- 28 -
rakter, daar speelt het water dat in de wijk nu eenmaal noodzakelijk
is gezien de bemalingstoestand die wij zelf hebben geschapen een rol
j waardoor het karakter iets anders zal worden. De precieze invul
ling is daar ook nog niet zo ver gevorderd; dat is nog in studie.
Straks moet er een wisselwerking ontstaan tussen de woongebieden en
die rand en die zal ongetwijfeld de vorm en de aankleding beïnvloeden.
Zo hopen wij ook daar een steentje bij te dragen aan het wervend ka
rakter van de wijk.
Ik had het over een steentje bijdragen, in de vragen is herhaalde-
1ijk gesproken over de randen van de waterlopen. Die waterlopen denken
wij ons op heel verschillende manieren, de normale manier met een ta
lud, een rietkraag en al of niet een eenvoudige oeververdediging (soms
kan het riet het alleen wel doen) en een vrij breed profiel waarbij
een geleidelijke overgang van de eigenlijke waterloop naar het land
gevormd kan worden maar dat vraagt vrij grote maten. Dat kunnen wij
doen in de groenstructuur die op de kaart heel duidelijk is te zien.
Iets anders wordt het wanneer wij in de meer verstedelijkte en meest
dichtbebouwde stroken van het gebied komen. Die zijn in principe dus
gedacht in noord-zuid richting vanaf de plaats waar de mogelijke halte
van de spoorlijn is gedacht naar het noorden; daarin is ook het cen
trum met alles wat daarbij hoort ondergebracht. Daar is het water op
een andere manier ingebouwd gedacht. Daar gaat het ook om een beper
king van de maten zoals wij die normaal aantreffen b.v. bij de grote
groenzones en is het anders dan in de gebieden met de eilandachtige
woongebiedjes waar wij veel boten verwachten en waar het waterpeil
hoger is, even hoog als in het Ouddeel. (De heer P.P. van der Val:
Alleen jachten of ook roeiboten?) (De heer Heidinga: En kano's.) Dat
kan men zelf kiezen. Het is zelfs zo dat er een motorjacht van 2-g- me
ter hoog kan verschijnen, dat er een zeiljacht met een strijkbare mast
van behoorlijke afmetingen kan verschijnen mits hij niet al te diep
steekt; een paar kano's kan je er altijd achter aan binden. (Gelach)
Die kano's kunt u trouwens haast in de hele wijk gebruiken want daar
voor zijn de mogelijkheden vrijwel onbeperkt. Wij hebben onder elkaar
wel eens gezegd: Dit komt niet verder dan de wastobbe. Maar wastobbes
zie je niet meer dus zullen de jongens wat anders moeten bedenken.
Wanneer het weer Sinterklaas is dan rolt er zo hier en daar misschien
wel eens een kano uit, misschien van een pappa die ook al een wat duur
stukje bouwgrond heeft gekocht maar nog net iets over had. Zo zien wij
op dat water wel degelijk iets gebeuren. Ik dacht dat de jeugd ons
straks niet in de steek liet om iets bij te dragen aan de levendigheid
in de wijk; daar zou het eind van zoek kunnen zijn. Er kunnen dan ou
ders zijn die hun hart vasthouden voor verdrinkingsgevaar enz. Wij
zullen ons best doen om in die gebieden waar wij het nodige doen aan
de overgang tussen land en water het gevaar voor verdrinking tot een
minimum te beperken. Verder is het gewoon een kwestie van aanbeveling:
Leer ze zo vroeg mogelijk zwemmen, dan hebben ze nog meer mogelijkhe
den en kunnen ze misschien met een eenvoudig vlotje met een zeiltje
er op ook wel zeilen; met één plank en een zeiltje gaat het immers
tegenwoordig en dat kan hier ook. Het was zopas mijn bedoeling te gaan
pleiten voor de paar stukjes walmuur die wij als ontwerpers eigenlijk
vriendelijk vragen. Het gaat hierbij vooral ook om het andere karak
ter, de meer stenige wereld, de dichtere bebouwing en het andere mate
riaal, soms ook een wereld waar de auto geen rol meer speelt maar de
voetganger en de fietser - de bromfietser liever niet - wel een grote
rol spelen. Ik zou die paar stukjes walmuur er dus wel graag in wil
len laten.
