22 81 een aantal van deze projecten ook moeten aanleunen tegen ervaring die er is, dus niet uit moeten sluiten dat er hier en daar een sector ontwikkeld wordt waarbij wij er wel in slagen om geïnteresseer den bij elkaar te krijgen; dat is in de koopsector wel denkbaar; ik denk dan b.v. aan de beschutte sfeerwoningen; dat is een beperkte groep. Er zijn al een aantal mensen bekend die in die sector willen bouwen, het is bekend wat daar de kostprijzen zijn, het is bekend wat de richtlijnen zijn; als je aan zo'n beperkte groep, waarvoor het misschien een levensgrote gebeurtenis is dat zij een eigen woning zullen kunnen verwerven, wat extra zorg besteedt, als je hen voor zover dat mogelijk is over hun wo ning en zeker ook over de woonomgeving mee laat praten en een stuk meedenken toestaat, dan is dat een plezierige zaak. Ik geloof dat je via de woningbouwcorporaties ook een stuk inbreng krijgt; die hebben een referentiekader, die weten uit ervaring ook wat mensen willen. In de huursector is het vre selijk moeilijk om geïnteresseerden bij elkaar te brengen en ik geloof daarom dat je de woningbouw corporaties met hun assistentie daarbij bitter nodig hebt. Een van de dingen die ik wel mogelijk acht is dat de Vrouwenadviescommissie op een schaal die tot dusverre niet voor gekomen is gelegenheid krijgt om tijdig op deze objecten in te spelen. Een aantal gesprekken met deze groepen zijn al geweest, men is bereid om er veel tijd aan te besteden. Hoe wij in staat zullen zijn om "de bevolking" er bij te be trekken is voor mij een heel groot vraagteken. Wat wij wel kunnen doen is zorgen voor een grote mate van publiciteit en voor de mogelijkheid om op die publiciteit in te spelen. Die publiciteit hoeft zich niet te beperken tot de pers die dat op eigen basis opneemt. Wij zouden er ook Aan de Grote Klok voor kunnen gebruiken om zo nu en dan eens een extra pagina te besteden aan de vorderingen die er zijn en via een invulformulier of weet ik wat eens na te gaan hoe men hier over denkt. Ik geef echter wel toe dat het dan maar een heel beperkte vorm is, maar meer mogelijkheden zie ik op dit moment niet. Wat de inschakeling van beeldende kunstenaars betreft, daar durf ik op dit moment geen toezeg ging over te doen. Wij zullen in de exploitatie nog heel duidelijk na moeten gaan welke kostenelemen ten wel en welke kostenelementen niet meegenomen kunnen worden. Dat wij m.b.t. de woonomgeving adviezen nodig hebben is wel zeker, maar of die adviezen direct moeten komen uit de sector externen weet ik niet, ik zou liever af willen wachten totdat intern per gebied aangegeven is waar het zinvol is door externen iéts te laten doen. Ik zeg niet dat dat dan in het laatste stadium moet gebeuren, ik zeg dat dat per gebiedje moet worden bekeken, maar wel met de intentie om, wanneer het mogelijk is, hier en daar creativiteit te laten zien; dat zullen wij ook moeten toelaten. Ik dacht dus niet dat de motie in deze vorm aangenomen zou moeten worden, ik dacht dat wij met deze intentieverklaring zou den moeten volstaan. Wat betreft de goedkeuring van de architectenkeuze geloof ik niet dat het zinvol is om iedere deelbeslissing door de gemeenteraad te laten nemen. Wij hebben wel meegedeeld dat er een aantal punten zijn - u hebt een schema gekregen - waarbij de raad zeker zal worden ingeschakeld; ten aanzien daarvan kunnen wij op dit moment overzien dat het noodzakelijk is dat, wil het mogelijk zijn dat de raad mede-verantwoordelijkheid draagt voor dit project - er zijn ook anderen die verantwoor delijkheid dragen -, de raad wordt ingeschakeld. Het kan echter in de loop van de rit ook gebeuren dat er andere cruciale punten zijn en dan zullen wij ook daarmee bij de raad komen. Ik geloof dat wij wat betreft de lijst van architecten en andere deelbeslissingen zouden moeten kunnen volstaan met de besl issingsbevoegdheid aan b. en w. te laten nadat daarover in de Commissie Ruimtelijke Ordening is gerapporteerd. De h eer Geerts: Het antwoord dat de wethouder geeft op de vraag m.b.t. de coördinerend architect bevreemdt mij wat. Er zijn een aantal argumenten genoemd waarvan ik op zijn minst vind dat, als die argumenten al zouden gelden, ze gemeld hadden moeten worden in de raadsbrief. Ik geloof ook niet dat die argumenten helemaal reëel zijn. Wat het verschil tussen de zelfstandige bouwers en de woning bouwcorporaties betreft, ze hebben allebei een architect in dienst, dat