ver ?o aan één projectontwikkelingsmaatschappij op zou dragen zouden dergelijke voorwaarden gesteld moe ten worden. Onze voorkeur gaat dus uit naar de prijsvraag. Het tijdelement is, dacht ik, wel in te ha len. De heerRijpma (weth.): Het idee van een prijsvraag leek ons uit een aantal overwegingen toch wel een goede benadering. Er is gezegd dat het dan langer duurt. Ik heb de ervaring dat, wanneer er meerdere mensen aan iets werken, ze elkaar eerder opjagen dan dat ze elkaar afremmen. Nu hoeft er geen opjaagsysteem te zijn in onze samenleving - daar wordt terecht wel eens tegen geprotesteerd -, maar ik dacht dat ze elkaar in tempo zouden beconcurreren. Ik zie de tijdfactor van vertraging niet zitten. De tweede factor is dat het een gefaseerde zaak moet worden. Door die fasering gaat het in we zen om het eerste project dat gerealiseerd moet worden; daar zullen wij het spoedig over eens moeten zijn. Dat project zal uiteraard moeten passen in de totaliteit, maar als wij er geen twijfel meer aan hebben dat de eerste fase een aanzet is met weinig risico voor de volgende fase dan is, dacht ik, het tijdelement voor een belangrijk deel geëlimineerd. Er moet snel een programma van eisen komen. Daar om ben ik blij dat de raden die samen een coördinatiegroep vormen voor dit gebied op dit moment al een concept-programma van eisen op tafel hebben gelegd en dat van daaruit de discussie al heel gauw op zakelijke basis verder gevoerd kan worden. Er moeten nog een aantal instanties bij betrokken wor den. Als je aan medische voorzieningen denkt dan heb je te maken rnet artsen, tandartsen, Groene Kruis en noem maar op. Je zult dus af moeten checken in hoeverre de wensen die uit de raden naar vo ren zijn gekomen zich verdragen met de mogelijkheden en wensen van de betreffende instellingen. Een programma van eisen zal er dus spoedig moeten komen. Ik dacht dat ook de ervaringen van projectont wikkelaars in andere gebieden ons konden helpen het programma van eisen zo scherp mogelijk te for muleren. Je zou kunnen zeggen: Wij moeten het programma van eisen compleet aan de projectontwik kelaars overhandigen, maar aan de andere kant is het zo dat in de gesprekken ook van hun zijde een bijdrage kan worden geleverd. De ervaringen die zij hebben kunnen door ons afgecheckt worden, er kunnen bezoeken gebracht worden aan projecten die zij gerealiseerd hebben en dat betekent dat er een zekere katalyse van weerskanten op gang kan komen. Het competitie-element zal er zeker toe bijdragen dat men zijn beste beentje voor gaat zetten. De specifieke eisen van een aantal elementen in dit programma zullen wel verhinderen dat men cliché-oplossingen nastreeft die ergens anders al ge realiseerd zijn, al neem ik aan dat men ervaringen van buitenaf inbrengt, maar het is ook onze wens dat men ervaringen van andere plaatsen er bij betrekt. Wat de kosten betreft, ik geloof dat het zinnig is om een vergoeding te geven in de kosten. Dat dat een integrale vergoeding zou moeten zijn betwij fel ik, want ook bij ondernemingen is het niet ongebruikelijk dat zij wervend bezig zijn, in hun bud get zijn bedragen voor die werving beschikbaar. Ik zeg niet dat wij hen uit moeten melken, om mijn oude vakjargon nog eens te gebruiken; dat is de bedoeling niet. Zij zullen een redelijke vergoeding moeten hebben voor de kosten die zij moeten maken, die zal in een redelijke verhouding moeten staan tot die kosten, maar aan de andere kant is het helemaal niet teveel gevraagd dat zij ook iets aan wer ving doen. Ik geloof niet dat zij zonder meer met elkaar gaan afspreken dat zij datgene wat zij aan werving beschikbaar hebben in het project zullen verdisconteren. Het kan, maar ik geloof niet dat wij