10
kinne noch wol in pear by. Sjoen lykwols de Ontwikkeling fan us plannen kinne wy wol alles op papier
sette mar wy kinne it dochs net réalisearje. It is ek sa dat, as jo it oer de totale wenningbihoefte haw-
we, it in gegeven is dat men oan de fraech nei jongerenhusfêsting - studearjende en wurkjende jonge
ren - binnen it gemeentlik apparaet en binnen de wenningboukorporaesjes hein nochte nei foldwaen
kinnen hat, deagewoan omt de wenninkjes der net binne. (De heer Van der Wal: Omdat men ze afbreekt.
Dit is in bounota en net in ófbraeknota. (De heer Van der Wal: O nee? Nou, het is onttrekking van de
woningen aan het woningbestand.) Dat is in lyts underdiel. Wy tinke ek oan de universiteit der't wy
allegearre tige wiis mei binne. Wy hoopje dat dy de kommende jierren utgroeije sil, dat dy in flecht
nimme sil en dat sil ek in bipaelde druk op us wenningmerk jaen. As jo dizze aspekten by elkoar nimme
dan is us fraksje dochs fan miening dat 750 wenningen it absolute minimum is. Wy soenen der op dit
momint by it kolleezje op oandringe wolle om alle maetregels to nimmen om de greatst mooglike foar-
rang to jaen oan fierdere boumooglikhedenIk tink dan binammen even oan de opheging fan it sudlik
diel fan CamminghabuorrenIk tocht dat it och sa nedich wie dat dat mei de measte haest oanpakt
wurdt. In oare winsk op dit terrein is dat it net allinnich ophege wurdt mar dat ek it bistimmingsplan
klear makke wurdt, sadat wy dêr in offisieel bistimmingsplan krije en dat dêr as it nedich wurdt sa gau
mooglik boud wurde kin binnen alle grinzen dy't de wet fan us easket.
De heer De Beer: Eerst wil ik iets zeggen over de nota van de Nationale Woningraad. Het is na
tuurlijk ondoenlijk om al die cijfers te checken. Het is zoals de heer De Pree zegt, een groot deel van
wat er uit komt is afhankelijk van wat je er eerst in stopt. Daar wil ik mij verder niet over uitlaten,
het zijn uiteindelijk ook maar indicaties waarmee wij eventueel ons voordeel kunnen doen. Je zou er
dan ook nog het meest gunstige voor jezelf uit kunnen halen, maar ik heb getracht dat niet te doen.
Ik heb op blz. 39 gelezen dat vooral de nieuwbouwwijken met voornamelijk laagbouw erg in de belang
stelling staan. Op dezelfde pagina staat ook dat de aantrekkingskracht van de randdorpen nog steeds
bestaat en daarom zullen wij dus vooral bij de inrichting van Camminghaburen terdege rekening moe
ten houden met de motieven die daar genoemd worden en die daarvoor worden aangehaald. Erg belang
rijk is ook de bekendheid met het plan Camminghaburen gebleken. Duidelijk blijkt ook uit de cijfers
dat het meer dan noodzakelijk is het plan meer bekendheid te geven, want uit de cijfers onderaan op
blz. 47 blijkt dat de animo sterk toeneemt wanneer de bekendheid groter is bij de woningzoekenden.
Een minder optimistisch gegeven vinden wij echter op blz. 48 waar gesproken wordt over de echt ho
gere inkomens. Er wordt getwijfeld of deze categorie wel in Camminghaburen zal gaan wonen omdat
men nog niet voldoende op de hoogte is van de mogelijkheden die men daar heeft. Wanneer de plan
nen wat concreter zijn uitgewerkt zullen wij hierover wel meer zekerheid krijgen. Ook is duidelijk
gebleken dat een goede verbinding tussen Camminghaburen en het centrum een eerste vereiste is, voor
al omdat - de heer Jansma heeft dit in de informatieve vergadering ook al duidelijk naar voren ge
bracht - de afstand van het punt van waaruit wij gaan bouwen naar het centrum wel bijzonder groot is.
