10
Punt 13a (bijlage no. 275).
De Voorzitter: Dit aanvullende agendapunt betreft de aanwijzingsprocedure voor een architect
voor het herbouwplan van het gebied Linnaeusstraat en omgeving. Ik moet u meedelen dat over dit punt,
nadat dit stuk is verschenen en in bredere kring bekend is geworden, nogal wat opmerkingen bij het
college zijn binnengekomen. Dit is, na overleg dat wij vanmorgen hebben gevoerd, aanleiding geweest
te besluiten dit punt van de agenda af te voeren. Wij willen ons graag opnieuw beraden over de ver
schillende opmerkingen die binnengekomen zijn. Wij stellen ons voor de Commissie Woningbedrijf en
de Commissie Openbare Werken nog nader te horen. In een van de eerstvolgende vergaderingen van de
raad zal dit punt dan opnieuw aan de orde worden gesteld. Het punt wordt dus thans van de agenda af
gevoerd.
Punten 14, 15 en 16 (bijlagen nos. 266, 265 en 270).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
Punt 16a (bijlage no. 276).
De heer De Pree: Mijn fractie gaat akkoord met de voorgestelde tariefwijzigingen voor het Muziek
instituut. Ik zou hier echter wel een aantal vragen aan vast willen koppelen. Wij zijn het eens met de
filosofie die de laatste jaren achter de vaststelling van de tarieven zit, maar ik heb een paar vragen
n.a.v. die filosofie want ik wil graag weten of die filosofie ook werkt in de praktijk en dan naar twee
kanten toe. Het is duidelijk dat het de bedoeling is dat er progressie zit in de tarieven voor het Mu
ziekinstituut zodat de tarieven ook relatief het hoogste zijn voor de mensen met de hoogste inkomens.
Daardoor komt er geld binnen, zou je kunnen zeggen, waardoor het mogelijk wordt om de tarieven
voor de lagere inkomensgroepen zo laag mogelijk te houden. Nu heb ik twee vragen aan de wethouder;
ik weet niet of hij ze nu kan beantwoorden, anders zou het binnenkort kunnen. De eerste vraag is of
er iets bekend is over de sociale samenstelling, het sociale milieu van degenen die lessen volgen op
het Muziekinstituut en of het waar is dat, wat wij dan allemaal hopen, m.n. de tarieven zo zijn dat de
lagere inkomensgroepen daardoor niet een barrière vinden om naar het Muziekinstituut te gaan. De
tweede vraag is of er iets over bekend is hoe het gaat met de andere groepen die in een hogere tarief
groep vallen. Het is n.l. zo dat ik een beetje bang ben - ik meen dat mevr. Visser bij een vorige ge
legenheid een soortgelijke opmerking maakte - dat wij ons uit de markt prijzen. (De heer Ten Brug
(weth.): Integendeel.) Ja, u bedoelt het precies omgekeerd, maar u hebt dezelfde woorden gebruikt;
ik maak nog wel duidelijk hoe ik het bedoel. Als ik het goed heb uitgerekend dan zit je bij de indivi
duele lessen per lesuur bij de hoogste tarieven toch al boven de 20, Als je dat vergelijkt met
particuliere tarieven dan heb ik het gevoel dat je daar dan niet ver onder zit. Dreigt dan niet het ge
vaar dat wij ons uit de markt prijzen met het Muziekinstituut waardoor dan onze hele filosofie naar de
knoppen gaat omdat dan m.n. de hogere tarieven niet meer betaald worden? Als die groep te klein
wordt komt er geen geld binnen om de lagere tarieven laag te houden, waardoor je die lagere tarieven
zou moeten verhogen. Het zijn dus twee vragen: Hoe zit het met het aantal leerlingen uit de lagere
inkomensgroepen en hoe zit het met het aantal leerlingen uit de hoogste inkomensgroepen?
De heer Schaafsma (weth.): Beide vragen zijn vorig jaar ook gerezen. Ik was toen de "dritte im
Bunde ik was dan degene die de heer De Pree abusievelijk met mevr. Visser verwisselde t.a.v. de
hoogte van het tarief. Ik heb de zaak laten nagaan. Het is zo dat het merendeel van de bezoekers van
de muziekschool nog altijd in de hoogste tariefgroepen voor komen en dat betekent dus dat wij t.a.v. de
exploitatie van de muziekschool gezien de filosofie die de heer De Pree voorstaat in ieder geval wel
goed zitten. Je kunt natuurlijk niet helemaal exact gaan werken, er zijn twee dingen die daarbij be
keken moeten worden. Het optrekken van de inkomensgroepen en het optrekken van de schoolgeldmaat
staf is een beiekende gok, laat ik het zo zeggen, om gelijke tred te houden met datgene wat beoogd
wordt. De cijfeis van dit moment kunnen natuurlijk wel worden vergeleken met die van vorig jaar en
dan kan je zeggen: Het lijkt er op. Het lijkt er ook inderdaad op omdat wij dus geen noemenswaardig
verloop zien in de hoogste tariefgroep, dat zeker niet. Aan de andere kant blijft het natuurlijk altijd
nog natte vingerwerk of op deze wijze de zaak optimaal gaat werken. Hoe je dat zou moeten onder
zoeken is voor mij nog een raadsel en ik dacht voor velen.
