8 Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het mondeling door de voorzitter gewijzigde voorstel van b. en w Punt 5 (bijlage no. 433). De heer De Pree: Het gaat hier over 2 zaken, n.l. de Nota Woningbouwbeleid en het Rapport Wo ningmarktonderzoek. Over de Nota Woningbouwbeleid zal zo meteen mijn fractiegenoot Geerts een paar opmerkingen maken en ik wil een aantal dingen zeggen n.a.v. het Rapport Woningmarktonderzoek, niet omdat mijn fractie bezwaar zou hebben tegen dergelijke onderzoeken, integendeel, ze bieden een hoop informatie, maar wel om nog eens de nadruk te leggen op het feit dat de uitkomsten van dit soort rapporten toch wel wat gerelativeerd moeten worden. Het is altijd zo dat een dergelijk onderzoek - dit staat ook in het rapport - een momentopname is die snel veroudert. Op het moment dat zo'n rap port verschijnt zijn er waarschijnlijk al weer nieuwe gegevens. Een belangrijk punt is dat de enquête die voor een dergelijk rapport gehouden wordt veel minder objectief is dan de suggestie die altijd van zo n onderzoek uitgaat. Het is altijd sterk subjectief, je kunt het heel sterk uitdrukken door te zeggen: datgene wat er uit komt is voor een belangrijk deel afhankelijk van wat je er van te voren zelf in stopt. Een nog belangrijker opmerking hierover is dat daarmee een uitkomst van een onderzoek als dit noodzakelijkerwijs uiterst beperkt is, vooral cijfermatig en kwantitatief, en het is veel minder inhou delijk. Ik wil hier een enkel voorbeeld van noemen. Een voorbeeld van de beperking die in een der gelijk rapport zit vinden wij, denk ik, al als het gaat om het opsporen van de oorzaken, de redenen waarom veel mensen willen doorstromen, willen verhuizen. Ik denk dat er heel wat meer redenen be staan dan er in dit rapport worden genoemd. Een tweede vraag die eigenlijk in dit rapport niet aan bod komt en waar ik graag wat informatie over zou willen hebben is: Hoe zit het met het percentage men sen in onze gemeente, althans in de wijken die onderzocht zijn, dat de komende jaren wil verhuizen? Wat is de hoogte van dat percentage vergeleken bij andere gemeenten? Is dat hetzelfde of ligt dat in Leeuwarden hoger of lager? Ik denk dat nou juist zo'n cijfer je iets zou kunnen vertellen over het hele woonklimaat in onze stad, in onze gemeente of in een aantal wijken binnen onze gemeente. Dat zal je dan moeten vergelijken met vergelijkbare wijken in andere plaatsen, in andere gemeenten. Ik zal u een enkel voorbeeld noemen waarvan ik denk dat het rapport stelliger is of meer lijkt te bieden dan het in werkelijkheid blijkt te zijn. Op blz. 16 wordt een relatie onderzocht tussen doorstromen en hoog te van inkomen. Als conclusie wordt dan gezegd dat het heel opvallend is dat inkomen geen rol blijkt te spelen, want de percentages liggen iedere keer gelijk bij de doorstromers en de niet-doorstromers bij vergelijkbare inkomens. Ik denk dat dit een conclusie is die op zichzelf helemaal niets zegt. Het zou kunnen zijn dat - ik doe maar een gok - van hogere inkomensgroepen een bepaald hoog percentage niet wil verhuizen omdat ze goed zitten en dat van lagere inkomensgroepen een heel hoog percentage ook niet wil verhuizen, niet omdat ze goed zitten maar omdat ze het zich financieel niet kunnen per mitteren. Uit de cijfermatige opstelling in het rapport blijkt alleen maar dat er geen link bestaat tus sen het al of niet willen en kunnen doorstromen en hoogte van inkomens. Wat ik mij afvraag is waar men dat vandaan haait. Je zou er een heel andere conclusie uit kunnen trekken. Het tweede voorbeeld van iets soortgelijks is op blz. 31 waar het gaat over de ontevredenheid t.a.v. het wonen in de huidige woning. Er wordt een heel aantal factoren genoemd en al die redenen worden in de enquête, in