In het plan zelf zijn enkele onvolkomenheden, o.a. wat betreft de verschillende tekeningetjes die er
zijn gemaakt; de plattegrondjes van de kamers en de plattegrondjes van de keukens zijn beslist niet op
schaal getekend. Bovendien is er ook niet bij vermeld wat de mogelijkheden in de diverse woningen
zijn. Het heeft n.l. geen enkele zin om de mensen tijdens een enquête 5 soorten keukentjes voor te
houden, terwijl die eigenlijk alleen maar in bepaalde typen woningen kunnen worden gesitueerd. Dat
is in deze enquête niet naar voren gekomen. Kort samengevat, vele gegevens zijn indicaties die ons
van dienst kunnen zijn bij de ontwikkeling van nieuwe wijken. Wij zullen moeten trachten daar met
elkaar een dankbaar en goed gebruik van te maken.
Over de Nota Woningbouwbeleid 2 opmerkingen. De eerste gaat over de verhouding 40-40-20.
Ook wij hadden graag gezien dat deze verhouding alleen werd gebruikt voor de eerste fase en dat wij,
wanneer wij verder zijn, deze verhouding opnieuw bekijken. Verder zijn wij het met uw optimistische
visie eens om het aantal woningen dat wij zullen gaan bouwen te verhogen tot 750. Wij hopen echter
wel dat wij ook in staat zullen zijn om dit te realiseren. Wij lezen n.l. ook wel eens in een krant dat
een stad in een andere provincie in het Noorden des lands wel allerlei optimistische plannen heeft ge
maakt maar die wat betreft de woningbouw lang niet heeft kunnen realiseren. Wij willen dan ook graag
dat wij verder zien dan alleen het plan-zuid in Camminghaburen. Wij willen ook zo snel mogelijk be
ginnen om al een lokatie te zoeken voor de toekomende bouwerij na Camminghaburen, want dat zal
echt niet zo lang duren en het kost veel voorbereiding.
De heer De Greet: Er zijn 2 zaken aan de orde, het Rapport Woningmarktonderzoek en de Nota
Woningbouwbeleid. Ik begin met het woningmarktonderzoek. U kent ons standpunt t.a.v. de wijze
waarop dit onderzoek is uitgevoerd. Wij waren er niet gelukkig mee, wij hadden nogal wat kritiek op
de opzet er van. En wat zien wij nu? Er wordt vanuit de raad gezegd: Jongens, voorzichtig met dat
11
rapport, relativeren. Nou, ik kan u gerust stellen, want het is ons niet gebleken dat er iets met dit
rapport wordt gedaan, zeker niet in eerste instantie als je kijkt naar de opzet van Camminghaburen.
Waarschijnlijk zullen wij het rapport gaan gebruiken als wij na de eerste 1 .000 woningen nog 3.000
andere woningen gaan bouwen. Het rapport op zich is erg onvolledig. Wat betreft de differentiatie van
typen mensen die er zouden kunnen wonen gerelateerd aan de differentiatie van de typen woningen die
je zou kunnen bouwen doet het rapport totaal geen uitspraken. Het Bouwfonds Nederlandse Gemeenten
heeft hierover zelf maar wat op papier gezet en ik vind het eigenlijk jammer dat het college dat niet
in de raadsbrief vermeldt.Ik vind het ook jammer dat er uit de raad niet op gereageerd is. Ik denk dat
die reactie het falen, de gebreken van dit onderzoek helder maakt. U zegt tegen de raad: Wij bieden
het rapport aan, wij hebben de Raad voor de Volkshuisvesting om advies gevraagd en zo stellen wij het
aan de orde. Nou, de Raad voor de Volkshuisvesting heeft er ook niets mee gedaan. Wij vinden het nog
steeds jammer dat wij 25.000,- dat kost dit rapport - over de balk hebben gegooid. Ik vind het
vrij arrogant om zo'n rapport nog te bespreken in de raad als je ziet dat je er toch niets mee doet, ter
wijl dat juist de functie is van zo'n rapport. Wij zien dat bij andere onderzoeken - in de technische
sfeer hebben wij dingen onderzocht - die wij hebben gedaan t.a.v. Camminghaburen. Als je echter
kijkt naar dit onderzoek dan moet je constateren dat wij nog steeds niet rijp zijn om vanuit de factor
mens te denken en om het begrip wervend karakter een begrip te laten zijn dat slaat op de totale popu
latie van een stad en niet op Jan Modaal, of zelfs niet eens op Jan Modaal maar op een bepaalde sec
tor uit onze stad die geneigd is naar de randdorpen te verhuizen. Wij vinden dat erg betreurenswaardig.
De functie, de praktische betekenis van het rapport is nul, helaas.