Wat de middenstrook betreft, die houdt ons eigenlijk voortdurend
bezig. In het centrum proberen wij ook het water toch nog weer een rol
- 29 -
te laten spelen; wij vinden dat, hoe dan ook, het kenmerk van de hele
wijk ook in het centrum tot uiting moet komen en dat wij gebruik moe
ten maken van de mogelijkheden die het water nu eenmaal biedt; wij
moeten de poldersituatie accepteren en zoveel mogelijk uitbuiten. Wij
zullen echter tegelijkertijd moeten proberen om afwisseling in de di
verse onderdelen te brengen. Iets van een globale aanduiding is daar
nu al van te zien. U vindt het dus o.a. in de beëindiging van water
en de overgang van sloot, gracht of hoe u het wilt noemen naar de wal
kant; de walkanten hebben steeds weer andere vormen. Zo zult u in de
centrumzone veel eerder steen mogen verwachten terwijl in de havenge
bieden aan de oostkant veel eerder een azobébetuining en iets van een
geleidelijke overgang van water naar erf te verwachten is.
Ik dacht dat de heer Van der Ree het nu het beste van mij over zou
kunnen nemen, want hij zou iets zeggen over de aansluiting van het wo
nen aan de groene zones, juist waar water, groen en wonen samen een
aparte rol spelen.
De heer Van der Ree: Ik zou willen beginnen met de opmerkingen die
mevr. Brandenburg heeft gemaakt over een tweetal terreintjes die gele
gen zijn aan de oostrand en die op de kaart geduid zijn met F1 en F2
Wij hebben die er even uit gehaald omdat dat twee terreintjes zijn met
een bijzondere stedebouwkundige betekenis. Het zouden complexjes kun
nen worden die er b.v. door hun karakter en ook door hun beplanting
wat uit springen en het zouden b.v. terreintjes kunnen zijn, niet te
groot van omvang, die geschikt zouden kunnen worden voor experimentele
bebouwing. Dan zou er dus een afstemming kunnen komen van het bouwwerk
zelf, de beplanting en de rand. De duiding van de 6 opstallen die hier
getekend zijn is niet meer dan een duiding. Bij uitwerking kan dat ui
teraard geheel anders worden, maar dat is dan een zaak van de volgende
fasen.
De tweede vraag betrof de bejaardenwoningen, waar en door wie? Be
jaardenwoningen vragen natuurlijk een speciale benadering, ze stellen
ook speciale eisen. De bejaardenwoningen moeten b.v. niet te ver van
de haltes van het openbaar vervoer liggen, ze moeten niet te ver van
bepaalde voorzieningen als winkels en andere centrumvoorzieningen lig
gen. Het moet ook prettig zijn vanuit die bejaardenwoningen een wande
lingetje te maken. Er gaan ook gedachten naar uit om de bejaardenwo
ningen te integreren in de buurtjes. Dat zal in de volgende fase ook
bekeken moeten worden. In de discussies kwam naar voren dat het toch
een spreiding zal moeten worden van deze woningen niet te ver van het
hart van de wijk. Dat betekent dan dat de voorzieningen dichtbij zijn,
dat er ook groen en wandelgelegenheid dichtbij zijn en dat ook de bus
baan met haltes niet te ver van de woningen verwijderd zullen zijn. Als
wij die uitgangspunten hanteren dan zien wij dat daar verschillende
sectoren voor zijn; er is de mogelijkheid van woningwetbouw en de moge
lijkheid van premiebouw. Op basis van deze uitgangspunten zouden de za
ken op elkaar afgestemd kunnen worden en dat betekent dat er zowel in
de woningwet- als in de premiesector bejaardenwoningen gerealiseerd
zouden kunnen worden beantwoordend aan de criteria.
Dan zou ik nu over willen stappen naar de vraag van de heer Miedema
waarom er eigenlijk geen tuinen getekend zijn tot aan het water bij de
oostelijke hoofdwatergang. Wij hebben bij het opzetten van deze schets
de gedachte gehad het groen als het ware sterk naar binnen te halen,
dus water en groen tot een geheel te maken en dat in de openbare sfeer
te houden met wandel- en fietspaden. Maar kijkt u naar andere watergan
gen, b.v. naar de westelijke arm, dan ziet u dat de elementen, b.v. ge
duid door H4 en ook door B3, wat naar het water toe zijn gebracht. Daar
is weer de gedachte om de relatie water en woningen te gaan versterken.
Dat zijn duidingen, dat moet ook weer verder uitgewerkt worden. Die heel
nauwe relatie tussen tuinen en water is al aangegeven aan de noord-zuid