2€T 9 o to 2* 8> dit stukje van Camminghaburen wel de zekerheid dat m.n. de dure kavels als eerste zullen worde i ver kocht. Nu rijst dus de vraag of wij dat moeten doen op grond van wat wij berekenen dat ze op moeten brengen of dat wij de kavels moeten verkopen op grond van wat de markt biedt. Ik dacht dat dat uit gangspunt in deze raad zou kunnen worden bespreken, dat is mij althans enkele weken geleden toege zegd. De heer Rijpma (weth.): Als ik het mij goed herinner dan krijgt de heer Knol altijd gelijk, want voordat de raad wisselde had hij het ene standpunt - dat heeft hij in de blauwe zaal hard verdedigd - en na de raadsverkiezingen had hij het andere standpunt. Het is dus maar op welk standpunt hij zich beroept. (De heer Knol: Dat zelfde had u zelf zopas ook.) Ik beroep mij er niet op. Ik vind dit wel leuk, u hebt gelijk. Goed, als wij een toezegging doen dan houden wij ons daar aan. Ik moet er bij zeggen dat wij ons tot dusverre wel op grondcalculaties hebben beroepen, maar wij hebben binnen die grondcalculaties in de gebieden wel duidelijk differentiaties aangebracht. Achteraf weet je pas of die differentiaties wat redelijk geweest zijn. Ik moet zeggen dat het uiteindelijk in Goutum b.v. maar voor één of twee kaveltjes noodzakelijk is geweest om het wat bij te stellen omdat wij de mogelijkheden overschat hadden. Wij hebben echter geen informaties in hoeverre wij voor de dure kavels de mogelijk heden daar onderschat hebben. Je krijgt dus niet altijd alle aanwijzingen die je zou willen hebben. Een zekere differentiatie binnen dat gebied zal echter zeker gebeuren. Ik heb begrepen dat wij van avond een aanwijzing of een verzoek of een opdracht kunnen verwachten om niet eeuwig met het Ega lisatiefonds uit de grondexploitaties te blijven zitten. Wanneer de raad achter een dergelijk voorstel staat dan is de mogelijkheid nauwelijks aanwezig om daar straks nog wat mee te doen. Dus uit dat bron netje kan het dan kennelijk niet. (De heer Knol: Ook daarover wordt genuanceerd gedacht.) Ook daarover dus zelfs. Ik ben wel benieuwd naar de nuances. Ik moet zeggen dat ik daar eigenlijk niet op in ben gegaan omdat ik persoonlijk vind dat die 5 hectare op zo'n groot gebied een risico is waarvan ik zeg: Dat risico bestaat niet. Wanneer je met de grote kavels niet uit komt dan is een herverkaveling op een andere basis binnen dit gebied zeker mogelijk. Er wordt gezegd dat 440 m2 voor een huis niet voldoende is; als er echter een flink dubbel huis op komt met de mogelijkheid om het huis heen te lo pen en bovendien nog de gelegenheid je boot op eigen erf te hebben dan geloof ik dat het niet alleen de groten zullen zijn maar dat er ook belangstelling zal zijn van mensen die genoegen nemen, als ik het zo mag zeggen, met een goed dubbel huis, mensen die niet gefixeerd zijn door de bloemetjes maar door het feit dat ze op hun erf aan hun boot kunnen knutselen. Ik zie de problematiek echt niet en ik geloof daarom ook niet dat het noodzakelijk is om op dit moment al alternatieve dekkingsmidde len aan te geven. De Voorzitter: Wij kunnen nu, dacht ik, wel van dit onderwerp afstappen Sub 8. Procedure en verdere werkwijze. De heer Geerts: Ik heb bij dit punt een paar merkwaardige inconsequenties ontdekt. U zegt onder aan bladzijde 3 van de aanvullende raadsbrief dat u van oordeel bent dat het in het algemeen niet no dig zal zijn dat de opdrachtgevers een coördinerend architect inschakelen, dat kunnen dan deskundi gen van de gemeente doen; dat geldt dan voor de vrije sectorbouw en de premiebouw. Dan sla ik de bladzijde om en dan staat er over de woningbouwcorporaties dat het wellicht wel aanbeveling verdient een coördinerend architect in dienst te nemen. Dan denk je: Dan zijn die categorieën kennelijk zo verschillend, daar zal vast een heel goede argumentatie aan ten grondslag liggen. Maar als je dan leest wat de argumentatie is dan staat er dat de woningbouwcorporaties ook. in de volgende fase nog wel bezig zullen zijn. Dat is dus kennelijk het argument waarom zij wel een coördinerend architect zullen moeten hebben. Ik snap daar helemaal niets van. Als dit echt het enige argument is dan zeg ik: Als het bij het ene niet hoeft dan hoeft het bij het andere ook niet of als het bij het ene wel moet dan moet het bij het andere ook. Ik denk eigenlijk dat ook hier de gemeente wel als coördinerend architect op zou kunnen treden en ik heb dan ook de neiging te zeggen dat, als de woningbouwcorporaties het nodig achten wel een coördinerend architect aan te stellen, de daaraan verbonden kosten dan ook voor die woningbouwcorporaties zijn en niet voor de gemeente. De heer P.D. van der Wal: Ik kan mij wel aansluiten bij de vorige spreker wat betreft de coördine rend architect. Verder staat er in de raadsbrief t.a.v. de architectenkeuze: "Wij achten het niet juist dat daarbij al te stringente criteria worden gehanteerd." Ik had eigenlijk ook niet anders verwacht, want als wij nog niet eens weten voor wie wij eigenlijk gaan bouwen en welke woonwensen er leven dan kunnen wij ook niet al te stringente eisen stellen aan de architecten, want wij weten eigenlijk alleen nog maar in welke sectoren wij bouwen en hoe de dichtheid zal worden