daar in eerste instantie van uit moeten gaan. Ik zou u dus voor willen stellen om het competitie-ele ment in de prijsvraag te handhaven en ons op te schepen met de moeilijkheid hoe wij straks een des kundige jury zullen moeten vinden. De objecten die ingediend worden lenen zich overigens ook voor vergelijking; dat is een andere zaak. Mensen zijn niet altijd in staat het object op zich te beoordelen, maar zij zijn vaak wel in staat om vergelijkenderwijs te zeggen: Hier zitten naar onze smaak meer goede elementen in dan daar in; dan is naast het deskundige oordeel toch ook een lekenvisie op eni gerlei wijze mogelijk. Bij de ontwikkeling van dit object is een van de doeleinden zo snel mogelijk van start te gaan, de eerste elementen er van te realiseren, maar daarna is een gefaseerd, aanpasbaar programma nog steeds mogelijk. Ik geloof dat dit element zich ook voor een bediscussiëring leent in allerlei instanties, ook in de publieke opinie. De heer De Jong: Het programma van eisen zal opgesteld worden in overleg met de functionele raden en andere belanghebbenden. Ik neem aan dat ook de Vaste Overlegcommissie voor het Midden- en Kleinbedrijf, die heel goed functioneert, hier een advies over mag geven. (De heer Rijpma (weth.): Dat hebben wij nog nooit vergeten en dat zullen wij nu ook niet doen. Ik moet er bij zeggen dat er met de organisaties al een goed overleg gestart is en dat voor zover distributie-planologisch onderzoek voor dit geval nodig is de nodige gegevens al ter tafel zijn.) Ik vroeg het ook alleen maar voor de goede orde. (De heer Rijpma (weth.): Vandaar ook mijn antwoord.) Akkoord. De Voorzitter: Over dit punt zijn wij het dan nu ook eens, begrijp ik, en dus gaan wij naar het volgende onderwerp. 71* Sub 3. Verdeling van de sectoren. De heer Geerts: Ik heb het idee dat dit een van de belangrijke punten in dit plan is, de verdeling waar woningwetbouw, waar vrije sectorbouw en waar premiebouw moet geschieden. Er zijn een aantal aspecten aan de orde. Het eerste punt is de vermenging van de verschillende sociale of, als u wilt, economische lagen van de bevolking, de kwestie van de situering, er zijn mooie en minder mooie plek jes in dit plan, en het punt dat de heer Van der Wal ingebracht heeft - naar een voorbeeld van Gro ningen -, de differentiatie naar de wijze waarop mensen hun huis en hun woonomgeving waarderen. Een nieuw bestemmingsplan is de weerslag van wat er in de maatschappij leeft. De ideale maatschap pij is een maatschappij waarin het verschil tussen sociale en economische klassen weggevallen is. Het bestemmingsplan is een weerslag van deze maatschappij, dus de conclusie zou dan zijn dat wij zouden moeten streven naar totale vermenging. Diametraal daar tegenover staat de niet-ideale maatschappij, de maatschappij die de mensen in kasten verdeelt. De conclusie daarvan zou zijn totale ontmenging. De overheid zit daar tussen in. Wat moet die doen, moet die streven naar het ideale beeld, moet die dat ideale beeld dat hij ziet opdringen aan de mensen of moet de overheid doen wat de mensen vra gen en waarbij de economisch sterkste meestal met de luidste stem vraagt, want zo is het nu eenmaal. Nu is het wel zo dat de tegenstelling die ik hier geschetst heb natuurlijk niet bestaat zoals ik hem ge schetst heb. Aangenomen moet worden dat de overheid beslist door democratisch gekozen vertegen woordigers van de verschillende lagen en het streven naar een ideaalbeeld van de overheid is of moet derhalve zijn het streven naar een ideaalbeeld van de mensen die vertegenwoordigd worden. Dit zijn wat overwegingen en er komen een paar moeilijkheden naar voren. Er zijn wat redenen tegen een to tale vermenging, die zullen o.a. liggen