- 14 -
kritici geweest - tegenaan geschopt dat onze wijken zo strak worden
opgezet, het is allemaal recht toe recht aan, rechte straten, allemaal
met een hoek van 90° op elkaar aangesloten; vorige sprekers hebben het
daar ook al over gehad. Die wijze van opzet van een plan levert een
zeer eenzijdig beeld op. Nu willen wij dat niet meer en wat doen wij?
Overal in het hele plan - kijk maar naar de suggesties - maken wij
kronkelwegen, dus meteen van het ene uiterste in het andere. Wil je
variatie aanbrengen dan moet je ook in die geest variatie aanbrengen.
Er zijn nu eenmaal mensen die liever in een lange, rechte, keurige,
nette straat wonen en anderen die liever in een rommeliger, experimen
teier omgeving wonen. Ik kom op die typeringen straks nog wel even te
rug.
Wij zijn blij dat het tracé van het fietspad met de groenbeplanting
in tegenstelling tot het eerste model gehandhaafd is - wij hadden daar
voor gepleit - en dat de groenvoorziening die aanvankelijk nog tegen
de Bonke aan lag meer naar het centrum is verschoven.
De brede groenwal langs de Groningerstraatweg heeft vooral - dat
staat ook in het plan - een functie als geluidwering, om verkeerslawaai
tegen te houden. Maar voor geluidwering - dat weet ik zo langzamerhand
goed - heb je massa, gewicht nodig en bladeren hebben, voor zover ze
aan de bomen zitten, weinig gewicht. Veel gewicht heeft aarde, grond
dus. Nu was het aanvankelijk de bedoeling - dat stond ook in de model-
lennota - dat daar wallen kwamen, dus verhogingen en dan beplant. Nu
hebben wij een paar maanden terug - de heer Miedema is er toen ook
over begonnen - alvast een krediet vastgesteld om die strook te beplan
ten, op zichzelf erg goed want als de wijk dan bewoond wordt is het
groen al flink opgeschoten. Toen is er op gewezen: Brengt dat niet het
gevaar met zich mee dat wij die aarden wal en dus de geluidsisolatie
niet meer aan kunnen brengen zonder dat wij de groenbeplanting weer
moeten slopen? Dan ben je weer net zo ver van huis. Graag zou ik wil
len weten hoe dat nu uitgevoerd wordt, komen die verhogingen er in?
Zo niet, hoe zal dan het geluidsisolerend effect worden bereikt?
Dan het water in de wijk. Wij hebben er altijd voor gepleit om, als
het enigszins kan, bevaarbaar boezemwater de wijk in te brengen. Nu is
dit een polder; wij hebben het een beetje opgehoogd, maar het is pol
der gebleven. De grote waterpartijen zijn onderling bereikbaar, maar
ze zijn niet verbonden met het boezemwater. Om dat toch te bereiken
voegen wij daar van die jachthavens, insteken in. De grond daar omheen
moeten wij ophogen en dat kost veel geld. Het is een heel leuk idee
waar ik op zich heel blij mee ben, alleen, de grond wordt daar aantrek
kelijk maar te duur. Dan kan je twee dingen doen. Je kan zeggen: Dan
verkopen wij die grond ook duur en daar komen dan de "dure" mensen te
wonen; dan worden het elite-eilanden. (De heer Ten Brug (weth.): Is
geld en elite hetzelfde?) In een bepaald verband wel, ja. Je kan het
ook anders doen, je kan het spreiden over het plan. Het bezwaar daar
van is echter dat de mensen die aan die aantrekkelijkheid part noch
deel hebben er toch voor moeten betalen. Toen is bij ons de gedachte
opgekomen: Zou je nou niet al die waterpartijen bereikbaar kunnen ma
ken zodat de hele wijk - woningwetbouw en alles wat er in zit en maar
enigszins bij het water staat - kan profiteren van die bevaarbaarheid,
ook naar de Wielen en naar de Friese meren toe. Dat zou je b.v. kunnen
doen met een sluisje. (De heer Hijpma (weth.): Of een overtoom.) Ik
vraag dan meteen maar even: Wat is een overtoom, heren deskundigen?
Ik heb aan een sluisje gedacht en ik ben naar Prov. Waterstaat gegaan
om te informeren. Er bestaan inderdaad zelfbedieningssluizen. Dat kost
natuurlijk geld, maar wij bereiken daarmee dan wel dat wij niet alleen
de aantrekkelijkheid van het noordelijke maar ook de aantrekkelijkheid
van het zuidelijke plandeel spreiden over de hele wijk zodat iedereen
er profijt van kan hebben. Ik wil daar dus graag uw oordeel over hebben.
