan elkaar kunnen knopen is
iets waar op dit moment moeilijk wat over te zeggen valt. Uiteraard zullen wij op dit punt attent zijn.
Maar nu al maatregelen nemen of afspraken maken voor 1978 heeft, als het al zou kunnen, weinig zin.
Er staat tegenover dat ook van rijkswege de huidige voorzieningen te enen male onvoldoende worden
geacht. Ik heb toch wel de hoop dat wij de nodige steun zullen krijgen van de inspectie en daardoor
ook van het Ministerie van C.R.M. om dit in de A.C.W. te krijgen en ook op tijd. De heer Buising heeft
er nog even op gewezen dat in een brief van de staatssecretaris indertijd gezegd is - het was een brief
aan de bibliotheek - dat men voor 1 januari 1977 met een concreet en aanvaardbaar plan zou moeten
komen. Ik dacht dat dat haalbaar is; je kunt die datum beter niet verschuiven want dan wordt de zaak
naar de toekomst verschoven. Maar uiteraard is dit meer een datum van orde dan een fatale datum. Er is
door het rijk gesteld: De huidige huisvesting is onvoldoende, die wordt afgekeurd en u moet voor 1977
met een plan komen. Maar uiteindelijk is wat daarna komt, n.l. de verwezenlijking van het plan, veel
belangiijkei en daai zal het ministerie toch zelf een belangrijke beslissing over moeten nemen waar ook
de gemeente een rol bij speelt. Dit is niet een zaak die het bibliotheekbestuur maar met het rijk moet
iedden, dat kan je als gemeentebestuur niet stellen. Hier is duidelijk een algemeen belang in het ge
ding waarvoor de gemeente op de ketting moet springen. Dat is wat ik hier zo ongeveer van kan zeg
gen. Concrete toezeggingen kan ik onmogelijk doen.
Wat de opmerking van de heer Heidinga betreft, er wordt nu om een voorbereidingskrediet ge
vraagd. Ik ben het met hem eens dat, wanneer wij later bij de raad komen, het wel verstandig is te
zeggen: Voor zoveel en niet meer. (De heer Heidinga: Dat bedoel ik niet precies. Ik zou graag willen
dat u dat goed naar de architect doorspeelt want anders moeten wij betalen. De voorgeschiedenis m.b.t.
de Beurs kwam even bij mij boven.) Ja, uw opmerking is terecht. (De hear Miedema: Wy hawwe learjild
bi te lie.) U haalt mij de woorden uit de mond. Ik wilde net zeggen: Wij hebben daar natuurlijk enige
ervaring mee en dat betekent dat wij hiermee gezien deze ervaring voorzichtiger moeten zijn dan ooit.
De heer Buising: Ik ben het wel met u eens dat het erg moeilijk is om definitieve toezeggingen om
trent termijnen te doen. Hoe het met de A.C.W. komt weet natuurlijk niemand op dit moment. Ik kijk
echter toch een klein beetje anders tegen de brief met de datum aan dan de wethouder. Ik geloof - zo
leeft dat, dacht ik, ook in het bibliotheekbestuur - dat die datum van 1 januari 1 977 voor welke datum
dat plan klaar moet zijn wel een tamelijk harde datum is. Wat de datum van medio 1980 betreft, die
datum hebt u zelf in het beleidsplan gezet. Het is logisch dat het bibliotheekbestuur daar dan van uit
gaat. Als u 1981 had gezegd had men ook geen nee kunnen zeggen. Enfin, hier laat ik het maar bij.
De heer Ten Brug (weth.): Hier moet geen misverstand over wezen, er staat in de brief van de in
spectie dat er voor 1 januari 1 977 een concreet en aanvaardbaar .plan moet zijn. Er staat dan bij: „Te
vens zal dan de realisering van dit plan gewaarborgd moeten zijn binnen een redelijke termijn." U hebt
net zelf gehoord welk een belangrijke stem het rijk daarin heeft. Er is inderdaad in het beleidsplan voor
23
1978 een bedrag opgenomen voor de bibliotheek maar daarbij is uitgegaan van A.C.W.-subsidie; dat is
nog een probleem er omheen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 24 (bijlage no. 244).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 25 (bijlage no. 245).
