4 Sub De brief wordt voor kennisgeving aangenomen. Sub J. De brief wordt in handen van b. en w. gesteld om preadvies. Sub K. De brief wordt in handen gesteld van de raadsadviescommissie voor bezwaarschriften. Sub L. De heer De GreetEen paar korte opmerkingen n.a.v. de stukken die gevoegd waren bij het instel lingsbesluit. Ik heb de zaak even doorgelezen en ik heb een aantal tegenstrijdigheden gevonden die ik gaarne ter overweging aan de stuurgroep zou willen geven. (De Voorzitter: De stuurgroep is hier niet.) Nee, maar het gaat hier toch om een ingekomen stuk? (De Voorzitter: Het is een advies dat binnenge komen is.) Daar zou ik als raadslid een paar opmerkingen over willen maken die ik graag doorgegeven zou willen hebben aan de stuurgroep, want die stellen wij vandaag in. (De Voorzitter: Die opmerkin gen maakt u dus aan ons adres.) Ja, uitstekend begrepen. (De Voorzitter: Dat doe ik altijd.) Goed. In punt 5 wordt geconstateerd dat er geen behoefte is aan enige differentiatie wat betreft de be hoefte. Ik zou wel willen aanbevelen om er toch zoveel mogelijk naar te streven niet te komen tot de lichte trend die toch in de uitgangspunten staat beschreven om zoveel mogelijk in bepaalde wijken huisvestingsvoorzieningen te treffen voor alleenstaande jongeren, jonge mensen die samenwonen, jon ge gezinnen en alleenstaande ouderen. Ik denk dat wij geen enkele behoefte hebben aan concentratie van bepaalde groepen bewoners, maar dat eerder de leefbaarheid van de stad gediend is met een zo groot mogelijke spreiding. Ik dacht ook dat het rapport van de Nationale Woningraad - ik was er in dertijd niet zo blij mee dat dat er kwam i.v.m. Camminghaburen - in die richting een duidelijke taal spreekt, alhoewel dat rapport, voor zover ik het heb begrepen, ook met een korreltje zout moet wor den genomen. Mijn tweede opmerking heeft betrekking op een tegenstrijdigheid die er naar mijn mening in zit. Enerzijds wordt er geconstateerd dat jonge gezinnen erg sterk buurtgebonden zijn, graag in de schil willen wonen, lage eisen stellen aan hun huisvesting en dat dat ook bij de Stichting Jongerenhuisves ting duidelijk naar boven is gekomen. Anderzijds wordt inmiddels wel als noodmaatregel voorgesteld om spl itlevelwoningen in een buitenwijk te realiseren. Mijn vraag is hoe dat soort dingen met elkaar te rijmen zijn. Is de opmerking dat er schaarste aan kleine woningen bestaat niet te wijten aan de wijze waarop wij ons woningbeleid trachten te realiseren, n.l. door juist schaarste te creëren in de schil? Tot slot heb ik nog een vraag m.b.t. de samenstelling van de stuurgroep. Ik heb begrepen dat er verzoeken zijn geweest van verschillende groeperingen om lid te mogen zijn van die stuurgroep. Ik kan mij niet voorstellen dat die geen lid zouden kunnen zijn van die stuurgroep. Ik vind het een dood normale zaak dat je de communicatielijnen zo kort mogelijk maakt en dat je zoveel mogelijk mensen lid van de stuurgroep maakt omdat dat de communicatie verbetert. Ik zou graag willen weten met wel ke rechtvaardiging, met welke legitimatie men een kleine stuurgroep wil handhaven. De Voorzitter: Uw opmerkingen zullen worden doorgegeven aan de stuurgroep. De vraag m.b.t. de samenstelling van de stuurgroep zal de wethouder nu beantwoorden. De heer Eijgelaar (weth.): Wij hebben voor deze samenstelling gekozen omdat wij van mening zijn dat dit een goed werkbare methode kan zijn. Wanneer er in eerste instantie alle mogelijke groe peringen in deze stuurgroep vertegenwoordigd zouden zijn - ze krijgen als dat nodig is natuurlijk al lemaal de gelegenheid om mee te spelen en mee te spreken - dan zou dat de werkbaarheid naar onze mening niet bevorderen. Het leek ons beter de stuurgroep samen te stellen zoals dat nu gebeurd is. Daarover hebben wij ook advies gevraagd van de Raad voor de Volkshuisvesting en die was het daar mee eens. Nogmaals, het is gewoon gebeurd uit een oogpunt van efficiency om te proberen op deze wijze tot een zo goed mogelijk advies te komen. De heer De Greef: Nog één opmerking. Wat mij opvalt is dat de samenstelling van een groep die een advies moet uitbrengen meestal het eindadvies bepaalt; dat is een soort wet zou je kunnen zeggen. 