16
des te teleurstellender dat het college in de begeleidende raadsbrief niet verder komt dan het voorstel
deze Monumentennota als uitgangspunt voor het gemeentelijk monumentenbeleid in de komende jaren
te aanvaarden. Een slappere en nietszeggender aanbeveling is nauwelijks mogelijk want in feite bete
kent een dergelijk voorstel niets anders dan: Stop die nota maar in een la en haal her,, te voorschijn als
het ons goed uit komt.
De raadsbrief gaat slechts in op enkele opmerkingen van de Commissie R.O. Over de mogelijkheid
tot herplaatsing van straatmeubilair wordt gezegd dat het slechts suggesties zijn die ter overweging
worden aangeboden. Waar en hoe een dergelijke overweging dan zal plaats vinden staat nergens aan
geduid.
De geringe waarde die het college kennelijk aan deze nota hecht wordt duidelijk gedemonstreerd
onderaan pag. 1 van de raadsbrief waar het gaat over Wirdum-de Kamp. In de nota staat op pag. 17 on
der het kopje "Monumentenzorg in de dorpen" het volgende: "Goutum heeft met zijn toren en pastorie
en zijn terp een weliswaar kleine maar toch belangrijke kern die waard is aandacht te krijgen en te
behouden. Hetzelfde geldt voor Wirdum met zijn Greate en Lytse Buorren en de Kamp." In de conclu
sie onder dit hoofdstukje staat dan: "Bij de aandacht voor de monumentenzorg in de Leeuwarder bin
nenstad (inclusief een klein stukje Vliet) dient aandacht voor belangrijke kernen van Leeuwarder dor
pen niet over het hoofd te worden gezien, waarbij voor de kern van Wirdum zelfs zou kunnen worden
overwogen te trachten tot een zekere bescherming te geraken." Wat is de conclusie in de raadsbrief
die 2 punten verderop op de agenda staat: "Op termijn saneren van de handel en dus afbraak", o.i.
een duidelijke demonstratie van de waarde en het gewicht die het college aan deze op zichzelf goede
nota hecht. Wij vinden dat jammer.
Kritiek hebben wij toch ook wel op de nota. Wij missen een duidelijke concrete definiëring wat
een monument tot een monument maakt. Er staat op pag. 5 - zo staat het ook in één zinnetje aange
duid in de raadsbrief - als omschrijving van monumenten: "alle vóór ten minste vijftig jaar vervaar
digde zaken, welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de weten
schap of hun volkskundige waarde". Deze definiëring laat dus alle mogelijke ruimte voor de meest uit
een lopende waarderingen van schoonheid, betekenis voor de wetenschap of volkskunde. Graag zouden
wij bij de volgende bijstelling van deze nota zien dat voor onze stad en onze dorpen nadere criteria
worden opgenomen wanneer iets een monument kan en mag worden genoemd met de daaraan gekoppelde
beschermingsmaatregelen. Te betreuren vinden wij het dat de conclusies van de nota - vaak ook voor
lopige conclusies genoemd - zo geformuleerd zijn dat je er eigenlijk alle kanten mee uit kan; dit
standpunt staat wel tegenover dat van de heer De Jong. Het is iets in de trant van: het zou leuk zijn
als je het zo deed, maar ja, je kan het ook laten. Deze wat fatalistische kijk op het belang van de
monumentenzorg blijkt ook uit een interview n.a.v. het uitkomen van deze Monumentennota in de
Leeuwarder Courant van woensdag j.l. met de gemeente-ambtenaar voor de monumentenzorg. Daarin
staat o.m. onder het kopje St. Jacobsstraat: "Binnensteden moeten zich kunnen vernieuwen, vindt Her
man Zijlstra. Hij denkt daarbij ook aan plannen voor een winkelcentrum in de St. Jacobsstraat. Jam
mer van de gevel, maar het alternatief is verkrotting en dat willen wij ook niet." Dat sluit overigens
wel aardig aan bij het verhaal over de bouwvergunning dat de heer Geerts straks hield. (De heer Ten
Brug (weth.): Daar kon je het wel moeilijk mee hebben.) Wel met de plaats en de toepassing van prin
cipes, ja, daar heb ik moeite mee; als b.v. kleine zaken opeens heel principieel worden benaderd
(De Voorzitter: Laten wij ons bij de zaak bepalen.) Ik ga even in op deze opmerking(De
Voorzitter: De wethouder zal niet meer interrumperen.) (De heer Ten Brug (weth.): Nou, dat kan ik
niet beloven.) (Gelach) Ik had het er dus over dat de heer Zijlstra in het interview zei: "Jammer van
de gevels, maar het alternatief is verkrotting." Nou, dat gaat dan wel over een straatwand waarvan
de gemeenteraad in 1974 heeft vastgesteld dat herstel van de historische gevelwand urgent is. En er
komt helemaal geen herstel, nee, er komt afbraak. Dit vind ik duidelijk een wat fatalistische kijk die
ook wel wat uit de hele Monumentennota spreekt, m.n. uit de zwakke formulering van de conclusies.
