68 ik mij voor kan stellen dat u voor de linkerkant kiest omdat daar nog een deel van de wijk zit. Maar als het openbaar onderwijs na raadpleging zegt: Wij kiezen in het noorden voor het sterretje, dan zeg ik: Laten wij de discussie over sterretje of vierkantje in het zuiden nog wat uitstellen. Bij de uitwer king van het zuidelijke gedeelte kunnen de stedebouwkundigen nog eens bekijken of er een zekere ver schuiving noodzakelijk is. Ik zou u echter voor willen stellen u in dit stadium duidelijk uit te spreken of het in het noordelijke gedeelte het sterretje moet zijn of het vierkant jeIk heb begrepen dat de meesten in de raad wel kiezen voor het sterretje. Als dat nu maar vast staat dan hoeft er voor het noor delijk plandeel geen vertraging te ontstaan. Wij zijn best bereid om na te gaan waar rondom het cen trum de beste lokatie is voor de centrumschool, als ik die zo even mag noemen. Een toezegging dat het wijkpark ongeschonden zal zijn durf ik echter niet te doen want dat heeft consequenties. Er zal n.l. groen om iedere school moeten zijn en de totale hoeveelheid groen is gebonden aan normen van het ministerie. Als u de school per se niet in het wijkpark wilt hebben dan moet u daar niet de eis aan vast koppelen dat dat wijkpark in zijn totaliteit groen moet blijven, dan zult u moeten accepteren dat een gedeelte van het wijkpark zoals u zich dat voorstelt ook voor andere doeleinden - bebouwde doelein den; huizen of iets dergelijks - gebruikt moet kunnen worden. (Mevr. Visscher—Bouwer: Mag ik even interrumperen? In het voorkeursmodel waren er oorspronkelijk op drie plekken scholencomplexen gesi tueerd. Om die drie scholencomplexen was natuurlijk ook groen gedacht. Er was dus rekening gehouden met drieDat was een indicatieve schets; ik heb dat woord herhaaldelijk gebruikt. Op dit mo ment zijn er exploitatieberekeningen gemaakt en zijn er gesprekken geweest met anderen. Dat bete kent op een gegeven moment dat de normen voor groen keihard op tafel moeten komen. Er is in het ver leden herhaaldelijk gesproken over een wijkpark. In deze raad zijn, in ieder geval in de vorige raads periode, herhaaldelijk stemmen opgegaan - er is zelfs een motie geweest - om geen groot wijkpark aan te leggen maar het groen zoveel mogelijk m.n. ook om de speelplaatsen te situeren, zodat ook de wijk profiteert van het groen. Hoe meer groen wij naar het wijkpark brengen hoe minder er gelegen heid is om de ruimte rondom de scholen en rondom de trapvelden en speelvelden van groen te voorzien want anders lopen wij keihard aan tegen het feit dat de hoeveelheid groen ver komt boven de norm die ons is toegestaan. Dat is mijn betoog. (Mevr. Visscher—Bouwer: Ik vind dat er een keuze mogelijk moet zijn waar je het groen wilt en als wij ons hier niet uitspreken over de situering van die school in het centrum dan kiezen wij als het ware al voor de plaats waar het groen is terwijl wij misschien best gene gen zijn op een andere plek minder groen te krijgen.) De Voorzitter: Ik geloof dat wij niet op het goede spoor zijn. Ik vraag mij toch af of de heer Mie- dema niet de meest verstandige suggestie heeft gedaan wat dit punt betreft. Hij zei: Sluit het nu niet uit; in principe zijn de twee plekken daar aangegeven. Over het zuidelijke gedeelte hoeven wij, dacht ik, niet te spreken; de wethouder heeft te dien aanzien een duidelijke interpretatie gegeven en daar is, geloof ik, geen meningsverschil over. Wat