maar meer ook niet. Nu heb ik wel begrepen - dat blijkt ook uit bijlage 8 - dat de milieu-aspecten of elementen daaruit wel degelijk worden betrokken bij de architectenkeus; ik ben blij dat dat in ieder geval doordringt. In de Commissie Grondbedrijf heeft de wethouder gezegd dat de architectenkeus uiteindelijk het fiat van de gemeente zal moeten hebben. Ik heb in dat verband gevraagd wie dan de gemeente is en toen heeft hij geantwoord dat dat de gemeenteraad is. Ik wil hem alsnog vragen of hij dat staande houdt. Dit onderdeel gaat ook over de verdere werkwijze. Ik heb in de informatieve vergadering nog en kele opmerkingen gemaakt waarop in de aanvullende raadsbrief niet ingegaan wordt; dat betreft het in een vroegtijdig stadium inschakelen van een beeldend kunstenaar bij de planvoorbereiding. Je kan dat vaak lezen in allerlei mooie, obligate verkiezingsprogramma's, maar als het in een concreet geval werkelijk ter sprake komt dan hoor je er nooit meer over. Vandaar dat wij een motie hebben gemaakt die zich daarover uitspreekt. De motie luidt: "De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 14 december 1976, spreekt als zijn oordeel uit dat in een vroeg stadium van de planvoorbereiding voor met name de woonomgeving beeldende kunstenaars dienen te worden betrokken." Het lijkt mij niet zo'n punt, want praktisch in alle verkiezingsprogramma's is iets dergelijks terug te vinden. In de informatieve vergadering heb ik ook gevraagd hoe het college denkt bij de verdere werk wijze de toekomstige bewoners van het gebied in te schakelen, inspraak of participatie dus. Wij heb ben daar niets van terug gevonden in de raadsbrief. Toch zouden wij wel graag een uitspraak hebben van het college. Ook daarvoor hebben wij een motie gemaakt die luidt: "De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 14 december 1976, verzoekt het college nader aan te geven op welke manier de toekomstige bewoners zullen worden betrokken bij de planvoorbereiding en -uitwerking." De heer De Beer: Ook wij hebben ons afgevraagd waarom bij de ene groep wel de deskundigen zouden kunnen worden ingeschakeld en bij de andere groep, de woningbouwcorporaties, niet. Wij willen graag van u weten welke deskundigen u bedoelt; bedoelt u de eigen dienst? Waarom kan het bij de een wel en bij de ander niet? De heer Rijpma (weth.): Het valt niet te ontkennen dat er een zekere discrepantie in zit. Het eni ge is dat de woningbouwcorporaties moeten bouwen in een sector waarin de marges wat de huren, de eisen van het ministerie enz. betreft bijzonder klein zijn. De ondernemers bouwen, voor een deel al thans, in een sector waar de prijzen wel concurrerend moeten zijn maar waarbij het, zonder dat de wettelijke voorschriften het tegen houden, mogelijk is om 50,of 100,ontwikkelingskosten per woning mee te nemen. Die 50,of 100,zou misschien voor beide categorieën niet hinde ren op de totale stichtingskosten, alleen de voorschriften van het ministerie t.a.v. de woningwetsector zijn zeer stringent. Een tweede factor is dat de woningbouwcorporaties goed geoutilleerd zijn maar in het algemeen niet beschikken over een stuk know how in de richting van architectuur, vormontwikke- ling en dergelijke en dat bij een aantal bouwmaatschappijen van wat grotere omvang die ook elders in den lande voortdurend bezig zijn met bouwprojecten een stuk deskundigheid aanwezig geacht mag worden waarop zij veel gemakkelijker terug kunnen vallen dan de woningbouwcorporaties. Vanuit de gedachtengang dat het niet onmenselijk is de zwakste partijen in de (woon)samenleving een ietsje te helpen hebben wij dus het voorstel gedaan om eens nader te bekijken in hoeverre wij de deskundigheid, de mogelijkheden tot inspelen van de woningbouwcorporaties op en het gebruik maken door de woning bouwcorporaties van ervaring op dit gebied zouden kunnen versterken door hen de mogelijkheid te ge ven met een coördinerend architect te werken. De ervaringen die in het eerste deel worden opgedaan kunnen ook voor het tweede deel gelden; wij kunnen van bouwonderneming wisselen, wij kunnen van projectontwikkelaar wisselen, maar de sociale woningbouw vindt plaats door de vijf woningbouwcorpo raties die hier in Leeuwarden zijn, dat is dus een continu bedrijf. Wij zitten natuurlijk met het probleem hoe je een weerkaatsing krijgt van de ideeën die je voor Camminghaburen ontwikkelt. Wanneer je in een oude woonwijk zit heb je duidelijk de mensen om je heen die gei'nteresseerd zijn en die de omgeving kennen. Maar hier heb je met een gebied te maken waar geen sterveling woont. Wij zoeken naar mensen die mee willen denken. Voor het wijkcentrum kunnen wij, dacht ik, allerlei organisaties vinden die ons van dienst kunnen zijn, maar bij de woon wijken is het veel en veel moeilijker. Er zijn allerlei inspraakprocedures op gang gebracht. Al die procedures hebben het kenmerk dat er een redelijk verloop is in de participanten. Wanneer men uit eindelijk 30% over houdt van waarmee men begonnen is dan acht men dat een heel redelijk succes. Het aantal keren dat het aantal participanten nog minder was dan 30% is legio. Ik geloof dat wij bij

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1976 | | pagina 42