Als dat nu niet kan dan hoort dat bij de z.g. geclaimde punten. Ik
wil dus graag weten of dat tot de mogelijkheden behoort. Dit soort
sluizen bestaan dus inderdaad, maar ik kon niet achter de kosten ko
men. Als dat ver in de miljoenen loopt wordt het om die reden natuur
lijk onhaalbaar.
Over het openbaar vervoer heeft de heer Janssen al het een en an
der gezegd; daar kan ik mij wel bij aansluiten.
Dan kom ik nu op de differentiatie. Differentiatie is een woord dat
kennelijk in de stedebouw enorm opgang maakt; je hebt allerlei soorten
differentiaties. Daarbij wordt-geprobeerd een gevarieerd en veelvormig
woonmilieu te bereiken door een vermenging van al die verschillende
differentiatiefactoren; ik bedenk die termen niet hoor. Zo kan je b.v.
differentiëren naar woninggrootte (het aantal kamers of verblijfseen-
heden)naar bouwvormen (vrijstaand, rijenwoningen, gestapeld), naar
financieringscategorie (woningwet 40% zeggen wij nu voor de eerste
fase, althans dat stelt het college voor, premie huur en premie koop
ook 40% en vrije sector 20%), naar woningdichtheid (20, 40 of 60 per
hectare). Dat zijn allemaal rekenkundige eenheden die erg goed han
teerbaar zijn achter een bureau. Je kan daar - dat is ook gebeurd -
prachtig financiële rapporten op bouwen, maar de mens waarvoor wij
uiteindelijk bouwen komt eigenlijk nauwelijks in het verhaal voor. Er
is ook nog een andere manier van plannen; die vraagt zich af: Voor wie
bouwen wij eigenlijk? Ik heb hier bij Camminghaburen, gezien de fan
mail zoals de heer Knol dat noemde, meer de indruk dat wij voor bouwers
gaan bouwen, maar wij bouwen uiteindelijk voor de mensen die er zullen
gaan wonen en die daar 10, 20, 30 jaar of nog langer zullen moeten wo
nen. (De heer Rijpma (weth.): Wat een ontdekking.) Nou, je krijgt in
derdaad haast het idee dat dat een ontdekking is. Als je al deze stuk
ken doorleest dan denk je: Hé, daar moeten ook nog mensen gaan wonen.
Wel, je hebt verschillende mensen, je hebt verschillende levensstijlen.
Nu is er een methodiek - dat is niet een bedenksel van Axies - die op
gang doet en die ik tot nu toe totaal mis in de opbouw van deze wijk.
Omdat het een nogal ingewikkelde kwestie is heb ik wat materiaal ver
zameld en dat in de Commissie Ruimtelijke Ordening rondgedeeld aan de
verschillende fracties. Ik zal even iets van die methodiek vertellen.
Als levensstijl-kenmerken kan je noemen: er zijn mensen die afzonde
ring zoeken, er zijn mensen die graag gezien willen worden, er zijn
mensen met gemeenschapszin, er zijn mensen die creatief zijn. Zo staan
er in het boek dat hierover gaat een stuk of 15 levenskenmerken ge
noemd, waarna men zich afvraagt: Wat betekent zo'n levenskenmerkzo'n
levensstijl voor de woning en wat betekent dat voor de woonomgeving?
Dan krijg je z.g. milieutyperingen; hoe kan je die dan verdelen over
de wijk? Je kan natuurlijk niet experimenteel aangelegde mensen en
traditioneel aangelegde mensen in dezelfde straat zetten; dat gaat
niet, je weet van te voren dat dat botsingen oplevert. Een dergelijke
milieudifferentiatie is tot nu toe nergens terug te vinden in deze
plannen. Dan kom ik nu op de architectenkeus. Op basis van de door mij
genoemde typeringen - de vraag: voor wie ga je bouwen - kan je n.l. je
architectenkeus bepalen. Je kan aan de hand van praktijkvoorbeelden
zeggen: Die architect bouwt in de stijl die wij op dat punt in de wijk
willen hebben. Dat is een veel reëlere aanpak dan wat er nu gebeurt,
n.l. deel de wijk in in vakjes; dat gebeurt op kaart 12. Het enige ver
schil met Aldlan en Heechterp is dat de lijnen in dit plan wat scheef
lopen, maar voor de rest is het gewoon een verdeling naar de draag
kracht van de mensen. Daar bij de waterpartij komt de vrije sector;
dat is voor de mensen die het kunnen betalen. Een stukje verder komt
er een strook premiebouw; dat is voor de mensen die wat minder kunnen
betalen. En nog verderop hebben wij een stuk hoofdzakelijk woningwet-
bouw met wat mengvormen. Dat is de verdeling die wij toepassen. Het is