Bij de Nota Woningbouwbeleid ligt het iets anders. U geeft aan dat wij in de toekomst rekening
moeten houden met een versterkte groei, gebaseerd op de lichte trend die er in zit wat betreft de bin
ding van de natuurlijke aanwas veroorzaakt door de sociaal-economische omstandigheden. Gekoppeld
aan faciliteiten die het rijk geeft komt u tot de conclusie dat wij versneld zullen moeten gaan bouwen.
Waarom? Mede omdat het aantal woningen dat wij in voorraad hebben te krap wordt. Ik hoor van de
kant van het C.D.A. dat die schaarste betekent dat met name mensen die het wat minder hebben inon-
ze samenleving niet aan bod zouden kunnen komen en dat wij daarom minimaal 750 woningen moeten
gaan bouwen. Ons is niet duidelijk waar dat getal vandaan komt, waar dat op gebaseerd is. Het is voor
ons een natte vinger-politiek om op die manier met aantallen te goochelen. Op dezelfde wijze wordt
gegoocheld met de verhouding 40-40-20, de verhouding tussen koop- en huurwoningen. Wat ontbreekt
- wij vinden dat jammer en wij zouden graag zien dat daar iets meer werk van werd gemaakt - is de
woningbouwdifferentiatie die ten grondslag zou moeten liggen aan a. de behoefte die wij hebben om
te bouwen en b. de verhouding waarin wij zouden moeten bouwen. Ik geloof dat je niet alleen jonge
renhuisvesting moet aanzwengelen als categorie woningen die wij zouden moeten realiseren. Er zijn
ook nog andere categorieën in onze samenleving - ik denk aan bejaarden, gehandicapten, zowel li
chamelijk als geestelijk - die een plaats in onze samenleving behoren te hebben en die niet wegge-
douwd hoeven te worden in tweederangs bouwsels. Ook zij hebben er recht op in een nieuwe wijk te
wonen. Een laatste opmerking die ik nog zou willen maken betreft iets dat volgens ons ten grondslag
zou moeten liggen aan dit woningbouwbeleid, n.l. een huisvestingsbeleid. Wat wij zien is dat wij te
maken hebben met een aantal maatschappelijke problemen m.b.t. huisvesting, ik denk aan een aantal
categorieën mensen, b.v. verschil in leeftijd en verschil in leefstijl. Als wij een Nota Woningbouwbe
leid maken realiseren wij ons echter helemaal niet wat wij gaan bouwen en wij vragen ons totaal niet
af voor wie wij gaan bouwen. Wij zeggen alleen maar: Wij streven naar een cijfer van 600 en als wij
faciliteiten krijgen naar 750, wij streven naar die en die verdeling, zonder dat ons eigenlijk duidelijk
is welke motieven hier aan ten grondslag liggen. Wij zijn van mening dat die motieven maar uit de
lucht komen vallen, dat het natte vinger-werk is en dat wij op deze wijze niet komen tot een kwalita
tief betere behuizing voor de Leeuwarder bevolking.
De hear Singelsma: Ik haw al 10 jier yn it wurk sitten fan bistjurder fan provinsje en stêd, mar ik
moat sizze, ik haw noch nea in rapport sjoen dêr't in sprut fan utkommen is. Ik leau ek dat wy gjin
stur hawwe oan it wenningmerkundersyk dat nou foar us leit. Ik snap de sin fan dizze dingen ek net.
It is in momintopname. Der binne safolle motiven hwerom minsken in oar hus sykje of forhuzje wolle,
•ik leau, dizze dingen foroarje mei de dei. Jo moatte och sa'n bitreklike wearde takenne oan dit soart
undersiken. It is krekt as mei de ündersiken nei it stimgedrach fan de kiezers yn de Rooie Haan eltse
wike(De hear Ten Brug (weth.): Jou partij komt der nea yn foar.) Né, mar jou partij komt ek
min foar't Ijocht. (De heer Heidinga: Steeds minder.) Ik kin my bést foorstel Ie dat jo dêr mei mingde
gefoelens nei harkje. Sa giet it my trouwens net, moat ik sizze. Ik fyn it altyd spitich dat jo, al hoe't
jo jo bést ek dogge, dochs efterut geane, mar goed. It gedrach fan de minsken en ek fan de motiven
hwerom't minsken in oar hus sykje is tige fluktuearjend. Och, it hat in bytsje foardielin pear minsken
hawwe der wer wurk oan hawn.