- 17 - - 16 - een verdeling die zich niet afvraagt: Hoe willen de mensen graag wonen en met wie willen ze er graag wonen, maar het is een verdeling die zich afvraagt: Hoeveel kunnen de mensen voor hun woning betalen? Zoveel, wel, dan komen ze daar terecht. Natuurlijk kan je die kwantitatieve diffe rentiaties niet uitschakelen, die blijven ook meespelen. Ze mogen ech ter naar ons oordeel geen uitgangspunt zijn. Hier - je kan dat in de raadsbrief lezen in de voorgestelde besluiten - zijn het stuk voor stuk uitgangspunten. De raad bepaalt hoe groot de woningdichtheid is, de raad gaat akkoord met kaart 12 enz., terwijl nergens staat aangegeven voor wie wij daar nu eigenlijk bouwen en of die mensen waar wij voor bouwen daar kunnen wonen. Nee, er wordt gekeken naar hun portemonnaie om het maar even populair te zeggen. Wij zouden dus een heel andere ma nier van planning voorstaan. Kennelijk worden deze criteria tot nu toe nog niet gebruikt bij de architectenkeuze. Toch wil de gemeente - zeer terecht, vind ik - een grote stem hebben bij het aantrekken van de ar chitecten. Mijn vraag is: Als deze criteria niet gaan gelden - kenne lijk gebeurt dat niet, want ze spelen tot nu toe niet mee - welke cri teria zullen er dan wel gelden? De voordelen van een dergelijke plan ning is dat je dan per deelplan, per buurt, per ongeveer 300 woningen een eigen karakteristiek krijgt en dat varieert van zeer experimenteel tot zeer traditioneel en van zeer stedelijk - met walmuren - tot zeer landelijk. Dan krijg je een wijk die beter is afgestemd op de levens stijl van de bewoners. Als je met ontwerpgroepen werkt krijg je boven dien een betere kwaliteitsbeheersing door de gemeente, want daar zit ten wij hier met zijn allen voor. Overigens zijn wij van mening dat ieder deelplan een afspiegeling dient te zijn van de sociale opbouw - dat is de differentiatie naar financieringscategorieën, dus woning wet, premie en vrije sector - van het hele plan, dus geen getto's kwe ken op basis van de inhoud van de portemonnaie. Ik denk dat wij bij de nadere behandeling in de raad met een motie komen die ingaat tegen het gestelde op kaart 12. Dan iets over de keuze van de bouwers. Er is al gesproken over de merkwaardige gang van zaken bij de selectieprocedure. Daar ben ik het volledig mee eens. Er is heel wat over te doen geweest, wij hebben zelden zoveel brieven gekregen, per expresse en weet ik wat, als over deze kwestie. Het versterkt weer het vermoeden dat je in eerste in stantie veel meer bouwt voor de bouwers dan voor de mensen die er ko men te wonen. De Commissie Grondbedrijf waarvan ik deel uitmaak is op een zeer onverwachte manier overvallen - zo kan je het wel noemen - met de problematiek die eigenlijk al voor een groot deel voorgekauwd was in de dienst. De criteria lagen vast, de selectie van 60 naar 15 was zelfstandig door de dienst gebeurd, de selectie van 15 naar 4 was ook zelfstandig door de dienst gebeurd. Daarna heeft de Commissie Grond bedrijf met de 4 overgebleven ondernemers een gesprek gehad, met zeer wisselend succes. Er zijn ook excursies geweest naar Dordrecht en Maas sluis. Het ging er niet zo zeer om om te kijken wat er gebouwd is maar wel om hoe het gebouwd is, met welke organisatie. De commissie heeft geen conclusies getrokken, dit in tegenstelling tot wat er in de raads brief staat. Daar staat n.l. in: "is de commissie tot de conclusie ge komen dat het aanbeveling verdient met een tweetal Friese bedrijven in onderhandeling te treden en met een drietal landelijke projectontwik kelingsmaatschappijen". Dat is niet waar. In de notulen van de verga dering van de Commissie Grondbedrijf staat: "De voorzitter kwam daar na tot de volgende conclusie: Als" - met de nadruk op als - "er in de eerste fase Camminghaburen voor wat betreft het aandeel van premie, koopwoningen etc. gebouwd zal worden in delen van ongeveer 100 wonin gen, waarbij dan op voorstel van de Commissie Grondbedrijf tevens pro jectontwikkelaars met architecten en