24
komende 10 jaren. Aangezien laatstgenoemd tekort van 3 miljoen echter ongeveer tweemaal zo hoog is
als het tekort waarvoor dekking in het beleidsplan is aangegeven- daar staat n.landerhalf mil joen
aangegeven - "is het hierboven aangegeven tekort op de uitvoering van het rehabilitatieplan de Kamp
te hoog en zou het met de helft moeten worden verminderd." Deze laatste zin staat niet in de raads-
brief. Ik zou willen vragen - ik neem aan dat weth. Rijpma hier over gaat Gaat dit nu voor alle
rehabil itatieplannen gelden of wordt dit alleen van toepassing verklaard voor de Kamp? Ik zou er n.l
niet veel voor voelen om een beleid te gaan voeren van: Die lijst rehabilitatieplannen hebben wij,
wij hebben maar voor de helft dekking, dus het tekort op alle rehabilitatieplannen moet tot de helft
teruggebracht worden. Dat valt een beetje te lezen uit de nota die bij de raadsbrief hoort. In de raads-
brief staat onder Stedebouwkundig aspect: "In het advies van de Dienst Stadsontwikkeling komt naar
voren dat de in het rapport van de bewoners aangegeven nieuwe bebouwingssituatie fraai noch lelijk is.
Zij roept wel sympathie op en verdraagt zich goed met het oude dorp. Geconcludeerd wordt dan dat
uit stedebouwkundig opzicht geen bezwaar behoeft te bestaan tegen het behoud van de Kamp, terwijl
er gezien het vorenstaande emotioneel wel aanleiding toe bestaat." De conclusie van b. en w. op dit
kleine stukje stedebouwkundig aspect is dan: "Deze conclusie - waar wij overigens wel mee kunnen
instemmen - houdt echter wel in dat er geen zwaarwichtige stedebouwkundige redenen zijn tot hand
having van het gebiedje." In plaats van "stedebouwkundige" redenen tot handhaving zou je ook kun
nen zeggen "dorpsbouwkundigeredenen tot handhaving. Ik weet wel dat wij onder stedebouw ook
dorpsbouw verstaan, maar ik dacht dat er m.n. voor dit gebied toch heel andere normen aangelegd zou
den moeten worden dan voor de geijkte stedebouw die wij plegen. In de pas vastgestelde Monumenten
nota staat: "Bij de aandacht voor de monumentenzorg in de Leeuwarder binnenstad dient aandacht voor
de belangrijke kernen van de Leeuwarder dorpen niet over het hoofd te worden gezien, waarbij voor
de kern van Wirdum zelfs zou kunnen worden overwogen te trachten tot een zekere bescherming te ge
raken." Hoe hanteert u nu zo'n uitspraak, zo'n conclusie waar de raad zich kort geleden achter heeft
gesteld, in relatie tot dit voorstel Ik ben daar erg benieuwd naar, want dan kunnen wij meteen eens
zien hoe de Monumentennota in de praktijk wordt toegepast en welk gewicht die heeft.
De heer J. de Jong: Er is al vele malen in de raad gesproken over de Kamp te Wirdum. Als ik nu zo
luister naar wat hierover vanavond gezegd is en naar wat hierover in de Commissie Ruimtelijke Orde
ning gezegd is dan beluister ik dat men van de zijde van de P.v.d.A. stelt: Laat de riolering doorgaan
en geef de bevolking een kans om met een onderzoek aan te tonen dat er mogelijkheden zijn. Zo komt
het tenminste op mij over. Van de kant van het C.D.A. heeft de heer Heidinga de zaak bepleit; ik zou
haast zeggen, het C.D.A. gaat grotendeels met het plan van het college mee, maar geeft nog enige
ruimte. Ik vind echter dat hetgeen de heer Heidinga hier stelt haast een raadsbrief op zich is die je
toch wel even onder ogen zou mogen hebben om er over te kunnen oordelen. Onze mening is deze. Er
wordt in de raadsbrief duidelijk gesteld dat veel oudere bewoners van Wirdum het niet een prettige
zaak vinden zoals men de Kamp denkt te saneren of althans tijdelijk denkt op te knappen. De kosten
die hieraan verbonden zijn spelen hierbij natuurlijk een grote rol. Ik geloof dat het zo is dat wij de
Kamp moeten laten zoals die is. Daar bedoel ik niet mee: Laat maar liggen die zaak. Ik bedoel er dit
mee. De gemeente heeft daar enkele percelen verworven. Laat die zaak nu eerst eens keurig netjes op
knappen; sloop die boellaat het netjes achter en geef de bewoners een kans om met een nader onder
zoek aan te tonen dat er mogelijkheden zijn. Waarom moeten wij vandaag de dag altijd staan te drin
gen om te beslissen wat een ander moet. Laat deze mensen met rust. Ik geloof dat een stuk particulier
initiatief in de loop van enige jaren - ik kan hier 10 jaar voor noemen of 15 jaar - zeer zeker tot
resultaat zal hebben dat er hier en daar stukjes vrij komen. Die stukjes worden dan vanzelf bebouwd.
