27S6
26^5
het fijn om nog dieper in een stuk menselijk leed te wroeten, dot zou kunnen zijn.", einde citaat. Nog
afgezien van de vraag wie er eigenlijk verantwoordelijk gesteld kan worden voor het ontstaan van dit
stuk menselijk leed achten wij een dergelijke uitspraak van de voorzitter van de raad een onterechte en
onbehoorlijke aanval op de integriteit van een raadslid dat niets anders deed dan op grond van de Ge
meentewet en vanuit een serieuze taakopvatting van het raadslidmaatschap de functie vervullen waar
voor hij gekozen is. De gelegenheid om onmiddellijk op deze persoonlijke aanval van de voorzitter te
reageren werd hem onmogelijk gemaakt, laat staan dat de heer Brandsma zijn verontschuldigingen voor
deze onfaire aantijging heeft aangeboden. Toen de zaken er zo voor stonden bleef ons geen andere weg
open dan deze kwestie voor deze begrotingsvergadering te claimen, en niet "onder voorbehoud" zoals
ten onrechte in bijlage no. 458 staat vermeld. Naar ons oordeel kan een zichzelf respecterende gemeen
teraad een dergelijke belangrijke kwestie niet op een zodanige onbevredigende manier aan zich voor
bij laten gaan, wil hij althans de lokale democratie niet tot een klucht maken.
Daar komt nog iets bij. Sinds de bewuste afdelingsvergadering hebben ons nieuwe inlichtingen be
reikt uit bronnen aan de betrouwbaarheid waarvan ik vooralsnog niet mag twijfelen. Het gaat hierbij
niet alleen meer over zaken m.b.t. het functioneren van de politie, maar ook over omstandigheden die
hebben geleid tot andere ontslagen binnen het gemeentelijk apparaat. Wij denken hierbij aan de ach
tergronden van de gehonoreerde ontslagaanvrage van de directeur G.G.D., waar wij overigens al eer
der in deze raad een opmerking over hebben gemaakt. Andere informatie benadrukte de rol van de bur
gemeester in deze, wat door een veel gelezen opinieweekblad al werd aangeduid als een gezagscrisis.
Wij kunnen deze term gemakkelijk als een journalistieke overdrijving afdoen, maar als een paal boven
water blijft dat er zich ernstige problemen voordoen bij de interne verhoudingen binnen het gemeente
lijk apparaat. Wij zijn hierdoor oprecht gealarmeerd. Echter, als individueel raadslid begin je weinig
met zulke informatie, je hebt praktisch geen bevoegdheden om die informaties na te trekken, laat staan
ze "hard" te maken. Bovendien heerst er bij de personen die in dit verband relevante inlichtingen kun
nen verschaffen een niet ongegronde vrees dat, als hun naam als bron bekend wordt, hun positie in
gevaar komt. Nu heeft de wetgever kennelijk dit soort toestanden voorzien want artikel 148 van de
Gemeentewet gaat hierover. Het eerste deel van dit artikel luidt: "De gemeentebesturen hebben het
recht de ter uitoefening hunner bevoegdheid noodige inlichtingen, hetzij door eene commissie uit hun
midden te doen inwinnen, hetzij schriftelijk van alle aan hen ondergeschikte ambtenaren en besturen
te vorderen. Op grond van dit artikel is het dus blijkbaar mogelijk een commissie van onderzoek van
uit de raad in te stellen met bepaalde bevoegdheden. Een concept-verordening die de samenstelling,
taak en werkwijze van zulk een onderzoekcommissie regelt is aan de raadsfracties uitgereikt.
Hoewel naar ons oordeel de inlichtingen die ons in de loop der tijd hebben bereikt de instelling
van zo'n commissie voldoende rechtvaardigen hopen wij nog steeds dat dit onnodig blijkt te zijn, door
dat de burgemeester voor wat betreft de politie en het college voor wat betreft het overige personeels
beleid de raad de gevraagde inlichtingen verschaffen omtrent de omstandigheden die hebben geleid tot
de recente ontslagen en ziekteverloven die zich hebben voorgedaan onder de ambtenarentop van de ge
meente. Het gaat hierbij om een grondrecht van de gemeenteraad en het mag daarom ook niet als een
persoonlijke aanval of iets dergelijks worden opgevat. Ook bij ons bestaat er wel degelijk bewondering
voor de inzet en daadkracht van de burgemeester, maar tenslotte zijn wij hier niet als raadslid gekozen
om mooi weer met elkaar te spelen. Is er binnen het gemeente-apparaat iets mis gegaan, wat altijd en
overal kan gebeuren, dan dient hierover aan de raad als hoofd van de gemeente openheid van zaken te
worden gegeven. Om de burgemeester en het college hierbij op weg te helpen hebben wij het volgende
raadsvoorstel voorbereid.
