34 en 72,5, dat ligt dus iets gunstiger naar de vastrechtbedragen toe. Ik ben van mening dat het selectief gebruik op deze manier niet te bereiken is en dat het accres in het kWh-verbruik bovendien van ande re externe factoren afhankelijk is en niet van de 0,2 cent in de prijs. Bovendien lijkt het mij op dit moment een uiterst ongeschikte tijd om met een tariefopbouw te beginnen die afwijkt van de opbouw van de tarieven van het P.E.B. in verband met de nog lopende arbitrage over het stroominkoopcontract. Misschien kan de wethouder inmiddels nadere mededelingen doen over wanneer de uitspraak in die arbitrage te verwachten is. De heer Visser: Het punt van de elektriciteitstarieven is al eerder aan de orde geweest in de geest zoals de heer Knol nu naar voren heeft gebracht. Onze fractie heeft zich in het verleden steeds gecon- j formeerd aan de tarieven van het P.E.B. en wil in deze niet een afwijkend standpunt innemen. De mo tieven die het college heeft aangevoerd tegen het standpunt van 2 leden van de Commissie voor het Gemeentelijk Electriciteitsbedrijf spreken ons wel aan. De verhouding tussen de vaste kosten en het vastrecht is zodanig dat uit het vastrecht ongeveer de helft van de vaste kosten wordt gedekt. Een af wijking van de gemeentelijke tarieven staan wij ook niet voor. Wij willen ons graag conformeren aan de provincie. Ik ben wel even nieuwsgierig naar het effect van het voorstel van de heer Knol i.v.m. de datum van invoering, ook tegen de achtergrond van de onderhandelingen die bezig zijn in arbitraire zin. Ik denk dat daar nog niets over gezegd kan worden, maar misschien dat de wethouder enige infor matie heeft omtrent het effect. De heer De Greef: Wij vinden het voorstel van de P.v.d.A. een charmant voorstel, omdat nu einde lijk niet langer lippendienst wordt bewezen maar gewoon in de praktijk geconcretiseerd geprobeerd wordt om inderdaad tot een milieu-vriendelijker energiebeleid te komen. Je moet ergens beginnen en ik denk dat je hier wel mee kunt beginnen. Ik denk dat het argument dat genoemd is, dat je daarmee gaat ontsporen naar de bestaande regeling toe, wel meevalt, want ik heb de indruk dat het een woud van regelingen is dat er bestaat en dat er totaal geen uniformiteit is. Wat dat betreft kan je volgens mij dat argument niet gebruiken. Wij zouden met de P.v.d.A. de motie willen ondersteunen. De heer Eijgelaar (weth.): Wij hebben over dit punt wel eens vaker van gedachten gewisseld, ver leden jaar is het ook uitgebreid aan de orde geweest in de raad. Het gaat er om, volgen wij het P.E.B. in de tariefstelling of gaan wij in deze een eigen beleid voeren. Tot nu toe - de heer Visser heeft dat al opgemerkt - hebben wij steeds het P.E.B. gevolgd. Het aannemen van de motie zou betekenen dat wij nu een eind zouden maken aan de toestand zoals die de afgelopen jaren steeds geweest is. Boven dien - dat hebben ook mevr. Smit en de heer Visser naar voren gebracht - zal de verhouding tussen de vaste lasten en de vaste opbrengsten verder uit elkaar groeien. Wij hebben hier in Friesland, dacht ik, iets bereikt, n.l. eenheid in tarieven. De heer Knol heeft minister Lubbers even geciteerd uit een schrijven, maar er is nog een ander punt. Wij hebben in Friesland een tariefstelling die op elkaar aan sluit wat provincie en gemeente betreft, iets dat ook van rijkswege steeds gepropageerd wordt en waar ook in andere gebieden in Nederland met alle kracht naar wordt gestreefd; het lukt helaas niet erg. Wij hebben dat echter wel en zouden ongedaan gaan maken waar anderen naar streven. Dat is een beetje de omgekeerde wereld. De heer Knol zegt: Laten wij de tarieven met 4% gaan verhogen per 1 januari en het vastrecht gelijk laten; wat wij dan op het vastrecht tekort komen zal uit de tarieven kunnen komen. Eventueel kunnen de tarieven met wat meer dan 4% verhoogd worden; dat is, dacht ik, de bedoeling, hoewel de heer Knol dat niet genoemd heeft, maar anders komen wij er niet uit. (De heer Knol: Dat hoeft niet.) (De heer Janssen: Als het per 1 januari ingaat zijn wij 3 maanden vroeger.) Dat is de vraag. Wij weten op dit moment nog niet wanneer het P.E.B. de nieuwe tarieven gaat invoe ren. Dat kan trouwens ook niet zoveel schelen want het P.E.B. gaat per 1 januari de nieuwe tarieven in rekening brengen aan grootverbruikers en en gros-afnemers, althans zo is het ons meegedeeld. Als wij de 5% zoals die door het P.E.B. wordt voorgesteld volgen en wij zouden, als het P.E.B. de nieuwe tarieven per 1 april in laat gaan, dat ook doen dan zullen wij wel het nieuwe inkooptarief