De kleinschaligheid die dit gebiedje heeft krijgen wij met nieuwbouw nooit en te nimmer terug. Ik ben
van mening dat je, wanneer je hier begint te saneren op welke wijze dan ook, zonder meer het dorp
zoveel geweld aandoet dat Wirdum Wirdum niet meer is. Ik vind dat over het algemeen het bezwaar
voor de meeste dorpen waar men hier mee begint; je kunt het wijd en zijd om je heen zien. Ik acht dit
niet juist en ik geloof dat de enig juiste manier om dit te voorkomen is om, zoals vroeger dorpen en
steden werden gebouwd, niet in een lange rij te bouwen, dus geen eentonige bouw. Waar zijn n.l. de
steden uit voortgekomen? Omdat Jan naast Piet bouwde en zijn eigen mening kon geven en zijn eigen
bouwwerkje kon maken. Dat is de fleur en dat is wat wij vandaag de dag in de steden zo graag be
waard willen hebben. De dorpen proberen wij op deze manier af te breken en ik ben daar tegen.
(Applaus op de publieke tribune)
De heer Rijpma (weth.): In wezen is het voorstel dat voor u ligt uit nood geboren; De raad heeft
het dorp de gelegenheid willen geven om te inventariseren op welke wijze de Kamp aangepakt zou
moeten en kunnen worden. Daaruit is een bepaald rapport gevolgd, daaruit is een bepaalde cijferop
jtCSuUl?*!
25
stelling gevolgd. Met name die cijferopstelling is voor hef college aanleiding geweest om voor te stel
len niet tot rehabilitatie over te gaan maar aan de bewoners de gelegenheid te geven met behulp van
een toekomstige subsidieregeling nog een aantal jaren zo goed mogelijk in dit gebied te blijven wonen.
De situatie in de Kamp is wat gecompliceerd. Er ligt een bestemmingsplan. Dat betekent o.a. dat wat
de heer De Jong zegt: Zorg dat er kleine bouwterreintjes komen dan zal het proces van herstel zich
vanzelf wel weer inzetten, niet mogelijk is wanneer wij niet een beslissing nemen t.a.v. de Kamp. Dan
zullen wij een van tweeën moeten doen, of voor de Kamp een bestemmingsplan maken dat deze ontwik
keling mogelijk maakt of - ik weet niet precies of die mogelijkheid aanwezig is - voor dit gebied de
bestemmingsregeling die er bestaat intrekken en louter de Bouwverordening van toepassing te doen zijn.
Zoals het er nu bij ligt mag er in de geest zoals de heer De Jong heeft gezegd niet gebouwd worden.