in exploitatie-overwegingen. Die overwegingen vinden wij niet onbegrijpelijk. Het heeft te maken met coördinatie van werkzaamheden, het heeft te maken met de aanleg van civieltechnische werken, riolering, de geldelijke verrekening daarvan over de projec ten, en een totale vermenging zal dan ook wel moeilijk liggen, tenminste in de voorgestelde werk wijze. Een ander punt is wat je moet doen met de onderzoekingen die b.v. in Engeland gedaan zijn n.a.v. de "new towns", waaruit blijkt dat bij vermenging toch niet altijd een wederzijdse positieve invloed uitgaat van de ene groep op de andere groep. Dit soort dingen zou je misschien toch ook wel kunnen zien in de wijken die wij zelf hebben. In Aldlan zijn dit soort geluiden toch ook wel eens te horen geweest. Nu word je als raad voor een beslissing gesteld en wij vinden dat als fractie een erg moeilijke zaak. Wij vinden als fractie ook dat wij eigenlijk het gevoel hebben dat wij toch niet erg veel greep op deze beslissingen hebben. Nu is dat heel duidelijk geen verwijt aan het college, wij beseffen dat wij hier te maken hebben met een ingewikkeld proces, er zijn veel belangengroepen mee bezig, er zijn veel mensen die zich hier mee bezig houden, ambtenaren, bouwers, het college, pro jectontwikkelaars, functionele raden, openbaar onderwijs, bijzonder onderwijs, architecten, gemeen telijke commissies enz. Al deze mensen hebben een inbreng en die inbreng vindt zijn neerslag in dit ontwerp-plan. Ik geloof dat dit soort planontwikkeling een beetje illustratief is voor de wijze waarop de maatschappij in zijn geheel functioneert. Het is niet al te doorzichtig en het is te betwijfelen of aan deze zaken een duidelijke politieke visie als basis ten grondslag ligt. Wij beseffen ook dat het moeilijk is in dit stadium hier op verantwoorde wijze diep in te grijpen als raad. Ik geloof dat wij niet veel verder kunnen komen dan een marginale toetsing, een toetsing aan het punt dat bij de behande ling van de doelstellingennota naar voren gekomen is en dat was dan: zoveel mogelijk vermenging. Wij willen ons wagen aan een voorzichtige conclusie, n.l. dat u met uw voorstel in redelijke mate ge slaagd bent aan dit doel te voldoen. Dat blijkt dan hieruit dat ook mooie plekken voor de woningwet sector gereserveerd zijn, er treedt een redelijke vermenging op tussen premiebouw en woningwetbouw. Ik zeg echter nadrukkelijk "redelijk geslaagd"; dat formuleren wij niet per ongeluk, want wij vinden het erg jammer dat toch weer blijkt dat de vrije sector de mooiste plekken toegewezen heeft gekregen en dat hier niet of nauwelijks sprake is van vermenging met de andere groepen. En dan kom je voor de vraag te staan: Is dat acceptabel of niet? Nou, ik heb het hele dilemma geschetst waarin wij zitten: Moeten wij voldoen aan de kennelijke vraag naar duurte-eilanden of moeten wij de politieke visie over sociale vermenging laten prevaleren? Ik zal u niet verhelen dat wij daar als fractie mee gewor steld hebben, ik zal u ook niet verhelen dat wij daar niet eensluidend over denken. Persoonlijk ben ik van mening dat dit eigenlijk niet acceptabel is, ik vind toch wel dat wij moeten streven naar een grotere vermenging. Hier is lang over gepraat in de fractie en de conclusie van de meerderheid van de fractie is uiteindelijk toch wel geweest dat het voorstel zoals u dat gedaan hebt acceptabel is als uit gangspunt voor het uitwerken van het bestemmingsplan Camminghaburen. De heer P.'D. van der Wal: In de informatieve raadsvergadering hebben wij vrij uitvoerig weerge geven op welke manier volgens ons Camminghaburen ingericht zou moeten worden. Wij hebben gepro-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1976 | | pagina 37