"De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 13 december 1976, gelet op arti
kel 129 van de Gemeentewet, BESLUIT: er bij de burgemeester en het college van b. en w. met de
meeste klem op aan te dringen binnen twee maanden, middels een uitvoerige en diepgaande rapportage,
de raad verslag te doen van de omstandigheden die hebben geleid tot de recente ontslagen en ziekte
verloven van hogere gemeente- en politie-ambtenaren en middels deze rapportage tevens verantwoor
ding af te leggen voor het door hen in deze gevoerde bestuur."
Hierop aansluitend wil ik de burgemeester en het college nadrukkelijk vragen of zij, er van uit
gaande dat de raad dit voorstel aanneemt, het gevraagde ook zullen of willen uitvoeren. Ik kan mij
zelfs voorstellen dat u het voorstel zult overnemen. Wij zouden daar zeer verheugd over zijn. Die rap
portage stelt u in de gelegenheid eindelijk eens duidelijkheid te verschaffen en daardoor een einde te
maken aan de voortdurende stroom geruchten. Wij hebben allen kunnen constateren dat ook de lande
lijke pers zich met deze zaak bezig houdt. Wij hebben ook allen kunnen vaststellen dat er daar een
beduidend minder fijngevoelige berichtgeving wordt gehanteerd. Overbodig is om te zeggen dat dit
soort berichtgeving niet bepaald een positieve beeldvorming van Leeuwarden bevordert. Tenslotte mag
men aannemen dat deze bladen ook in Den Haag worden gelezen. Ik doe dan ook nogmaals een beroep
op u: Maak schoon schip voordat anderen dit voor u doen
De heer Heidinga: De Leeuwarder politie staat nog steeds in de belangstelling. In de kranten ver
schijnen diverse artikelen en het gonst van geruchten. Ik heb bij de besprekingen in de afdelingsverga
dering gevraagd of het nu niet mogelijk zou zijn door een eerlijke opening van zaken te geven deze
onbevredigende toestand uit de wereld te helpen, omdat het ook een belang van de bevolking is dat er
een goede teamgeest in het politiekorps is en blijft. De burgemeester heeft daarop geantwoord dat er
niets te vermelden is en dat het hem dus onmogelijk was nog meer te vertellen. Nou, en daar zitten wij
dan. En als wij er dan over nadenken en de Gemeentewet er op nalezen dan rijst - tenminste voor mij
- allereerst de vraag: Hoe liggen nu eigenlijk de verantwoordelijkheden? De burgemeester is het hoofd
van de politie, maar hoe ver reikt zijn verantwoordelijkheid in die functie? De opsporing van delicten
enz. is, dacht ik, de verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie. Dus als ik hiermee de aanspra
kelijkheid eigenlijk in twee stukken heb gedeeld, n.l. die van de burgemeester en die van het open
baar ministerie, dan volgt de vraag: En hoe ver reikt dan ieders aansprakelijkheid of waar raakt dat el
kaar? Ik zal proberen te zeggen hoe ik het zie. De burgemeester is als hoofd van de politie verplicht
zorg te dragen voor de huisvesting, de personeelsbezetting en het goed functioneren van de gemeente
politie; hij is bovendien gehouden voor het handhaven van de openbare orde en wat daarmee annex is
zorg te dragen. Hij is dus, dacht ik, niet belast met het geven van opdrachten tot onderzoek van mis
drijven, tot arrestaties enz., dat is de taak van het openbaar ministerie dat deze opdrachten ook aan
de gemeentepolitie verstrekt. Als het allemaal zo is als ik denk dat het is en zoals ik het nu gezegd
heb, dan blijft alleen de vraag aan de burgemeester over: Hebt u er zorg voor gedragen dat de omstan
digheden of, zo men wil, de geest in het politiekorps van Leeuwarden zo waren dat de opdrachten van
het openbaar ministerie adequaat konden worden uitgevoerd? Er zijn mensen in de stad die daar een
groot vraagteken bij plaatsen, gelezen ook de vele krantenartikelen. In de tweede plaats bestaat er in