De Voorzitter: Ik geef eerst even het woord aan weth. De Vries om een aanvullende mededeling te
doen.
De heer De Vries (weth.): Wij hebben er in het slot van de raadsbrief melding van gemaakt dat ons
uit informatie is gebleken dat de provincie bereid is van het ontbrekende tekort van 36.00G,
18.000,-- subsidie te verstrekken. Deze mededeling blijkt helaas niet juist te zijn. De provincie
heeft het gedeeltelijk af laten weten, die heeft niet de helft van het bedrag voor zijn rekening wil len
nemen maar 15.000,--. Daarom is het op hef ogenblik zo dat er van de 36.000,-- door de provincie
15.000,wordt gedekt en dat er een gaf is van 21 .000,Ik zou op dit moment graag een voor
stel van orde willen doen om in de tweede koffiepauze de leden van het college in de gelegenheid te
stellen nog even de koppen bij elkaar te steken om na te gaan of wij eventueel zelf nog met een voor
stel hierover bij de raad zouden kunnen komen.
De Voorzitter: Ik stel voor deze suggestie van weth. De Vries te volgen. Dit punt komt direct na de
tweede pauze weer aan de orde; dan weef u hoe het college er over denkt.
Punten 26, 27 en 28 (bijlagen nos. 242, 233 en 234)
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
Punt 29 (bijlage no. 229).
Mevr. Brandenburg—Sjoerdsma: Van de gemeenteraad wordt vandaag gevraagd in te stemmen met hef
rapport van de voorlopige commissie Samenwerking Leeuwarder Ziekenhuizen. In het rapport wordt op
overzichtelijke wijze nog eens de geschiedenis met al zijn ups en downs beschreven. Ik ga daar nu ver
der niet op in. ledereen, ook buiten de raad, die daar bij betrokken is of daarin geïnteresseerd is kan
daarvan op de hoogte zijn. Alleen één ding is mij opgevallen bij het doorlezen van hef rapport nog de
ze week en dat is dan toch dat weer eens gebleken is welk een groot voordeel het was dat ook de ge
meentelijke overheid door hef bezit van een ziekenhuis in deze fusie meespeelde, want natuurlijk wa
ren bij hef vastlopen van de besprekingen - en dat is enige keren gebeurd - alle drie de partners er
zich wel van bewust dat zij het zich niet konden veroorloven om eeuwig het been stijf te houden maar
een gemeentebestuur kan gemakkelijker - hef is daartoe ook verplicht omdat zijn verantwoordelijkhe
den uiteindelijk anders liggen - initiatieven ontplooien om de zaak weer op gang te brengen. Voor het
feit dat wij met elkaar tof zo ver gekomen zijn wilde ik in het bijzonder onze dank uitspreken aan de
Inspecteur voor de Volksgezondheid, de heer Kijlstra, die steeds weer bereid was het voorzitterschap
op zich te nemen. Voor het formuleren van de ontwerp-overeenkomsf is de afdeling K.A.Z. een grote
steun geweest.
Waar wij nu naar toe moeten werken is de eindfase, één ziekenhuisinstituut op 2 lokaties met op
beide lokaties een dienstenpakket groter in kwalitatieve en kwantitatieve zin dan het gemiddelde Ne
derlandse streekziekenhuis. Dit rapport geeft de werkwijze aan en bevat de instrumenten om zo ver te
komen. Over de eindsituatie is in de vorige raadszittingen al gesproken. De raad gaf toen te kennen de
voorkeur te geven aan een stichting die in aanmerking komt voor een aanwijzing als bedoeld in artikel
B3 van de Algemene Burgerlijke Pensioenwet. De andere ziekenhuizen zijn daarmee akkoord gegaan.
Het bereiken van deze B3-sfichfing is in de taakstelling van de nu te vormen commissie opgenomen. Dat
deze commissie geen rechtspersoonlijkheid bezir maar steunt op de bestaande ziekenhuisbesturen lijkt
ook ons de meest logische oplossing in deze fase.
Op de taakstelling wil ik dan nu even ingaan. Wij onderschrijven waf daarover in hef rapport
staaf, maar zouden willen dat t.a.v. de aanvraag voor nieuwbouw een tijdslimiet werd ingebouwd. Het