14
plannetje voor moeten komen. In deze nota hoefde er ook niet verder op ingegaan te worden, maar het
is wel belangrijk dat er aandacht aan besteed wordt. Hetzelfde geldt overigens voor de verlichting. In
de binnenstad hebben wij allerlei typen armaturen. Het zou goed zijn wanneer er eens een bespreking
kwam over welke verlichting wij in de binnenstad willen hebben; wij moeten niet zijn gebonden aan de
vijf soorten verlichtingsarmaturen die de Frigas op het ogenblik uit voorraad kan leveren. Belangrijk
blijft ook - daar is al vaak over gesproken - dat er een bomenplan komt; ook het groen in de binnen
stad en de binnenterreinen die weer groen en open moeten worden - de wethouder zal dat ongetwij
feld met mij eens zijn - zijn belangrijke aspecten.
Jammer is dat er nog steeds veel restauratiemateriaal verdwijnt. Wanneer je de sloop in de stad
wat volgt dan zie je b.v. dat dakpannen die heel best weer bij renovatie en restauratie gebruikt kun
nen worden bij honderden kapot worden gegooid. Verschillende voorbeelden - de nota noemt er ook
één van - zijn aan te wijzen. Het is ontzettend belangrijk dat wij dit materiaal dat aanstonds - voor
sommige materialen geldt het al - niet meer verkrijgbaar zal zijn zoveel mogelijk sparen bij afbraak.
In de nota wordt uiteraard gesproken over de Monumentenlijst. Jammer is dat die lijst - daar is
overigens voor een deel niet een verwijt over te maken - niet compleet is. Een aantal duidelijke mo
numenten zijn op de lijst vergeten. Het is wat dat betreft belangrijk dat die zaak nog eens opnieuw
bekeken wordt. Een opvallend voorbeeld is wel de Keimpemastins, één van onze stadsstinzendie niet
op de lijst voorkomt. Verder is er ook bij de monumentenzorg een andere ontwikkeling aan de gang,
het veel meer acht slaan op 19e en 20e eeuwse bouw. Ik noem in dit verband maar een paar duidelijke
voorbeelden: de Centrale Apotheek en het pand Gerstner aan de Tweebaksmarkt, belangrijke gebou
wen uit een latere tijd die beslist ook voor bewaren in aanmerking komen. Dat geldt op het moment
trouwens niet alleen meer voor enkele huizen maar soms voor hele gebieden. In dit verband wil ik
even de Hollanderwijk noemen, gebouwd door de architect W.C. de Groot, een man met nogal enige
naam; dat hele complex is ook uit architectonisch oogpunt bezien van groot belang.
Er staat in de nota een stukje over het landelijk gebied; daarin worden loodsen en Iigboxstallen
genoemd, maar silo's jammer genoeg niet. Ik dacht dat die er uitdrukkelijk wel bij zouden moeten.
Wij zullen er op moeten letten dat, wanneer toch tot het verlenen van bouwvergunningen over moet
worden gegaan, aspecten van welstand een rol mee blijven spelen en dat er wat met beplanting en
kleurgebruik gedaan wordt.
In de dorpen zullen wij met de karakteristieke elementen heel voorzichtig om moeten springen. Er
staan niet veel monumenten in de zin van de wet in onze dorpen maar toch zijn de dorpen Snakkerbu-
ren, Wirdum, Gcutum en zeker ook Huizum, hoewel niet genoemd in de nota, zeker wel van belang;
het gaat dan om het totale beeld. Overigens mis ik op de lijst van gemeentelijke eigendommen de to
ren van Huizum; er is mij verteld dat die eigendom zou zijn van de gemeente Leeuwarden, dat is mis
schien nog eens na te gaan.
Omstreeks 1800 is er in onze stad ontzettend veel verbouwd. Dat is aan de gevels te zien, wij
hebben veel lijstgevels in onze stad; soms komen die voor op de Monumentenlijst, maar heel vaak ook
niet. Dan blijkt later vaak dat achter die gevels nog middeleeuwse huizen schuil gaan, middeleeuwse
huizen met karakteristieke onderdelen. Het zou van belang zijn dat er eens een duidelijke en uitvoeri
ge documentatie opgezet werd waarbij vooral ook de binnenkant van onze huizen bekeken zouden
kunnen worden.