vanaf 1 ja nuari moeten betalen; dat kunnen wij dan echter nog wel opvangen. Als wij echter op 4% gaan zitten en dan alleen wat de kWh-prijs betreft dan komen wij er ongetwijfeld niet uit. (De heer Knol: Zo staat het niet in mijn voorstel; u moet mijn voorstel lezen.) In het voorstel staat, dacht ik, dat wij het tarief vast moeten stellen zodanig dat de vastrechttarieven gelijk blijven en de meeropbrengst uit de verhoging der tarieven een bedrag oplevert van 460.000, U koppelt het niet aan een bepaald percentage. (De heer Knol: Dat moeten ze aan de Groningerstraatweg uitrekenen.) U hebt vermoede lijk in uw verhaal ter toelichting van de motie over 4% gesproken. (De heer Knol: Ik heb gewoon ge zegd: dit is 4/5 van 575.000, Goed, hoe het ook zij, met dat bedrag komen wij er wel uit en kunnen wij natuurlijk wel het vastrecht op dat niveau laten. Het betekent echter wel dat wij het P.E.B. 35 niet volgen in de tariefstelling en het betekent ook dat de verhouding tussen vaste opbrengsten en vas te kosten verder uit elkaar groeit. Ik geloof dat het onjuist zou zijn om het zo te doen en af te wijken van het tarief zoals dat door het P.E.B. is vastgesteld. Ik ontraad daarom deze motie en daarbij spreek ik namens een meerderheid van het college. De heer Knol: Nog één opmerking. De verhouding tussen vaste lasten en vastrecht wordt aange sneden als zijnde een heel bezwaarlijke zaak, maar als je het rapport Van Veen leest dat ter inzage lag dan blijkt dat het P.E.B. en het Gemeentelijk Electriciteitsbedrijf met een vastrechtprijs van 6,65 per maand tot de allerhoogsten behoren. De meeste andere bedrijven liggen daar ver onder, er zijn er bij die op 1,50 per maand zitten. Dat argument spreekt volgens mij helemaal niet, dat is bij andere distributiebedrijven en andere produktiebedrijven hetzelfde en die tillen daar kennelijk niet zo zwaar aan. De heer Eijgelaar (weth.): Daar kan je natuurlijk heel verschillend over denken; je hoeft er hele maal niet zwaar aan te tillen, je kunt per slot van rekening ook alles uit de tarieven halen en het vast recht heel laag stellen. (De heer DeGreef: Dat is juist.) Ik zeg ook niet dat het niet zou mogen. Ik ben van mening dat het niet zo moet en ik geloof dat er een relatie moet zijn tussen vastrecht en vaste kos ten. Je zou daar een heel interessante discussie over kunnen voeren, de vraag is waar je dan terecht komt; dat is nog niet zo simpel. Je krijgt bij een heel laag vastrecht een zeer vreemde verhouding als je het louter uit de tarieven gaat halen. Misschien dat wij daar een volgende keer nog wel eens op te rug komen, want ik neem aan dat dit niet de laatste keer is dat wij over dit punt in deze raad van ge dachten wisselen. (De heer Knol: Wat betreft de begrotingspositie is er helemaal geen probleem.) (Mevr. Brandenburg—Sjoerdsma: Bij enkel-tarief is er alleen een tarief en geen vastrecht; u kunt dus niet zeggen dat het niet kan.) Dat zeg ik ook helemaal niet; het kan wel. De Voorzitter: Wij zullen over de motie moeten stemmen want de meningen zijn nogal verdeeld. De motie van de heren Knol en Pronk wordt aangenomen met 19 tegen 15 stemmen. Tegen stemmen de dames E.N.J. Smit, M.M.Th. Visser-van den Bos en A. Willemsma-de Jong en de heren J.R. Bi jker— sma, G.F. Eijgelaar (weth.), D.E. Heere, O. Heidinga, H. Jansma, C. de Jong, A. Klomp, W. Miede- ma, C.L. Rijpma (weth.), J. Schaafsma (weth.), N. Sterk en L. Visser. De Voorzitter: Nu de motie is aangenomen verzoek ik u het college te machtigen het besluit redac tioneel aan te passen aan de motie die is aangenomen; ik kan het nieuwe besluit nu niet zo maar even formuleren. Kunt u hiermee instemmen? De Raad stemt hiermee in. Punten 31 en 32 (bijlagen nos. 41 9 en 420), Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Mej. A.J. de Vos en de heer A. Klomp hebben inmiddels de vergadering verlaten. De heer Heidinga: Het is twaalf uur geweest en ik stel voor nu op te houden. De Voorzitter: Ik stel voor om door te gaan en ik vraag wie de heer Heidinga steunt in zijn voor stel. Ik zie dat dat maar twee raadsleden zijn en dus werken wij de agenda af. De heer Heidinga verlaat hierna de vergadering. Punten 33 t.e.m. 37 (bijlagen nos 416, 448, 426, 442 en 453). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 38 (bijlage no. 451 De heer Meijerhof: Vanwege het late uur - ik kan eigenlijk beter "vroege uur" zeggen - zal ik kort zijn. Dat kan ook gelet op het feit dat onze fractie zich toch wel kan vinden in het standpunt van

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1976 | | pagina 18