rxzxe*
De hear Miedema: Yn wezen haw ik net sa folie nijs hwant ik tocht dat wy wol aerdich op ien lijn
sieten. Dochs freegje ik it wurd, hwant it is net allinne de reden dy't jo opjowe. As jo it hiele gemeent-
like bi lied sjogge en jo sjogge dat der ek tidens de bigreatingsgearkomsten jierren efterinoar hiel grea-
te wurden sein binne oer de ryksoerheit dy't soargje moat foar it oerpleatsen fan rykstsjinsten, dy't
soargje moat foar wurkgelegenheit, dy't dit moat en dy't dat moat en as jo sjogge dat wy nou wer freeg
je om lokaesjesubsydzje, dan steurt it my dat der fraksjes binne dy't, as der bislissingen nommen wurde
moatte, altiten wer mei de fuotten op'e rem stean geane. As jo wier mei de fuotten op'e rem troch de
bocht wol Ie dan komme jo yn de wal tolanne. (De heer Groenewoud: Dan doet u net als Andriessen.)
De heer De Greef: In de eerste plaats iets over de factor mens. Wij zijn van mening dat het hier
gaat om een stukje gereduceerd denken en wel in die zin dat wervend karakter uitsluitend nog opgaat
voor Jan Suburbaan en niet voor de samenstelling van een gemeente die wat breder is dan dat. Dat be
doelen wij met menselijk denken. (De heer Heidinga: Is dat hetzelfde als Jan Modaal?) Nee, dat is een
variatie op Jan Modaal. (De heer Heidinga: Ik kan het niet meer volgen.) Jan Suburbaan zit in een wat
hogere prijsklasse.
In de tweede plaats iets over de druk die de rijksoverheid op ons uitoefent. Je zou ook kunnen
zeggen dat de overheid ons dwingt, ons het mes op de strot zet, om als groeistad te worden aangemerkt,
omdat wij alleen via die weg een infrastructuur kunnen realiseren die wenselijk is, omdat wij alleen
via die weg huizen kunnen bouwen die betaalbaar zijn. Ik denk dat daar ook nog een ander aspect aan
zit. Wij zijn er in regionaal verband nog niet uit en ik denk dat wij er voor moeten zorgen dat wij re
gionaal sterk staan. Daar ontbreekt op dit moment nogal wat aan. Als ik zie hoe er op dit moment nog
min of meer geknoeid wordt om een juist uitgangspunt te vinden om suburbanisatie tegen te gaan dan
ben ik bang dat wij op die manier via een achterweg ons eigen beleid uithollen als wij er niet voor
zorgen dat wij regionaal stevig komen te staan.
In de derde plaats zou ik nog een opmerking willen maken over het raadsvoorstel zelf. Het betreft
de motie van de P.v.d.A. Met de interpretatie die de heer Geerts er aan geeft gaan wij inderdaad ak
koord met zijn motie. Wat betreft het aantal te bouwen woningen zou je kunnen zeggen dat er nog een
aantal onzekerheden zijn. Als ik de nota lees dan staat er op pagina 6 dat de aanbeveling is ten minste
uit te gaan van 600 woningen met een eventuele uitbouw, een eventuele opvoering tot 750. Dat beleid
willen wij wel steunen.
De heer Rijpma (weth.): Ik dacht dat ik in hoofdzaak zou moeten antwoorden op de motie waarin
een toevoeging op het raadsbesluit wordt voorgesteld. Ik aarzel even, ik vraag mij af welke betekenis
deze aanvulling heeft. Ik heb u al gezegd dat wij met de overheid zullen moeten onderhandelen op
basis van gegevens. Dat betekent dat wij exploitatie-opzetten moeten maken en dat wij het globale
bestemmingsplan af zullen moeten maken; ik heb dat in eerste instantie ook al gezegd. Ik heb daarbij
ook gezegd dat ons uitgangspunt die 40-40-20-verhouding zou kunnen zijn met alle mogelijkheden die
een nadere bijstelling ons biedt. Wanneer het niet de bedoeling van de heer Geerts is ons moeilijkhe
den te berokkenen bij de onderhandelingen maar als het uitsluitend zijn bedoeling is om de 40-40-20-
verhouding wat van zijn hardheid te ontnemen dan heb ik er niet zoveel moeite mee. (De heer Geerts:
Het is de bedoeling - ik interrumpeer maar even dan is er geen derde instantie nodig - dat wij toch
een bepaalde vrijheid van handelen hebben voor de volgende fase, dat wij dan inderdaad niet aan die
40-40-20 vast zitten. In het besluit staat nu dat wij daar wel aan vast zitten. Ik wil de mogelijkheid
om dan een afwijkend besluit te nemen inbouwen.) U ontneemt ons niet de mogelijkheid van gesprek
ken met de overheid; die zullen bepaalde uitgangspunten moeten hebben, zij het dan met een zekere
nuancering.