het onderzoek genoemd. Daar zijn antwoorden op binnengekomen en dat wordt allemaal opgeteld. Je komt dan op een percentage van 100, m.a.w. de suggestie wordt gewekt dat je nu dan ook voor 100% weet wat de diverse redenen zijn waarom mensen willen verhuizen. Als ik dan die oorzaken bekijk dan denk ik - ik heb dit zopas ook al gezegd - dat er nog heel andere oorzaken zouden kunnen zijn die hier niet gevraagd zijn. Om het wat populair te zeggen, als je moet kiezen tussen patates-met, patates- zonder, frikandel en croquet en meer niet, dan moet je een van die 4 kiezen. Je onderzoekt dan een aantal mensen daarop en dan blijkt dat ze allemaal wel een van die 4 invullen en dan heb je 100%, terwijl alle alternatieven die daarnaast in de voedingssector bestaan er niet uit komen, omdat je die niet hebt genoemd, omdat je die niet in je enquête hebt gestopt. Dit was een beetje een illustratie van datgene wat ik bedoel met die ontevredenheid. Een laatste opmerking is dat op de bladzijde hier aan voorafgaand gesteld wordt dat de tevredenheid t.a.v. allerlei facetten erg groot is. Ik dacht dat het al eens eerder in de raad gezegd is, maar met enquêtes moet je altijd verschrikkelijk oppassen om daaruit conclusies te trekken. De praktijk bewijst n.l. dat mensen zich bewust of onbewust veel tevre- dener voordoen t.o.v. hun eigen situatie dan ze in werkelijkheid zijn, omdat dit vaak de enige reden is om een situatie die je helemaal niet bevredigend vindt toch te accepteren. De heer Geerts: Ik wil graag iets zeggen over de Nota Woningbouwbeleid. U stelt voor om het be leid van de komende jaren te richten op een woningproduktie van 750 woningen per jaar. U zegt eerst dat het wel logisch zou zijn om uit te gaan van 600 woningen, maar als Leeuwarden groeistadfacili teiten krijgt dan zou dit 750 woningen moeten worden. Wij hebben lokatiesubsidie gekregen, dus Leeu warden heeft groeistadfaciliteiten en wij moeten die 750 woningen gaan bouwen. Dit verhaal lijkt mij niet helemaal te sluiten. Ik heb het schema 2b waarin uitgegaan wordt van 600 woningen eens even nagekeken. In verband met de acceptabele leegstand lijken daar redelijke resultaten uit te komen. In dit schema is uitgegaan van binding van de natuurlijke aanwas plus 200 per jaar. Een groeistad is een stad waarbij de vermeerdering van het aantal inwoners een doel op zich is. Dat is een doelstelling om een beter draagvlak te creê'ren op economisch en sociaal-cultureel gebied. Volgens mijn inlichtingen is het zo dat wij m.b.t. die groeistadfaciliteiten alleen lokatiesubsidie krijgen, maar dat hebben wij om heel bijzondere redenen gekregen, n.l. om de suburbanisatie tegen te gaan. De grondprijzen in de omliggende gemeenten lagen en liggen misschien nog wel lager dan in Leeuwarden en daarom zijn bij zondere faciliteiten voor de gemeente gegeven. Om de suburbanisatie tegen te gaan hoeven wij niet meer te doen dan de natuurlijke aanwas te binden met daar nog 200 overheen; dan hebben wij volledig voldaan aan de eisen waarvoor wij lokatiesubsidie krijgen. Wat dat betreft zou de redenatie veel meer uit moeten komen op 600 woningen. Ook om andere redenen zijn wij eigenlijk meer geporteerd voor die 600 woningen. Ik geloof dat het probleem van leegstand erg groot wordt bij 750 woningen, daar zullen wij toch wel degelijk rekening mee moeten houden. Het punt woningvermindering is in het schema redelijk optimistisch opgenomen; in ieder geval zijn de streefgetallen de laatste jaren niet ge haald. Wij zouden eigenlijk het besluit wel gewijzigd willen zien, wij zouden in punt I 750 woningen gewijzigd willen zien in 600 woningen. Nu is dit voor ons niet zo zeer een halszaak, want ik dacht dat u toegezegd had dat u elk jaar terugkomt met zo'n nota. Bovendien