In de nota staat een lijstje met panden, al dan niet gerestaureerd. Bij een aantal panden staat er
dan uitdrukkelijk achter: is gerestaureerd. Dat houdt natuurlijk niet in dat wij er nu verder niet meer
naar om hoeven te zien, ook de panden die geresfaureeid zijn zullen na een jaai of vijf weer opnieuw
bekeken moeten worden om niet weer in desolate toestand te geraken.
Er staat in de nota een heel stuk over gevel versiering en het woord versiering mag dan wel tussen
aanhalingstekens geplaatst worden. Gevels worden geverfd; bij monumenten is daar op grond van de
Monumentenwet wat aan te doen, bij andere beeldbepalende panden niet. Misschien is er met het
welstandstoezicht wat te doen. Ook naar esthetisch niet verantwoorde reclametekens aan puien e.d.
zou uit een oogpunt van welstand wel eens wat beter gekeken kunnen worden. In dit verband even een
opmerking over de Bonifatiustoren die wel een monument is. Hoe wij daar met de gevel versiering aan
moeten die in de toekomst opgericht zal worden weet ik niet precies, maar daar kan de heer Heidinga
misschien wel antwoord op geven.
In 1968 is er ook een rapport verschenen, een rapport met mooie doelstellingen en verheven ide
alen. Toch is het zo dat van de tijd tussen 1968 en 1976 voor Leeuwarden wel een zwartboek te maken
is. Er zijn talloze voorbeelden op te noemen waar het hier mis is gegaan. Het rapport Om het gezicht
van Friesland gaat daar ook uitvoerig op in. Ik mag eigenlijk wel zeggen dat Leeuwarden er daarin
van de Friese gemeenten het slechtst voor weg komt. Over wat wij in de tijd tussen 1968 en 1976 heb
ben gedaan zijn vervelende dingen te zeggen. Daarom wil ik nu graag bij deze nota zeggen - ik heb
15
al gezegd dat ik het een goede nota vind met goede uitgangspunten - dat het niet alleen bij woorden
moet blijven maar dat het ook tot daden moet komen.
Nog één opmerking. Dat zelfde rapport Om het gezicht van Friesland doet een aantal aanbevelin
gen, b.v. om te komen tot een provinciaal monumentenbureau. In de Commissie Ruimtelijke Ordening
hebben wij al eens over een notitie gesproken en eigenlijk zou ik wel willen dat dat gesprek verder
ging, want ik dacht dat wij er naar toe zouden moeten dat wij in Friesland niet alleen een provinciaal
monumentenbureau kregen waar Leeuwarden dan ook aan mee zou kunnen doen maar ook een organisa
tie in de trant van het Oversticht in Overijssel waar landschapbescherming, welstandstoezicht en mo
numentenzorg in één orgaan zijn gekoppeld en waar ontzettend goede resultaten worden bereikt.
De heer C. de Jong: Het is verheugend dat de monumenten in gemeente-eigendom redelijk tot goed
worden onderhouden zodat de conclusie geen activiteiten meer te ontwikkelen voor restauratie van ei
gen monumentenbezit, zoals op pag. 7 staat aangegeven, een grote zorg minder is. Verder is het ver
heugend dat deze nota ook aanbeveelt de particuliere monumentenbezitters als eerste stap een algemeen
gestelde brief toe te zenden om het eigen pand te restaureren dan wel goed of beter te onderhouden.
Ook verdient het aanbeveling om, zoals in de Commissie R.O. is gesteld, het interieur als monument te
gaan inventariseren. Een aan te stellen documentalist - wij dringen er met klem op aan die aan te stel
len - zou alleen al van een tocht langs de wanden van onze winkelbanaan naar mijn stellige overtui
ging met zeer verrassende gegevens thuis komen.