5 Ik zou er graag voor willen pleiten dat er eens nagedacht wordt over die samenstelling. Als ik kijk naar de vertegenwoordigers in zo'n groep dan zie ik toch al lemaal weer mensen die altijd al dicht bij het vuur zitten. Als je nou probeert een stuk huisvestingsbeleid m.n. voor bepaalde categorieën inwo ners van de grond te brengen dan lijkt het mij een zinnige zaak dat de betrokken mensen er zo dicht mogelijk bij betrokken worden. Ik zie geen bezwaar die mensen lid te laten zijn van zo'n stuurgroep. Dat is de kortste weg, dat is naar mijn mening democratie. Die mogelijkheden hebben wij en ik weet dat in andere steden ook van die mogelijkheden gebruik wordt gemaakt. Ik zou graag sterk aan willen bevelen dat dat in Leeuwarden ook gebruikelijk wordt. De Voorzitter: Wij zullen voldoen aan uw verzoek er over na te denken. De stukken worden voor kennisgeving aangenomen met inachtneming van de door de voorzitter ge dane toezeggingen. Sub M. De heer Heidinga: Ik zal niet in herhaling vallen m.b.t. deze zaak; ik heb hier een dik jaar gele den vrij uitvoerig over gesproken. Ik heb toen een voorstel ingediend om een beetje tegemoet te ko men aan de bezwaren van de heer Hukema. De raad is mij daarin toen niet gevolgd. Ik zie, zoals ik al zei, geen reden om nu de hele zaak opnieuw aan de orde te stellen. Dat ik toch het woord vraag is om te constateren dat er aan de bezwaren van deze man niets is veranderd; die gelden nog precies zo als ruim een jaar geleden. Nu herinner ik mij dat mevr. Brandenburg destijds bij de vorige behandeling van deze zaak zei: Het zou wel eens kunnen zijn dat de bezwaren door de tijd een beetje verminderen en dat het straks wel wat meevalt. Daarbij ging het speciaal over dat racen met bromfietsen over die bult. Daar kom ik nu nog even op terug. Ik ben n.l. nog van mening dat wij deze man als gemeenschap teveel overlast aandoen. Ik heb nu weer een voorstel voor deze raad en dat luidt: "De raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 25 oktober 1976, gelezen hebbende een verzoek van de heer P. Hukema, wonende Ereprijs no. 50 te Leeuwarden, besluit het stenen speel- werktuig bij de woning van de heer Hukema zo te veranderen dat het niet langer kan worden gebruikt als racebaan voor bromfietsen, doch dat het als speeltuig voor kinderen duidelijk gehandhaafd wordt, en gaat over tot de orde van de dag." Dit was toch ook onze bedoeling, het zou een speelwerktuig voor kinderen zijn. Ik meen toch in gemoede te mogen stellen dat een racebaan voor bromfietsen niet een speelwerktuig voor kinderen is. Als wij dit stenen geval daar laten staan maar wij veranderen het zo dat er geen bromfietsen meer over kunnen rijden dan is de zaak opgelost. Bouw er, bij wijze van spreken, een stenen schoorsteen op waar de kinderen op vier plaatsen door kunnen kruipen en waar ze op kunnen zitten; dan is het echt een speelding. Als u dat doet dan ben ik akkoord, dan zult u mij nooit weer horen. (De heer Ten Brug (weth.): U geeft ons wel een zwaar argument.) (De Voorzitter: Dat opent perspectieven.) (Gelach) Goed, ik wil graag dat de overlast door bromfietsen voor die man niet meer voor komt. De heer Rijpma (weth.): Er is, dacht ik, de vorige keer voldoende over gezegd. B. en w. menen dat er op dit moment geen aanleiding is om van standpunt te veranderen omdat de omstandigheden niet gewijzigd zijn. Misschien dat ik nog wel op mag merken dat indertijd door de heer Heidinga ge steld is: Had deze man kunnen weten dat hij op zo'n plek kwam? Ik heb dat eens nagezocht. Het is zo dat in november 1973 het uitgewerkte bestemmingsplan goedgekeurd is; in dit bestemmingsplan was het pleintje heel duidelijk opgenomen onder de benaming woonerf en daarbij stond precies aangegeven welke voorzieningen er allemaal op zo'n woonerf getroffen konden worden en daar vielen dus ook speelgelegenheden als deze onder. (Mevr. Visser—van den Bos: Maar niet voor brommers!) Daar moet ik toch wel van zeggen dat het slechts de heer Heidinga is die zegt dat op dit geval met brommers gere den wordt, want geen van de klagers - het zijn er indertijd twee geweest - voert dat argument aan, ook deze keer niet. Ik wil daarmee niet ontkennen dat het niet zo zou kunnen zijn, maar het argu ment wordt niet aangevoerd. In november 1973 is het bestemmingsplan in eindbeslissing vastgesteld door ged. staten, in december 1973 is de bouwaanvraag hier ter Secretarie de deur uitgegaan en in november 1975 is de tekening gereed gekomen die aan het begrip woonerf zoals dat in het bestemmings plan stond de definitieve vorm gaf. Ik dacht dus dat geen van de partijen in het onzekere heeft kun nen verkeren hoe dit gebied ingericht zou worden; het enige waar men in 1973 geen zekerheid over had was waar de verfraaiingen en veranderingen allemaal zouden komen. Het was echter wel allemaal goed omschreven. In dit geval is er dus niet afgeweken van enig bestemmingsplan of voorschrift. Ik zou willen zeggen: Laat de raad maar spreken.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1976 | | pagina 3