De Voorzitter: Ik interpreteer het - even voor alle duidelijkheid - zo dat u zegt: Start op deze
basis, onderhandel ook op deze basis; wij zijn straks onderweg met de eerste fase en dan zien wij een
bepaalde ontwikkeling; wij willen bij de volgende fase niet aan de 40-40-20-verhouding vast zitten,
wij willen t.a.v. volgende fasen in deze zaal opnieuw kunnen praten over de vraag of wij de 40-40-20-
verhouding moeten voortzetten. (De heer Geerts: Je zult ergens mee moeten beginnen.) Ja, daarom zeg
ik: Dit is voorlopig ons uitgangspunt. U wilt dat na de eerste fase de zaak opnieuw in discussie kan ko
men. (De heer Geerts: Niet alleen een discussie, wij willen ook de mogelijkheid om een andere beslis
sing te kunnen nemen.) Dat is natuurlijk inherent aan die discussie.
Mevr. Brandenburg—Sjoerdsma: Ik wil nu wel graag weten of de wethouder gaat onderhandelen over
het hele plan of alleen over de eerste fase, want dat is natuurlijk het punt. (De heer Heidinga: Over
het hele plan natuurlijk; zijn jullie daar nou helemaal van zout?) Ik stelde een vraag aan de wethou
der.
17
De heer Rijpma (weth.): Het is niet mogelijk om de eerste fase los te maken van de tweede fase.
Wij zullen met anderen het hele plan als discussiestuk moeten hanteren; niet de helft maar het gehele
plan is het discussiestuk. Vandaar mijn nadrukkelijke vraag: Gaat u er mee akkoord dat in ieder geval
de onderhandelingen op basis van de 40-40-20-verhouding voor het geheel worden gehanteerd? In mijn
antwoord heb ik al gezegd dat er dan in een latere fase, afhankelijk van de inzichten die wij gekregen
hebben op basis van feitenmateriaal, opnieuw met de overheid onderhandeld zal moeten worden. Maar
dat kan betekenen dat er verschuivingen in grondprijzen ten behoeve van diverse categorieën plaats
vinden, want welke prijzen je hanteert voor de diverse categorieën hangt af van de verhoudingen.
(Mevr. Brandenburg—Sjoerdsma: Ik kan mij niet voorstellen dat de overheid ons verplicht om voor zo'n
lange termijn één percentage aan te nemen; het is toch heel logisch dat je een wijziging incalculeert?)
De Voorzitter: Ik geloof dat u hier te zwaar aan tilt, mevr. Brandenburg. Je moet hard kunnen onder
handelen om iets duidelijk te kunnen maken. Laten wij wel zijn, als later blijkt dat vraag en aanbod
totaal anders blijken te zijn dan zijn wij en ook de rijksoverheid gedwongen opnieuw balans op te ma
ken, maar wel - de wethouder wees daar op - met alle consequenties van dien. Wij moeten nu onder
handelen met een bepaald uitgangspunt om aan te tonen wat de prijzen in de verschillende categorie-
en zullen worden; dat bedoelen wij. Er moet nu onderhandeld worden over het totaal en later - dat is
reëel - moeten wij als dat nodig is bij kunnen sturen; wij komen daarmee bij de raad. (De heer Ten
Brug (weth.): Het leven is sterker dan de leer.) Ja, zo is het beslist. (Mevr. Brandenburg—Sjoerdsma: Je
moet er mee beginnen en dat gebeurt nu niet.) Wij moeten een start kunnen maken, dat is het probleem.
De hear Miedema: Ik wol graech in stimforklearring óflizze yn forban mei de moasje. Wy binne it
folslein iens mei it kolleezje. Wy geane der fanüt dat, as it yn de rin fan de tiid nedich is de forhal-
dingen to wizigjen, der oer praet wurde kin; wy binne der seis by. Jo kinne der net earder oer prate as
op it momint dat jo bigjinne to bouwen. Wy moatte nou in stanpunt ynnimme om de underhannelingen
mooglik to meitsjen. Wy hawwe gjin inkele bihoefte oan de moasje en wy stimme dus tsjin.
De Voorzitter: Wij gaan nu eerst stemmen over de motie en daarna over het voorstel van het college
Ik wil de heer Geerts nog even vragen of hij er bezwaar tegen heeft dat "afhankelijk van de vraag
wordt gewijzigd in "afhankelijk van de behoefte". (De heer Geerts: Dat lijkt mij hetzelfde.) Hier is
daar enige aarzeling over, maar als u zegt dat het hetzelfde is dan kan ik er dus wel behoefte van
maken. (Gelach) De motie luidt dan:
"De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 6 december 1976, besluit het
besluit op bijlage no. 433 onder II aan te vullen met: voor de eerste fase, later bij te stellen afhanke
lijk van de behoefte."
De heer Knol: Ik dacht dat "behoefte" wel wat breder is dan "vraag"; de vraag hoeft niet altijd
de behoefte te dekken en omgekeerd natuurlijk ook niet. De behoefte kan er wel wezen maar het geld
niet, maar dan is de vraag er wel.
De Voorzitter: Ik vat dit maar op als een soort stemverklaring. Ik stel voor dat wij nu bij handop
steken gaan stemmen over de motie.
De motie van de heren Geerts en Van der Veen wordt bij handopsteken aangenomen met 18 tegen
16 stemmen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de aange
nomen motie.
Punt 6 (bijlage no. 431
De Voorzitter: Dit punt komt vanavond niet aan de orde; dat zal worden behandeld in de middag
vergadering van 14 december a.s.
Punten 7 en 8 (bijlagen nos. 444 en 421).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.