10
De Voorzitter: Ik geloof niet dat het nodig is dat ik erg diepgaand inga op de verschillende be
schouwingen die vanuit de raad zijn gegeven. Er zijn twee hoofdpunten die in zekere zin controversieel
zijn zoals vele problemen in het leven. In de eerste plaats is er een ontwikkeling gaande dat er heel
veel voor te zeggen valt om gebruik te maken van de technische middelen die de wetenschap ons geeft
om daarmee zo goed mogelijk gedocumenteerd en zo goed mogelijk geïnformeerd beslissingen te nemen
waar de samenleving in toenemende mate om vraagt; het wordt ook steeds urgenter dat de beslissingen
die wij met elkaar nemen zo goed mogelijk gefundeerd zijn. Uit dien hoofde - en dat wordt, dacht ik,
nauwelijks door iemand ontkend - is de kwestie van het verzamelen van gegevens via computers, het
automatiseren van administraties een noodzakelijk feit. Het is niet voor niets dat zowel bij de centrale
overheid, bij de provinciale overheid als bij de gemeenten dit probleem op het ogenblik in discussie is
en dat misschien noodgedwongen, zou ik willen zeggen, in toenemende mate van deze middelen ge
bruik wordt gemaakt. Men doet dit niet zo maar. Er heeft zeer uitvoerig overleg plaats tussen rijksover
heid, provinciale en gemeentelijke overheden alsook samen met b.v. de nutsbedrijven die ook bezig
zijn na te gaan op welke wijze zij hun vrij ingewikkelde administraties moeten automatiseren. Wat dat
punt betreft valt dus nauwelijks te ontkennen dat ook wij er niet aan zullen kunnen ontkomen. Dat de
heer De Greef zo weinig begrepen heeft van de noodzaak te dien aanzien kunnen wij niet helpen; hij
heeft waarschijnlijk alleen de dingen er uit gepikt die hij in zijn betoog kon gebruiken. Als hij de ver
schillende redenen bestudeert die zowel door ons - in het gele rapport b.v. - maar ook elders worden
gegeven voor het waarom van deze automatisering dan is het heel duidelijk dat het niet een hobby is en
dat het niet een gebruiken is omdat het nu eenmaal aangeboden wordt en omdat techniek nu eenmaal
gebruikt moet worden, een aantal uitdrukkingen die hij in zijn betoog gebruikte. Dat is natuurlijk niet
waar, het is gewoon een harde noodzaak die ons er toe brengt om, willen wij mee komen, willen wij
goede en goed gefundeerde beslissingen kunnen nemen en willen wij tijdig over voldoende materiaal
beschikken - daar vraagt de heer De Greef ook steeds om bij de discussies in deze raad -, tot automati
sering over te gaan. Als hij in zijn betoog voorbeelden geeft en daarbij o.a. verwijst naar auto's - er
zijn nog een hele serie aanvullingen te geven op zijn opsomming; ik denk aan radio, televisie, koffie
zetapparaten, wasmachines enz. enz. - en zich afvraagt of wij daar zonder kunnen dan moet ik hem
toegeven dat dat mogelijk is; er zijn inderdaad nog steeds gebieden in onze wereld waar men zonder
dat soort dingen leeft. Vroeger heeft men er hier ook zonder geleefd; dus leven als zodanig kan je zon
der al deze dingen wel Maar ik geloof dat wij in een zodanige maatschappij leven dat je niet zonder
meer kunt zeggen: Laten wij daar maar niet aan mee doen. Ik dacht dat wij als bestuur ook tekort
schieten als wij op dit moment een dergelijk standpunt in zouden nemen en dat wij, althans door het
overgrote deel van de samenleving, niet begrepen zouden worden. Dat is één facet.
Dan het andere. Terecht is in deze raad, zowel in vroegere discussies als vanavond, gewezen op
de gevaren, op de risico's die er zijn bij - mag ik het wat algemeen stellen - het in toenemende mate
gegevens verzamelen en vooral bij het in toenemende mate op centrale punten bijeen hebben daarvan.