De heer De Pree: Hoe zit het met de lagere inkomensgroepen? Bij mijn fractie is het toch zo dat
wij er op mikken met het Muziekinstituut dat er zoveel mogelijk mensen uit alle inkomensgroepen en
milieus, dus ook de financieel gezien lagere milieus, heen kunnen.
II
De heer Schaafsma (weth.): Er zijn op het ogenblik een kleine 50 leerlingen die in de laagste
schoolgeldmaatstaf vallen; daar staat tegenover dat wij er een kleine 250 hebben in de hoogste school
geldmaatstaf. Daar tussenin zitten, gezien het uitrekken dat wij de vorige keer gedaan hebben, zoveel
groepen dat het erg moeilijk is u nu alle cijfers te geven, maar die kunt u nog wel in detail krijgen.
Het feit bl i jft dat de aantal I en op zichzelf niet al les zeggen. Je weet n.l. niet in hoeverre het tarief
een drempel is; er kunnen ook andere oorzaken zijn die drempels doen ontstaan. Maar er is op dit mo
ment geen noemenswaardige verschuiving in het patroon van het bezoek als gevolg van de verhoging
van de tarieven wat betreft de inkomensgroepen en daar ging het in feite om.
De heer De Pree: Misschien kan er bij de begrotingsbehandeling op terug gekomen worden. Ik zou
wel graag van de wethouder de cijfers hebben waar hij over sprak. (De heer Schaafsma (weth.): Dat kan
ik u wel toezeggen.) Fijn.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 17 (bijlage no. 264).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 17a
De heer Heidinga: Het rapport, aan de raad uitgebracht door de commissie belast met het onder
zoek der geloofsbrieven, luidt:
"Krachtens aanwijzing van de voorzitter van uw vergadering hebben ondergetekenden, O. Hei
dinga en H. ten Hoeve, de geloofsbrief onderzocht van het nieuw benoemde lid van de raad, de heer
D.E. Heere. Het tot de commissie behorende lid J. de Jong heeft door verblijf in het buitenland niet
aan bovenvermeld onderzoek deelgenomen. De heer Heere is bij besluit van 13 juli 1976 van de voor
zitter van het Centraal Stembureau ter verkiezing van de leden van de gemeenteraad benoemd ver
klaard tot lid van de raad. De geloofsbrief met bijbehorende stukken is door de benoemd verklaarde
binnen de door de wet gestelde termijn ingezonden. Uit de ingezonden verklaring of op andere wijze
is ons niet gebleken dat de benoemd verklaarde op het tijdstip waarop over zijn toelating moet worden
beslist een met het raadslidmaatschap onverenigbare betrekking bekleedt. Voorts heeft de burgemees
ter aan uw raad een uittreksel uit het bevolkingsregister overgelegd waaruit blijkt dat de benoemd ver
klaarde zijn werkelijke woonplaats in de gemeente heeft. Wij kunnen uw vergadering derhalve rappor
teren dat wij de geloofsbrief met bijbehorende stukken in orde hebben bevonden. Daar overigens geen
omstandigheden bekend zijn op grond waarvan de benoemde niet zou kunnen worden toegelaten mogen
wij u adviseren de heer D.E. Heere toe te laten als lid van de raad der gemeente Leeuwarden."
De brief aan de gemeenteraad is ondertekend door de heer Ten Hoeve en door mij.
De raad besluit overeenkomstig het voorstel van de commissie.
Punt 18a (bijlage no. 258).
Voordracht:
1 de heer C.G. van Ommeren te Enter;
2. de heer F. Houtkoop te Dokkum
Benoemd wordt de heer Van Ommeren met 28 stemmen (de heer Houtkoop 3 stemmen, 1 stem on
geldig).
Punt 18b (bijlage no. 274).
De heer Ten Hoeve: Een kort vraagje. Wordt de Commissie Openbare Werken uitgebreid?
De Voorzitter: De V.V.D.-fractie heeft i.v.m. het feit dat de heer Schaafsma wethouder en de heer
Bijkersma raadslid is geworden een aantal wijzigingen voorgesteld die geen invloed hebben op de
plaatsen die de V.V.D.-fractie op dit moment inneemt in de verschillende commissies. Dat betekent in
concreto als antwoord op uw vraag dat de heer De Jong zich heeft teruggetrokken als lid van de Com-