Ik denk dat deze gemeente-ambtenaar erg goed aanvoelt welke kant zijn directe bazen met de binnen
stad uit willen en als onberispelijk ambtenaar laat hij zich daardoor in zijn uitspraken leiden. In dat
licht moeten wij dan, denk ik, dit interview ook bezien. Overigens blijven wij grote waardering heb
ben voor deze nota.
Ik ben het eens - ik kan heel wat overslaan, denk ik - met de opsomming die de heer Ten Hoeve
heeft gedaan m.b.t. gebieden direct buiten de binnenstad, m.n. de Hollanderwijk, m.b.t. straatmeubi
lair, verlichting enz.
Wat betreft hetgeen de heer Ten Hoeve gezegd heeft over silo's vraag ik mij even af of dat de
zelfde silo's zijn waarover de heer Geerts zo nu en dan spreekt. (De heer Ten Hoeve: Precies dezelfde.)
Ik neem aan dat de heer Ten Hoeve zijn verhaal heeft afgestoken namens de hele P.v.d.A.-fractie; ik
zal daar t.z.t. nog wel eens op terug komen, bij het hanteren van de Monumentennota in een breder
17
kader natuurlijk. (De heer Ten Hoeve: Je komt maar, hoor!) (De heer Ten Brug (weth.): Wij maken wel
een concept-resolutie.) Daar zijn jullie sterk in, hè!
In tegenstelling tot het college willen wij de Monumentennota niet geruisloos in de la laten ver
dwijnen; wij willen de nota mede als richtsnoer laten dienen voor beleid op het gebied van ruimtelijke
ordening, stadsvernieuwing en verkeer. Wij zien deze nota voor wat de binnenstad betreft in ieder ge
val als aanvulling op en uitbreiding van het structuurplan voor de binnenstad en als zodanig wensen
wij dus deze nota ook te beschouwen. Ik wil graag het commentaar van het college op deze zienswijze.
Wij willen deze nota dus niet strikt toegepast zien als richtsnoer voor het monumentenbeleid, maar
meer in het stadsvernieuwingsbeleid. Het mag niet alleen bij woorden blijven, het moet ook tot daden
komen, zei de heer Ten Hoeve. Ik ben het daar volledig mee eens. Met deze positieve woorden wil ik
dan maar besluiten.
De Voorzitter schorst, om 21 .05 uur, de vergadering voor de eerste pauze.
De Voorzitter heropent, om 21.30 uur, de vergadering.
De heer J. de Jong is inmiddels ter vergadering gekomen.