worden er volgens het schema de komende 2 jaar 500 woningen geproduceerd. Wat u vraagt is, dacht ik, ook niet meer dan ruimte om plannen te maken en voor te bereiden voor het aantal woningen per jaar. Maar goed, zoals wij ge zegd hebben zijn wij veel meer geneigd om te kiezen voor 600 woningen per jaar als voor 750 woningen In het besluit onder II - de differentiatie van het woningbestand in Camminghaburen - wordt ge kozen voor de 40-40-20-verhoudingNu gaat onze fractie daar voor de eerste fase wel mee akkoord. Wij vragen ons alleen af: Moet dit zo blijven? Wij zijn eigenlijk van mening dat wij nu de verhouding tussen de vrije sector, premiebouw en woningwet verantwoord kunnen vaststellen voor de eerste 1.000 woningen. Voor de volgende fasen moeten wij nu niet beslissen, wij kunnen dat later bijstellen en af hankelijk stellen van vraag en aanbod. Wij zouden het besluit onder II dan ook graag aan willen vul len. De punt achter de zin moet er dan uit en daar zou moeten staan: voor de eerste fase, later bijge steld afhankelijk van vraag en aanbod. De hear Miedema: It wenningmerkundersyk jowt yn dizze ried altyd wol stof ta praten, hwant wy binne it noait net sa bést iens op dit punt. Dat blykt joun ek al wer, hwant myn fraksje hat hwat in oar stanpunt as de fraksje fan de P.v.d.A. en binammen hwat itjinge de hear Geerts nei foaren brocht hat oanbilanget. In pear jier lang hat de ried miend dat it nedich wie om 500 wenningen per jier to bouwen, hwant wy bouden al foar de leechstan. Lokkich is dat hwat de ried woe net trochgien en bin ne der mear as 700 wenningen boud. Nettsjinsteande dat der mear as 700 wenningen boud binne - yn 2 jier binne der dus hast 500 huzen mear boud as de bidoeling wie - is de leechstan knap efterut roun. As it kolleezje yn de nota stelt dat der 1 april noch 1 .200 lege wenningen yn de gemeente wienen dan kin ik dat net oanfjochtsjeIk set allinnich in fraechteken. It is sa dat de korporaesjes plus it Ge- meentlik Wenningbidriuw op 1 augustus noch in leechstan hienen fan 1,2%. Dat haldt op in oantal fan 15.000 wenningen yn dat der op dat momint in 200 hierwenningen leech wienen. As der dan in totale leechstan fan 1 .200 neamd wurdt dan soenen der yn de partikuliere sektor noch in 1 .000 lege wennin gen wêze moatte. Hiel foarsichtich set ik dêr dochs in frij great fraechteken efter. Lykwols, as jo dan nei de Ontwikkeling yn de foarbije jierren sjogge - efterom sjen is altyd makliker as foarüt sjen - dan sjogge jo by in wenningproduksje fan mear as 700 wenningen in werom rinnen fan de leechstan. Meas- tentiids wurdt de leechstan yn dizze tiid fan it jier - dat rint sa oant maert - wer in bytsje greater, dus miskien sitte wy hwat de hierwenningen oangiet yn maert wer op 1 ,5% of 2%. De kans dat wy yn de kommende jierren 700 huzen bouwe sit der lykwols net yn, gewoan omt wy de plannen en de terrei nen net hawwe. Ik tocht dat it reéel wie om sjoen de Ontwikkeling dy't der is to stellen dat der bigjin 1978 in krapte oan wenningen yn Ljouwert wêze sil. Alles hwat krap is wurdt djur. Dat hat net syn ef- fekt op de hierprizen - dy lizze fêst -, mar it hat wol syn effekt op de aldere wenningen dy't for- kocht wurde. Ik tocht dat it foar in frij great diel fan us ynwenners, binammen foar de lju dy't net de alderdikste beurs hawwe, in spitige saek wie dat, as hja harren as doel steld hawwe om ris in aider hus to keapjen, dan troch de krapte op de wenningmerk de prizen omheech fleane en hja der krekt wer net oan ta komme. Dat is ien fan de gefolgen fan in to krap wenningboubilied fan de gemeente Ljouwert Us fraksje is dan ek tige tofreden mei it oantal fan 750. Hienen wy de romte dan soenen wy sizze: Der

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1976 | | pagina 5