Elke bouwvergunning zou in strijd zijn met wat de heer De Jong wil. Als wij een ontwikkeling zoals
door meerderen aangehaald is mogelijk zouden willen maken dan zullen wij wel een aantal stedebouw
kundige maatregelen moeten voorbereiden. Ook als wij de rehabilitatieregeling op dit gebied van
kracht willen verklaren, zoals de heer Van der Wal wil, zal de rehabilitatieverklaring voorafgegaan
moeten worden door een stedebouwkundige maatregel. Het voorstel van b. en w. is ingegeven door hun
zorg voor de financiële consequenties van dit gebied. Het gaat niet aan om uitsluitend te wijzen naar
de ongeveer 60.000,die nodig is om de woonomgeving een bepaald karakter te geven. Zoals de
zaak er op dit moment voor staat is het zo dat, wil er van rehabilitatie sprake zijn, de gemeente de
tehabilitatie zal moeten verzorgen omdat de bewoners die er zijn niet in staat zijn of niet bereid zijn
tot zelfstandige rehabilitatie. Daar zit dan een nieuwe financiële pijn. De kosten die gemaakt moeten
worden om de woningen weer in een bewoonbare toestand te brengen, brengen vanaf het tiende tot en
met het vijfentwintigste jaar een negatief saldo met zich mee. Tot aan het tiende jaar is de subsidie
regeling zodanig dat de rehabilitatie qua kosten net uit kan. Wanneer het subsidie in het tiende jaar
weg valt komt het totale negatieve saldo voor rekening van de gemeente. Dat betekent dat er financie
ringsmiddelen moeten worden aangetrokken en dat moet gebeuren tot aan een moment waarop zeker al
weer nieuwe kostenfactoren een rol gaan spelen. Deze financiële berekening gaaf er bovendien van uit
dat de 8% huurverhoging gedurende die 25 jaar ongestoord verder gaat. Dan kom je tot een afweging
van prioriteiten. De conclusie van het college is dan geweest dat wij in de afweging van prioriteiten
moeten zeggen: Het geld dat beschikbaar is zullen wij niet hier moeten besteden. De raad mag daar
anders over denken, maar men moet wel weten dat het bij het afwegen van de prioriteiten zo is dat,
als men het hier besteedt, het voor een ander gebied niet beschikbaar is. Het is de raad uit de beleids
voorstellen van b. en w. voor 1 977 en verder duidelijk dat het bedrag dat per jaar voor rehabilitatie
beschikbaar is in wezen een minimaal bedrag is. Uit de verdere raadsstukken zult u gezien hebben dat
het aannemen van een aantal rioleringsvoorstellen voor Oldegalileën en Huizum-Dorp betekent dat het
negatieve saldo voor 1976 reeds gedekt moet worden uit het Stadsvernieuwingsfonds en dat alle andere
beslissingen die genomen moeten worden voor de op dit moment onder handen zijnde rehabilitatieplan
nen ten laste zullen moeten komen van het nog door u vast te stellen bedrag van ongeveer 1,5 miljoen
voor 1977. In de stukken staat - dat hebben b. en w. niet als motivering genomen -: Je zou de sugges
tie kunnen volgen die uit het stadsvernieuwingsbeleid naar voren is gekomen, n.l. ga van 1,5 miljoen
per jaar aan rehabilitatie-investeringen naar 3 miljoen per jaar, dan verder naar 4,5 miljoen en over
een aantal jaren naar 5 miljoen; b. en w. hebben die suggestie niet gevolgd, b. en w. hebben slechts
dekking weten te vinden voor 1,5 miljoen. Je kunt nu twee kanten uit. Je kunt het tempo vol blijven
houden en elk plan minimaliseren, je kunt ook de beslissing nemen dat je wat de plannen betreft moet
temporiseren en de gebieden die onder handen komen wel sober maar zo goed mogelijk een nieuw ge
zicht geven. Op dat punt zullen nog uitspraken moeten volgen, persoonlijk neig ik er toe te zeggen:
De tweede weg zal wel de meest begaanbare weg zijn. In sommige stukken heeft de opmerking gestaan
dat de minister van Volkshuisvesting de toezegging zou hebben gedaan dat de saldo-regeling in een
interim-vorm voor Leeuwarden van toepassing zou worden verklaard. Tot mijn grote spijt moet ik zeg
gen dat, als er zo'n soort uitlating door de minister gedaan is - het gemeentebestuur was niet aanwe
zig toen die uitspraak gedaan werd -, de minister zelf bij de bevestiging van het onderhoud dat hij
met het provinciaal bestuur heeft gehad aan de voorzitter van het college van b. en w. heeft meege
deeld dat het niet onverstandig was om een aanvraag in te dienen bij de staatssecretaris om die interim
regeling op gebieden in Leeuwarden van toepassing te verklaren; hij heeft er echter uitdrukkelijk bij
gezegd dat dat een beleid was dat in eerste instantie de staatssecretaris regardeerde. Dat betekent dat
er op het ogenblik maar een heel vage grond is om te verwachten dat wij op korte termijn gebruik kun
nen maken van de saldo-regeling die grotere tegemoetkomingen inhoudt voor gemeenten om stadsver
nieuwing te plegen; optimisme te dien aanzien is misplaatst. Het college heeft inmiddels de aanvraag
naar het ministerie gezonden en heeft daarbij in eerste instantie het uitvoeringsplan voor de binnen
stad gevoegd omdat aan dat plan een structuurplan ten grondslag ligt, omdat voor dat plan een uitvoe-