De heer Rijpma (weth.): Ik ben blij dat alle sprekers met de nota geen moeite hebben gehad, dat
ze zelfs menen dat het een goede nota is; sommigen menen dat het een "betere" nota is, wat wel iets
anders is dan een beste nota, maar het is toch een "betere" nota gebleven. Ik ben daar erkentelijk
voor. Ik geloof dat de ambtenaar die hier in eerste instantie mee bezig is geweest er recht op heeft dat
ik hem dat ook namens de raad meedeel
Er zijn een aantal opmerkingen gemaakt en een aantal suggesties gedaan. Misschien wilt u mij
toestaan ze niet alle langs te gaan, maar er een aantal uit te halen. Een van de dingen die naar voren
zijn gekomen is dat de raad graag zou willen dat er op het gebied van de monumentenzorg nog wat
meer zou kunnen gebeuren. Ik dacht dat ik mij daar wel van harte bij aan zou kunnen sluiten, maar
dan doet zich direct een actuele problematiek voor. Het is n.l. zo dat wij een zeer bekwame ambte
naar hebben op het gebied van de monumentenzorg, maar wij hebben er ook maar één. Als ik dan kijk
naar het werkprogramma dat deze ambtenaar heeft dan zeg ik: Als hij er in slaagt om de eerstkomende
maanden naast zijn routinewerk een nieuwe aanvullende Monumentenlijst met alle documentatie die
daaraan vast zit klaar te krijgen dan is er een goed stuk werk gebeurd, maar dan zijn andere dingen
nog niet aan de orde geweest. Wij zijn op het ogenblik bezig te proberen een tijdelijke medewerker
voor hulp bij het maken van die Monumentenlijst te krijgen, maar de voorwaarden om zo'n tijdelijke
medewerker te krijgen zijn van dien aard dat de kans op succes niet direct aanwezig is; misschien dat
er echter toch nog een gaatje te vinden is. Ik geloof dat het naast de Monumentennota die wij nu heb
ben zeer belangrijk is dat wij op zo kort mogelijke termijn een aanvullende Monumentenlijst vaststel
len en deze ook bij het Ministerie van C.R.M. in omloop brengen. Het is natuurlijk niet zo moeilijk
een aanvullende Monumentenlijst vast te stellen, maar de subsidies die gegeven moeten worden om de
zaak te effectueren en resultaat te bereiken kunnen wij onmogelijk uit eigen middelen te voorschijn
halen en dat betekent dat deze aanvullende Monumentenlijst dezelfde prioriteit zal moeten krijgen
als de reeds bestaande Monumentenlijst, zodat de 30% subsidie die de gemeente geeft op de restaura
tie van monumenten ook voor deze monumenten terug komt via de verfijningsregeling die hiervoor be
staat. Ik geloof dat het een eerste prioriteit is dat dit gebeurt. De tweede prioriteit zal moeten zijn om,
nu er ook voor de binnenstad rehabilitatieregelingen rechtskracht hebben, zoveel mogelijk te proberen
om te stimuleren dat alle regelingen die er zijn voor monumenten en voor beeldbepalende panden bij
de mensen bekend zijn en ook te stimuleren dat zij van deze regelingen gebruik maken. Of dat uitslui
tend moet gebeuren met behulp van circulaires staat naar mijn gevoel ter discussie, maar met de hui
dige bezetting van "ons monumentenbureau", als ik het zo mag zeggen, zullen wij duidelijk prioritei
ten moeten stellen. Als u het er niet mee eens bent dan hoor ik het welmaar ik meen van mijn kant te
moeten stellen dat de eerste prioriteit moet zijn het vaststellen van een nieuwe Monumentenlijst. Dat
is tenminste een handvat dat wij kunnen hanteren binnen het stadsherstel waar wij allemaal naar stre
ven.
Er zijn opmerkingen gemaakt over de woonomgeving; die moet goed zijn. Ik dacht dat dat alles
zins juist is. Ik geloof dat het in de stad duidelijk moet zijn dat die een opknapbeurt krijgt. Het is jam
mer dat dat niet direct in alle gebieden duidelijk zichtbaar gemaakt kan worden, want de polsstok die
de gemeente hiervoor heeft is eigenlijk te kort. Ik geloof echter dat het zo moet zijn dat in die gebie
den waar wij bezig zijn de burger in versterkte mate in de komende 1,2,3 jaar het gevoel moet krij
gen: het gaat met de woonbuurten in de binnenstad de goede kant uit. Wanneer wij straks een lijst
-