Monumentenzorg kost geld staat op blz. 10; daarmee bedoelt men dat een gerestaureerd monument
naast het accepteren van enkele nadelen van bewoning in prijs per wooneenheid t.o.v. de buitenwijken
veelal veel hoger zal komen te liggen. Doch als wij de binnenstad weer als woongebied willen gaan
aanmerken voor brede lagen van de bevolking, zoals in de nota staat vermeld, dan zal huursubsidie de
ze mogelijkhëid duidelijk moeten bieden.
Onze fractie is over het algemeen erg ingenomen met de inhoud van deze nota, doch enkele con
clusies leiden of kunnen leiden tot consequenties die op dit moment nog niet direct zijn te overzien en
wij willen derhalve de bedoelde conclusies wel zien als leidraad, ze zullen bekeken moeten worden
en later ingepast moeten worden in groter verband.
Enkele kanttekeningen wil ik maken over wat er in de nota staat over het verkeer en de reclame-
tekens. Onze fractie heeft de neiging te betwijfelen of deze materie wel zo duidelijk in deze nota
thuis hoort, te meer als de samenstellers daarbij bepaalde eisen menen te moeten stellen. Het verkeer
en dan vooral het zware verkeer en onze bijzonder zware stadsbussen mogen zich slecht verdragen met
monumenten, doch de opmerking dat vernielingen die vooral de laatste decennia in de binnenstad aan
gebracht zouden zijn geeft slechts een eenzijdige benadering van de gezamenlijke belangen die in de
binnenstad met al zijn functies moeten worden behartigd. Het hoofdstuk over reclametekens in de bin
nenstad zien wij ter beoordeling beter passen bij de Welstandsadviescommissie die, dachten wij, vol
doende mogelijkheden heeft en mans genoeg is om excessen te weren.
Wat men stelt onder het hoofdstuk Molens willen wij graag onderschrijven, doch de conclusie be
treffende de I igboxstal len vinden wij weer een ietwat eenzijdige opstelling die afbreuk doet aan de
ontwikkeling in deze bedrijfstak die zijn ontplooiing dient te behouden.
Voor wat betreft de dorpen doet zich de vreemde situatie voor dat het rijk de meest positieve bij
drage verleent aan Snakkerburen terwijl daarvan geen pand op de Monumentenlijst staat. Hierin spreekt
duidelijk de zelfwerkzaamheid mee van de bewoners c.q. eigenaars van de panden. Het is verheugend
dat deze ontwikkeling wat bewuster gaat worden bij de eigenaren van monumentale panden en wij
spreken graag de wens uit dat deze ontwikkeling mag leiden tot een goede zorg voor onze monumenten.
Resumerend, wij hebben enkele kanttekeningen gemaakt bij deze nota, een nota die wij graag
als leidraad willen aanvaarden; wij willen de conclusies beoordelen en toetsen in het totale gemeente
lijke beleid c.q. het binnenstadsbeleid in alle geledingen.
De heer Van der Wal: Zoals ik al eerder in de Commissie Ruimtelijke Ordening heb opgemerkt re
kenen wij deze Monumentennota tot de betere gemeentelijke nota's van de laatste jaren. Veel waarde
ring hebben wij voor de strekking van deze nota die zich niet alleen heeft beperkt tot de behandeling
van de rond 380 gekwalificeerde monumenten in m.n. de binnenstad, maar die zich ook uitspreekt over
de plaats van de monumentenzorg binnen het totale gemeentebeleid terzake van ruimtelijke ordening,
verkeersproblematiek en aanverwante zaken. Juist de z.g. eigentijdse ontwikkelingen van schaalver
groting en verzakelijking met de daarmee samenhangende toeneming van het autoverkeer tasten vooral
de binnenstad als monument van eertijdse stedebouw in steeds grotere mate aan. Daarom is het zo goed
dat deze nota uitspraken en suggesties bevat vanuit een meer historische, gevoelsmatige of, zoals u
wilt/ menselijke kijk op de ontwikkelingen die zich voordoen in onze leefomgeving. Het is daarom