de publieke opinie nogal wat verschil van mening over de houding van het openbaar ministerie in deze,
dus de procureur-generaal en de officier van justitie. En nu zal ik mij maar tot één ding beperken; je
kunt wel weet ik wat overhoop halen, maar ik beperk mij tot de handel in verdovende middelen. Het
schijnt wel zeker te zijn dat die handel in Leeuwarden welig tiert en dat er heel weinig tegen wordt
gedaan. Als dit dan jarenlang zo gaat dan komt de publieke opinie tot de vraag: Zou de politie er mis
schien ook wat aan verdienen? En dan zijn er natuurlijk ook mensen die al spoedig zeggen: De politie
wordt gestopt met belangrijke bedragen, die is zo corrupt als wat. In eerste instantie zeg ik: Dat is na
tuurlijk absoluut onmogelijk, dat doet de Leeuwarder politie niet. Maar, als het dan in de raad aan de
orde wordt gesteld door middel van vragen en de burgemeester antwoordt categorisch: Er is niets aan de
hand, totaal niets, en je ziet dat het aantal verslaafden aan drugs in Leeuwarden en in Friesland toe
neemt, dan begin je je af te vragen: Is er werkelijk niets aan de hand? Dan begin je te informeren,
overal waar je maar kunt, en dan kom je eigenaardige dingen tegen, dingen die te denken geven. Ik
begin dan eerst met het geval van rechercheur Sjoerd Visser. Deze man is een rechercheur die verschei
dene zaken tot oplossing heeft gebracht of daaraan heeft meegewerkt. Nog niet zo lang geleden heeft
hij een drughandelaar gearresteerd, naar verluidt op he.terdaad betrapt, maar die is de volgende dag
door een hogere functionaris prompt weer in vrijheid gesteld. Visser heeft deze man later nog eens ge
arresteerd en het ging weer precies zo. Korte tijd later is Visser in een bar geslagen met een drinkglas;
daarbij is hij zo gewond geraakt dat hij het leven er op het nippertje heeft afgebracht. De dader is ge
pakt, maar heeft tot nu 'toe geweigerd enige reden voor zijn daad op te geven. Visser is echter, nadat
hij hersteld was, geschorst en kort geleden ontslagen. Nu kan zo iets nog voorkomen, er kunnen aller
lei omstandigheden zijn die bewerken dat het in een bepaald geval zo gaat, maar dit geval staat niet
op zichzelf. En als je dat ontdekt dan zit het je toch niet lekker. Er is n.leen tijdje geleden, mis
schien een paar jaar geleden, ook een geval geweest met een hoofdagent Meijering. Deze gaf tips die
hij ergens opdeed betreffende de handel in verdovende middelen door aan zijn meerderen. Dat duurde
niet zo lang, toen kreeg hij te horen dat hem dat niets aanging, dus dat hij op moest houden iets te
melden dat niet strikt tot zijn werk behoorde. Deze man is uit het korps weggepest en hij heeft ander
werk gevonden. Maar mij is gebleken dat nog eerder al iets soortgelijks gebeurd is, en wel met hoofd
agent Wiebinga. Ook deze is met ontslag bedreigd als hij zijn mond niet hield. Toen mij deze drie din
gen bekend werden begon ik er toch wel wat anders over te denken. Het lijkt mij vrijwel uitgesloten
dat in verloop van een zeker tijdsbestek driemaal een politiefunctionaris voor dezelfde zaak uit de
dienst wordt gepest, bedreigd wordt met ontslag of ook werkelijk ontslag wordt gegeven. Dat is een
beetje te veel van het goede. En als ik dan hoor dat er ook in 1969 of 1970 een onderzoek door de
rijksrecherche is ingesteld omtrent enige functionarissen in ons korps en dat dan in 1976 dezelfde men
sen weer met het onderzoek worden belast, ja, dat zelfs een gepensioneerde daarvoor opnieuw wordt
opgetrommeld, dan komen er voor mij toch te veel vragen op. Dan lijkt mij een diepgaand onderzoek
beslist gewenst en dit onderzoek mag niet geschieden door de rechercheurs van de rijksrecherche die in
1969 of 1970 en daarna in 1976 een onderzoek instelden. Dit moet geschieden door mensen die volko-