die school in het centrum betreft zou het zo moeten zijn dat, als wij werkelijk tot de conclusie zouden komen dat die in het park moet, dat in de raad te rug komt. Dat was de suggestie van de heer Miedema. Op dit moment sluiten wij dus de mogelijkheid niet uit, maar wij kunnen er geen definitieve beslissing over nemen de school daar te situeren zonder dat de raad daar zelf een besluit over neemt; wij moeten dan hard aan kunnen tonen dat dat moet. Ik dacht dat de wethouder ook te kennen had gegeven dat hij er geen bezwaar tegen heeft dat het zo ge beurt. De raad wordt dus niet klem gezet. Bij het verder werken aan het plan gaat men beide mogelijk heden onder ogen zien. De stemming in de raad is toch wel zo dat, als het voor hetzelfde buiten het park kan en daar een oplossing voor gevonden kan worden, daar over gesproken moet kunnen worden. Ik dacht dat dit alternatief een goede oplossing was. Mevr. Visscher—Bouwer: Wi j willen na uw uitleg die ons heel plausibel voor komt de motie wel in trekken. De Voorzitter: Daar zijn wij het dan dus nu over eens. Er ligt ook nog een motie van Axies. Wordt die gehandhaafd? De heer De Greet. Wij handhaven onze motie niet i.v.m. de interpretatie van de wethouder dat het zuidelijke gedeelte naderhand nog komt. Met de situering in het noordelijke gedeelte hadden wij geen problemen en de school in het centrum komt nog in de raad aan de orde. Wij kunnen de motie daarom wel intrekken. De Voorzitter: Dan is hiermee dus het eerste punt afgehandeld. Sub 2. Ontwikkeling van het wijkcentrum. De hear Miedema: Yn de ynformative riedsgearkomste haw ik hjir in pear opmerkingen oer makke. Ik haw frege nei in tiidskema omt ik der fan utgean - ik tocht it kolleezje ek - dat, as de earste wen ningen biwenne wurde kinne, der in part fan it wyksintrum réalisearre wêze moat, deagewoan omt de gewoane dingen dan yn de wyk to keap wêze moatte; der moat dan dus in bigjin fan in sintrum wêze. Der leit ek altyd noch it forsyk ut de ried om yn dat wyksintrum in foarl jochtingssintrum foar dizze hie- le to bouwen wyk to meitsjen mei makettes ensfh. Ik hie hwat soarch dat dat sintrum net op tiid klear komme soe en dêrom haw ik der dus nei frege. Nou komt it kolleezje mei in foorstel; der is in bylage by mar net in tiidskema, mar dat sil noch wol komme. It foorstel is nou om in priisfraech ut to skriuwen tusken in stik as hwat projektuntwikkelingsmaetskippijen om to kommen ta in Ontwikkeling fan in sin trum. Dit is miskien in goede wei om it béste to birikken, om der in konkurrinsje-elemint yn to halden. Der sitte foardielen oan, mar der sitte, tocht ik, ek problemen oan fêst. Yn it foarste plak freget it de nedige tiid en us fraksje hat wol hwat soarch oft wy dy tiid wol hawwe, mar dêr wolle wy net in hals- saek fan meitsje hwant it hinget ek fan de opstelling óf. Hwer't wy it net maklik mei hawwe binne de kosten fan dizze wedstriid. Us fraksje is fan bitinken dat, as jo trije maetskippijen opdracht jowe in wyksintrum to Ontwikkel jendit per maetskippij dochs gau sa'n 50.000,ta 100.000,oan kos ten mei bringe sil. Nou kin men stelle dat dy lju dat der dan mar foar oer hawwe moatte om meidwaen to meijen. Us opstelling is dat, as jo op dizze wize probearje in goed projekt op tafel to krijen en jo freegje trije maetskippi jen sa'n sintrum to Ontwerpen, jo ek halden binne de kosten dêrfan to biteljen; ik wol dan net op de leste 5.000,sjen, mar der moat