Ik geloof dat het ook een goede zaak is dat wij hier maar niet zonder meer volgen wat de techniek mo
gelijk maakt maar dat wij ons er heel ernstig op bezinnen hoe wij dit alles met zo goed mogelijke
waarborgen kunnen omringen, zodat er geen misbruik van zal worden gemaakt noch onder de huidige
omstandigheden noch onder totaal andere omstandigheden. Daar zijn wij het allemaal wel over eens,
dacht ik; wij hebben niet contre coeur ongeveer een jaar geleden besloten om hier dieper in te dui
ken en daarvoor een commissie in te stellen uit de raad die zich hier nader op zou beraden. Dat was
ook aan deze kant van de tafel de reden waarom wij - hoewel wij overtuigd waren dat wij ons, om de
redenen die ik zopas noemde, op deze weg moeten bewegen - niet een klemmend beroep op u hebben
gedaan om onmiddellijk te beslissen, maar vrij gemakkelijk meegegaan zijn met de suggestie om dit nog
eens nader te bestuderenHet is mij uit hoofde van mijn bestuurslidmaatschap vande V.N.G. en nog een
aantal nationale organisaties bekend dat op dit ogenblik ook in andere samenwerkingsverbanden waarin
ook gemeenten een meer of minder grote rol spelen hier niet zonder meer maar aan voorbij gegaan
wordt, deze problemen worden zeer ernstig onder ogen gezien. U hebt uit de stukken die u zijn ver
strekt kunnen zien dat ook het CEVAN - het apparaat van de gemeenten met elkaar dat hiermee bezig
is - tracht zoveel mogelijk waarborgen in te bouwen m.b.t. de gevaren die op zich inderdaad bestaan
t.a.v. gegevens op centrale plaatsen. Die gevaren bestaan ook vandaag de dag al. Mevr. Smit heeft dat
zeer terecht gezegd; ook vandaag de dag zijn massa's gegevens over personen op centrale plaatsen bij
elkaar; die kunnen er in een mum van tijd uit gedraaid worden. Laten wij dat ook heel duidelijk stellen
want dat is gewoon een feit. Het enige verschil is dat wat meer gegevens op centrale punten snel te
voorschijn gebracht zullen kunnen worden. Wij moeten dat inderdaad met de grootst mogelijke waarbor
gen omringen. Ik ben er ook verheugd over dat ik heb kunnen lezen dat b.v. het CEVAN hier veel aan
dacht aan schenkt en reële pogingen doet om redelijke waarborgen in te bouwen.
Ik kom dan bij onze commissie. Toen wij in het college vanb>. en w. de voorstellen hebben bespro
11
ken die de commissie heeft gedaan hebben wij van harte in kunnen stemmen met deze voorstellen. Ook
wij onderstrepen graag dat het goed is dat het niet zonder meer een ambtelijke zaak is, maar dat er
voortdurend vanuit de raad bestuurders mee verantwoordelijkheid dragen en nauwlettend volgen wat er
gebeurt, wat wij' aan het doen zijn en welke waarborgen wij inbouwen t.a.v. de bestaande risico's. Wij
hebben u nu daaromtrent een aantal voorstellen gedaan. De heer De Pree heeft gevraagd hoe hij de uit
drukking „in het bijzonder" moet interpreteren in II, lid 1 van het besluit m.b.t. het instellen van de
commissie. Naar mijn mening moet u dat zo interpreteren - de woorden „in het bijzonder" wijzen daar
ook op; anders hadden die woorden er niet moeten staan - dat de privacy-aspecten in de eerste plaats
komen. Ik zou bij deze namens het college willen verklaren dat deze zaak ruim geïnterpreteerd moet
worden en niet eng. De heer De Pree heeft in zijn betoog gesteld dat het in het voorstel gaat om een
commissie voor de bevolkingsadministratie maar dat wij ons daar niet toe moeten beperken. Ik ben dat
met hem eens. Op het moment is de situatie zodanig dat bij datgene wat wij doen de lijnen stellig
steeds verband houden met de bevolkingsadministratie; als in de toekomst zou blijken dat deze om
schrijving inderdaad te eng is - wij hebben er, dacht ik, nu geen behoefte aan om het ruimer te stel
len - dan staan wij er voor open met de raad overleg te plegen om dat ruimer te omschrijven. Op dit
moment is het met de door mij gegeven interpretatie niet nodig een verandering aan te brengen. Ik ge
loof dat ik hiermee kan volstaan.
