mirzam
- 24 -
hebben een eerste onderhoud met de h.i.d.'s gehad en wij hebben aan
de h.i.d.'s gevraagd om ter kortsluiting van alle procedures te be
vorderen dat er een groep ambtenaren die hier bij betrokken zijn naar
Leeuwarden komt en dat wij er een halve of desnoods een hele dag aan
besteden om in één keer met de besprekingen zo ver mogelijk te komen.
Wij zijn ook bereid om, wanneer die groep ambtenaren zich in Den Haag
bevindt, daar het gesprek te voeren, maar ik ben er van overtuigd dat,
als ze hier zijn, wij ook alle tijd kunnen besteden aan dit ene pro
bleem. Daarom zou ik dus graag willen dat er op korte termijn een af
spraak gemaakt kan worden dat' ze hier komen en dat er zo snel mogelijk
een kortsluiting komt. Welke problemen dat oplevert weet ik niet, maar
er zal uiteraard kritiek zijn op onze exploitatie-opzet. Men zal niet
zonder meer alles slikken wat wij er in verdisconteerd hebben. Maar
wat wij er in gezet hebben hebben wij er op goede gronden in gezet en
wij zullen dus ook proberen op goede gronden ons standpunt als een uit
gangspunt van de discussie te laten gelden. En of het dan een maand
duurt of drie maanden kan ik niet overzien, misschien duurt het ook wel
een halfjaar. Dan komt dus gewoon de vraag naar voren: Wat moeten wij
dan in de tussentijd doen? Ik geloof persoonlijk - maar ik kan de con
sequenties nog niet helemaal overzien - dat wij door moeten werken en
dat wij maar als uitgangspunt moeten hebben dat wij op basis van dat
gene wat wij hier met elkaar als uitgangspunt genomen hebben doorgaan.
Waar wij dan terecht komen weet ik niet, maar dat is mijn persoonlijke
instelling. Ik hoop dat dat ook de instelling is van het hele college
en dat dat de instelling van de raad zal zijn. Dat kan op een gegeven
moment tot conflictsituaties aanleiding geven en dan zullen wij met
man en macht moeten proberen om dat eventuele conflict van welke aard
en hoe ernstig ook te boven te komen. Ik geloof n.l. niet dat wij ons
de weelde kunnen permitteren om met dit bestemmingsplan en met de bouw
plannen in procedurekwesties te blijven hangen. Sommigen hebben wel ge
zegd dat de tijdfactor ons niet in een hoekje mag drukken en dat er be
slissingsvrijheid moet zijn - neem dan maar wat meer tijd, heeft een
van de sprekers gezegd -, maar ik geloof dat wij er Leeuwarden geen
dienst mee bewijzen als wij de tijdfactor te ruim nemen; aan de andere
kant is het ook zo dat de tijdfactor natuurlijk niet van dien aard mag
zijn dat wij onverstandige beslissingen nemen. Ik heb de overtuiging
dat de uitgangspunten die er zijn het mogelijk maken om op een goede
wijze door te gaan en de tijdfactor voor een belangrijk deel in onze
vingers te krijgen en te houden.
Een volgend punt is de selectieprocedure m.b.t. de aannemers. Ik
dacht dat dat altijd een moeilijk punt is geweest. Ik herinner mij de
discussies over Aldlan-west, ik herinner mij de discussies over het
lotingssysteem in Goutum. Nu is een van de dingen die wij gezegd heb
ben dat wij dat lotingssysteem, hoe objectief het dobbelsteentje ook
moge rollen, beslist niet toe zullen passen. Wij hebben aan al dege
nen die zich gemeld hebben toegezegd dat wij hen in ieder geval zouden
horen. Vanuit de stuurgroep is een werkgroep aangewezen die alle be
trokkenen gelegenheid gegeven heeft om informatie te verstrekken. Daar
uit zijn uiteindelijk na afweging van de zaken die men ingestuurd heeft
- ik moet er bij zeggen dat dat een afweging is die binnen de werk
groep heeft plaats gehad en dat het niet zo is dat de stuurgroep nog
eens weer met de werkgroep aan tafel is gaan zitten om te vragen waar
om ze het zus en waarom ze het niet zo hebben gedaan; er is alleen wel
een globale aftasting geweest maar niet tot in de finesses - 16 onder
nemers gerold waarmee het gesprek mondeling zou worden voortgezet;
daarmee is de stuurgroep akkoord gegaan. U hebt in de stukken kunnen
zien dat het uitgangspunt na alle gesprekken is geweest: In feite is
een situatie waarbij opdrachtgevers en uitvoerders (dus bouwonderne