neffens my in bisprek mei dizze lju komme om to witten to kommen hwat dizze hannel kostje sil en dat moat bi te 11 e wurde. As jo dat net dogge dan is de praktyk, tocht ik, dat dy lju meiinoar buten Ljouwert in kop kofje drinke en sizze: Jonges, hwa't it krijt bite 11 et de oare beide ut hwant dy hat de hap; en dan binne wy it dochs kwyt. Doch dan earlik saken en siz: De kosten foar de Ontwikkeling bi tel I et de gemeente Ljouwert en dan sitte wy re- eel op 250.000,foar it plan. It probleem is ek noch hwa't de ynlevere plannen bioardielet; hoe docht men dit? Dat is net allegearre sa ienfaldich. As jo it sa léze is it in moai forhael; ik wol wol ta- jaen dat it ek in goed bidoeld forhael is. Mar der sitte noch wol hwat probleemkes oan. Neffens my is der noch in oare mooglikheit; it moat ek mooglik wêze - dit is net in saek dy't net earder fortoand is; der binne wol greater wyksintrums boud; wy wolle nou noch in moaijer hawwe en dat wolle se allegear re - dat in firma dy't op dit mêd syn spoaren fortsjinne hat opdracht krijt; dy komt dan regelmjittich by it foarderjen fan de Ontwikkeling fan de plannen by de tsjinst of by de ien of oare kommisje fan de ried sadat de plannen fanóf it bigjin bigeliede wurde en der op elts momint tidens de Ontwikkeling yn- spraek is. Ik tocht dat it wurkstik dan like goed wurde koe en dat de saek der ienfaldiger en miskien ek goedkeaper fan wurdt. Dit binne inkele oerwegingen dat wy net sa hiel „enthousiast" binne foar it wedstriidelemint. Dit woe ik graech yn diskusje bringe. Mej. De Vos: Mijn fractie vindt het wel een goed idee om te komen tot een prijsvraag onder pro jectontwikkelaars. Het competitie-element en de keuze die wij dan hebben maakt het allemaal heel aantrekkelijk. De problemen die de heer Miedema ziet t.a.v. de tijd zien wij niet. Het is de bedoeling dat het een mooie wijk wordt en daar moet ook een mooi centrum in komen en er moet aan heel veel verschillende elementen ruimte worden gegeven. T.a.v. de kosten zou ik mij aan willen sluiten bij de vraag die de heer Miedema daar over heeft gesteld want dat kan ik ook niet overzien. De heer De Jong: In het stuk staat dat men spoedig wil komen tot een programma van eisen. Zou het nu niet aanbeveling verdienen dat eerst het programma van eisen aan ons wordt voorgelegd ter be spreking alvorens wij gaan zeggen dat wij een wedstrijd uit zullen schrijven? Wij zouden dan duide lijk weten waar wij over praten. Het distributie-planologisch onderzoek zal, dacht ik, eerst ook inge steld moeten worden voordat wij weten waar wij aan toe zijn. De heer De Beer: Nog een korte opmerking. Het is net als met de scholenbouw zaak om ook het wijkcentrum tijdig klaar te hebben, vooral voor de eerste bewoners die vrij ver naar het oosten komen te wonen. Daarom lijkt het ons haast niet haalbaar om via een prijsvraag te komen tot een wijkcentrum. Wij zouden u dan ook willen voorstellen om het programma van eisen zodanig op te stellen dat de pro jectontwikkelingsmaatschappij weet waar hij aan toe is en op tijd de zaak klaar kan hebben. De heer P.D. van der Wal: Als wij moeten kiezen tussen de twee mogelijkheden die in bijlage 2 staan dan kiezen wij voor een prijsvraag. Uiteraard zal er aan die prijsvraag een programma van eisen ten grondslag moeten liggen en dat zal vastgelegd moeten worden; dat lijkt mij logisch. Ook als je het

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1976 | | pagina 36