Ik zou op de diverse betogen in kunnen gaan, maar het draait allemaal om het punt - niemand
heeft dat ontkend behalve de fractie van Axies - dat er toch wel een zekere behoefte bestaat aan het
snel kunnen verkrijgen van gegevens. In de raad is vrij algemeen een zekere vrees naar voren gekomen
m.b.t. de gevaren van automatisering en is beklemtoond dat wij redelijke waarborgen moeten inbouwen
zodat hier niet een ontwikkeling ontstaat dat onder welke omstandigheden dan ook te gemakkelijk en te
snel op verkeerde wijze van de gegevens gebruik kan worden gemaakt. Daar zijn wij het mee eens. Ik
geloof dat wij met elkaar - zowel u als wij; vandaar het instellen van deze commissie ook als trait
d'union tussen de raad en ons - een zekere verantwoordelijkheid dragen. Als wij dit nauwlettend blijven
volgen dan geloof ik dat het het meest juiste besluit is om op dit moment, erkennende dat er bepaalde
bezwaren zijn die ook vanuit de raad nu tot ons komen, wel te aanvaarden hetgeen wij na dit uitvoerige
overleg aan u hebben voorgelegd.
De heer De Greef: U heeft gezegd dat de samenleving vraagt om automatisering, automatisering is
een noodzakelijk feit. Ik herhaal dat letterlijk, net zoais ik in mijn betoog weliswaar geselecteerd heb
maar niet zodanig dat ik misvormd heb. Wat ik bedoeld heb in mijn betoog is niets anders dan vraagte
kens zetten bij wat wij aan het doen zijn, vraagtekens zetten bij automatisering van de bevolkingsad
ministratie. Dat u betwijfelt of mijn vraagtekens wel goed gesteld zijn is uw zaak. Ik behoud mij het
recht voor om die vraagtekens te zetten; dat kunt u anders waarderen. Wat wij bedoelen is dat wij niet
zonder meer in die noodzakelijkheid stappen, wij willen ons vragen stellen bij wat wij doen. Wij doen
dat omdat wij dat behoorlijk noodzakelijk vinden. Waarom? Wij gaan hier om met informatie, informa
tie die wij bestemmen voor allerlei doeleinden, m.n. voor de taken die de lokale overheid zijn gesteld.
En tijdens de commissievergaderingen is er voor mij niet uit gekomen dat wij inderdaad vanwege een
zekere efficiency of vanwege koppeling deze automatisering zouden moeten doorvoeren. Dat is altijd
bewust ontkend. (De heer Ten Brug (weth.): Dat is onzin.) Daarom vind ik het een merkwaardige zaak
dat er vanavond zo sterk op wordt gewezen. Verwerking van administratie moest gescheiden worden be
keken, verwerking van administratie was niets anders dan een omzetten van gemechaniseerd in geauto
matiseerd. Alleen de snelheid van die informatie is niet belangrijk, belangrijk is dat informatie met el
kaar kan worden verbonden. Daar zijn wij niet tegen, alleen moet het wel zeer duidelijk worden ge
maakt. En wij zijn er niet zo van overtuigd dat het op deze manier zo duidelijk wordt gemaakt. Inge
speeld wordt ook nog op angstgevoelens die leven bij mensen; een aantal sprekers hebben dat ook dui
delijk gemaakt. Voor hun is daarmee de kous af. Wij zouden willen zeggen dat privacy één van de
schaarse goederen is in onze samenleving en niet de zwakte van sommige mensen, zoals wel eens wordt
gesteld. Wij zijn er voor om in ieder geval dat stukje zwakte, dat stukje individualiteit te beschermen
zonder - en dat wordt wel eens gesuggereerd door een aantal fracties - dat wij zonder meer overal te
gen zouden willen zijn. Dat is niet waarom het gaat, dat is mystificatie. Wat wij willen is dat wij
exact goed weten wat wij doen. Dat is ook wat wij het college vragen. Daarom hebben wij een motie
gemaakt waarin wij vragen om een door de raad ingestelde commissie die het college kan adviseren
over automatiseringsvraagstukken die betrekking hebben op administraties waarin persoonsgegevens
voorkomen met het oog op bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Waarom vragen wij dat? Niet
omdat wij denken dat er in de keuken van b. en w. gerommeld wordt, nee, wij vragen om een commis
sie uit de raad te laten nadenken met het college en de ambtenaren over de toekomst van de automati
sering in Leeuwarden. Ik dacht dat dat een beschaafde vraag was. Wij willen dat te meer omdat wij zelf