mingen) gescheiden zijn een oplossing die ons de grootste mogelijkheid
- 25 -
geeft om vanuit de overheid duidelijk te maken welke bedoelingen wij
hebben. Uiteindelijk moeten degenen die financieel verantwoordelijk
zijn inspelen op wat de samenleving van hen vraagt. Wij zullen van
onze kant moeten vertalen wat wij als overheid menen dat een goede
ontwikkeling is die ook rekening houdt met toekomstige zaken. Ik geef
toe dat het een heel moeilijke benadering is, maar in dat spel is de
werkgroep tot de conclusie gekomen: Maak als het kan een scheiding
tussen opdrachtgever en bouwer. Op basis daarvan zijn met behulp van
de Commissie Grondbedrijf de 4 overgebleven maatschappijen verder na
gegaan. Er hebben nadere gesprekken plaats gevonden, er is een excur
sie geweest, er zijn gesprekken geweest met de overheden die in
Dordrecht en Maassluis de verantwoordelijkheid hebben. Op zichzelf
dacht ik niet dat het principe "scheidt de opdrachtgevers van de bou
wers" ondergraven is, maar na de gesprekken en na de excursie is toch
niet zo keihard uit de verf gekomen dat deze scheiding per se noodza
kelijk is. Bij sommigen bestaat het gevo-elHet is toch wel heel nut
tig, anderen zeggen: Ik weet het niet, het zou wel nuttig kunnen zijn,
maar wie bewijst mij dat het nuttig is. En in die compromis-situatie
is gezegd: Laten wij dan op twee manieren te werk gaan, laten wij in
ieder geval een paar plaatselijke ondernemingen die ervaring hebben
in de woningbouw bij het ontwikkelen van de eerste 1.000 woningen be
trekken. Het is dus een proces geweest van stap voor stap, waarbij
de persoonlijke ervaringen van degenen die er bij betrokken zijn een
rol hebben gespeeld. Wanneer u nu in de raadsbrief de aanbeveling
ziet dan geef ik de heer Yan der Wal volmondig toe dat de Commissie
Grondbedrijf wel tot een zekere aanbeveling is gekomen, maar dan sterk
geconditioneerd in de zin van: Als wij op deze weg gaan dan zou dit
een mogelijkheid zijn. Voor de beschutte sfeer is er door het college
nog het Bouwfonds aan toegevoegd. Op deze wijze is een aanbeveling tot
stand gekomen van projectontwikkelingsmaatschappijen en bouwmaatschap
pijen, allen - dat zeg ik er wel bij - bekenden van de stad Leeuwarden.
Er is ook over gediscussieerd of je niet de kleine ondernemers in kunt
schakelen. Misschien zou dat kunnen. Er is echter wel een zekere aar
zeling. Een van de dingen die bij ons voorop gestaan hebben is dat
deze eerste aanzet van Camminghaburen een forse aanzet moet zijn. Dit
stadsdeel ligt te ver van de stad om de gezinnen te kunnen laten pro
fiteren van de kleuterscholen in een aangrenzende woonwijk, het ligt
te ver van de stad om er lang plezier in te hebben je boodschappen te
moeten doen op een wat grotere afstand. Er is al door iemand op aan
gedrongen om dat soort voorzieningen zo snel mogelijk naar die wijk
te brengen. Als je die voorzieningen er zo snel mogelijk naar toe wilt
brengen dan moet er ook iets zijn waar die voorzieningen bij horen. En
om nu snel van de grond te komen leek het ons een aanvaardbare zaak om
in de eerste fase met niet al te veel bouwondernemers en projectont
wikkelingsmaatschappijen in zee te gaan; er is wel een deel gereser
veerd voor de kleinere ondernemers, want u vindt in de stukken de ver
houding 4-4-2, dus zijn in ieder geval 200 woningen gereserveerd voor
de kleine ondernemers, wat dat ook zijn. Dat kunnen makelaars, lokale
projectontwikkelaars, bouwbedrijven die ergens succesvol op de woning
markt geopereerd hebben of individuele bouwers zijn; je zult bij die
200 woningen een zekere verdeling moeten maken. Dat betekent dus dat
die anderen niet buiten spel staan; hun aandeel is tot een bescheiden
deel teruggebracht, maar het is er. Ik wil er nog bij zeggen dat ook
de woningbouwcorporaties die 400 woningen aan de markt zullen brengen
uiteindelijk inspelen op bouwondernemingen. Het is dus niet zo dat
alleen de genoemde ondernemingen daar gaan bouwen; het gaat' om een
grotere groep want ook de 400 woningen van de woningbouwcorporaties
zullen door bouwondernemingen gebouwd moeten worden. Ik zeg niet dat