bouwondernemers, alsmede 2 bouw ondernemers met eigen architecten zouden kunnen worden ingeschakeld, dan worden als projectontwikkelaars aanbevolen: Sociaal Fonds voor de Bouwnijverheid, Westland-Utrecht-projectontwikkelingsmaatschappij Uitgaande van die procedure genieten die projectontwikkelingsmaatschap pijen dus de voorkeur, van de meerderheid van de commissie dan ook nog want de commissie was niet unaniem. Het is dus niet zo dat de conclu sie van de commissie was dat er maar met de twee genoemde maatschappij en in zee gegaan moet worden. Uit de raadsbrief zou je dat kunnen lezen en dat zou tot misverstanden kunnen leiden. Nadat de selectie van 4 ge publiceerd was in de krant kwamen er al reacties, m.n. van twee grote bouwbedrijven, maar toch ook van anderen. En wat hebben b. en w. ge daan? Die hebben gezegd: Inderdaad, zo komen die bouwbedrijven niet aan de bak, wat doen wij, wij pikken er twee uit en die mogen wel mee doen. Daarmee krijgen dan tegelijk alle andere bouwbedrijven minder kansen om ook aan de bak te komen. Ik zeg "minder kans", want het wordt dan nog minder dan in de eerste variant. Als de projectontwikkelings maatschappijen n.l. alle projecten in de premiebouw krijgen dan zijn zij verplicht om gebruik te maken van regionale bouwbedrijven; dat is als eis gesteld. Nu worden er voor ongeveer de helft van de projecten al twee bouwbedrijven ingeschakeld. M.a.w.er blijft de helft minder over voor andere bouwbedrijven. Wij kunnen dan ook niet akkoord gaan met de conclusie die u vervat onder besluit nr. 5 van de raadsbrief. (De heer Heidinga: Dat hoeft u nu nog niet te zeggen.) Waarom zou ik dat niet mogen zeggen; als ik dat meen dan mag ik dat wel zeggen, dacht ik. Zoals ik al uitgelegd heb staan wij een heel andere methodiek voor. Op basis van die milieutyperingen moeten wij als gemeente de ontwer pers uitzoeken en daarbij bouwers zoeken die die ontwerpen voor ons uit willen voeren. Het interesseert mij niet of dat een projectontwik kelingsmaatschappij is of een klein bouwbedrijfje als ze toch niet meer dan 50 woningen gaan bouwen; dan blijft de procedure veel langer open en hebben wij als gemeente een veel grotere garantie dat er gebouwd gaat worden wat wij willen. (Mevr. Willemsma-de Jong: En die mensen dan? Die zaten u toch zo hoog.) Wij vertegenwoordigen in ons democra tisch systeem toch die mensen. (Gelach) (De Voorzitter: Als u nu de heer Van der Wal eens niet meer onderbrak dan kwamen wij misschien klaar.) (De hear Miedema: Hawwe jo de moed noch net opjown?) Ik wil nu nog even iets zeggen over de tijdnood. Die tijdnood wordt te pas en te onpas gebruikt om - dat is mijn indruk tenminste - zinnen door te drijven. Het was zelfs zo met het organisatieschema. Dat kre gen wij voor het eerst op tafel, er was kritiek op - zo voor de vuist weg - en toen werd er meteen gezegd: Ja, maar het is al gedrukt, wij moeten snel. Praten over bouwers: Natuurlijk wordt de raad er bij be trokken, maar, denk er om, wij moeten wel snel. Ik zal u zeggen dat wij voor dat soort argumenten niet om gaan, want wij moeten hier een stadsdeel gaan bouwen voor minstens 40 jaar en dat moet goed gebeuren. Dat kan niet door tijdnoodargumenten van een paar maanden op de tocht worden gezet. Die argumentatie die straks vast ook wel zal komen - misschien vanavond niet maar dan wel bij de behandeling op 14 december spreekt ons dus totaal niet aan. Over de grondprijs - die is hoog - zijn al verschillende vragen ge steld. Mijn vraag is nog: Hoeveel kan het maximale lokatiesubsidie schelen op de grondprijs en hoeveel kan het minimale lokatiesubsidie schelen op de grondprijs? Als daar nu geen antwoord op kan worden ge geven dan wil ik daar graag een antwoord op hebben bij de schrifte lijke beantwoording. Het hoeft om mij niet in honderden guldens nauw keurig, wij willen er echter wel graag een globaal beeld van hebben. Want de vraag blijft: Waar zijn wij mee bezig?

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1976 | | pagina 9