is geen punt, het gaat om het punt coördinerend architect. De ene keer zal iemand van de gemeente dat doen, de andere keer zullen de woningbouwcorporaties zelfstandig een coördinerend architect aantrekken. Het heeft niets te maken met de vraag of er wel een coördinerend architect moet komen, de vraag is waar die vandaan moet ko men. Nu heeft de wethouder heel mooi geprobeerd om, door te schermen met zwakkere groeperingen, die bal naar ons terug te spelen, maar ik geloof niet dat dat helemaal reëel is. Het punt is gewoon: Wie stelt die coördinerend architect aan? De argumentatie is mij in dat verband dan ook niet duidelijk en ik zou u willen vragen wat de consequentie is van de betreffende zin in de raadsbrief. Ik dacht dat wij er voorlopig niet aan toe zijn het er mee eens te zijn dat die coördinerend architect wordt aange steld. Ik zou mij voor kunnen stellen dat dat punt, zoals de wethouder gezegd heeft t.a.v. andere za ken, nog in de Commissie R.O. of de Commissie Grondbedrijf aan de orde zal komen voordat er defini tieve beslissingen over genomen worden. 23" 81 De heer Heidinga: Dit punt is mij helemaal niet duidelijk, dat is het nooit geweest en dat zal het, denk ik, ook wel nooit worden. Ik krijg hoe langer hoe meer de indruk dat wij niet op de goede weg zijn met de manier waarop wij proberen Camminghaburen tot ontwikkeling te brengen. Maar om nu even bij dit speciale punt van de architectenkeuze te blijven, ik meen mij te herinneren dat hier in de raad naar voren gekomen is dat wij het op grote prijs zouden stellen dat één architect niet meer dan 50 woningen in dit plan ontwerpt; daar vinden wij natuurlijk in het hele stuk dat wij nu gekregen heb ben niets van terug. Nu wil ik graag het volgende weten. Als wij één zo'n eenheid aan een project ontwikkelingsmaatschappij, een beleggingsmaatschappij of een aannemer geven dan kunnen daar zo'n 400 a 500 woningen in zitten; ik weet niet precies hoeveel het er kunnen zijn. Dat bedrijf moet dan dus komen met 10 architecten; die 10 architecten moeten daar ieder 50 woningen in bouwenMaar aan wat voor straten en in welk model van straten? Wie bepaalt dat? (De heer P.p. van der Wal: WijWij? Wij geven, als wij dit hele zaakje aannemen, alles uit handen. (De heer P.p. van der Wal: Nee.) Ja zeker, dan geven wij alles uit handen, wij geven het aan vreemden, wij geven het aan projectontwik kelaars, wij geven het aan aannemers, wij geven het aan beleggingsmaatschappijen en die maken het ontwerp. En dan vraag ik mij af hoe men een modus vindt om daar architecten in te laten werken met elk 50 woningen; dat is mij volmaakt onduidelijk. Ik begrijp het niet, ik snap niet hoe je dat voor el kaar zou moeten krijgen. Dit stuk wordt wel met bijzonder veel woorden omgeven, maar de praktijk zal dus zijn dat er iemand moet zijn die m.b.t. het hele plan de grote lijn aangeeft. Dat zal eigenlijk de gemeente moeten zijn, maar waar komen wij dan voor te staan? Dan komen wij er voor te staan dat wij een werkelijk bestemmingsplan maken zoals de wet ons dat voorschrijft. En dat willen wij niet of dat kunnen wij niet. Ik denk, als ik deze hele grote woordenbrij op mij laat inwerken, dat wij dat niet kunnen. Dus proberen wij een uitweg te vinden door alle mogelijke vreemden in te schakelen, maatschappijen en weet ik wat, en wij camoufleren onze onmacht. Maar op de een of andere manier zal deze zaak dan toch nog eens een keer geregeld moeten worden en er zal zakelijk gewerkt moeten worden. Er zal dus een coördinerend architect of hoe je het maar wilt noemen moeten komen, want iemand moet de grote lijn in de gaten houden en zal ook de grote lijn aan moeten geven. Wie bepaalt waar die 50 woningen van iedere architect moeten komen en wat iedere maatschappij gaat doen enz. wordt mij uit dit stuk helemaal niet duidelijk. De heer P.;D. van der Wal: Het camoufleren van de onmacht, waar de heer Heidinga net over sprak, zit er wel in; ergens ben ik het wel met hem eens. Wij hebben ook grote zorg over de vraag: Hoe houd je als gemeenteraad, als gemeentebestuur de ontwikkeling van het plan Camminghaburen in de hand? Hij redeneert dan echter precies de andere kant uit dan wij; wij hebben het proberen aan te geven met een ander organisatieschema waar wij het straks nog wel even over zullen hebben. Wij wil len zwaarder benadrukken welke criteria je m.b.t. architecten moet hanteren en dat je ook eerst archi tecten moet uitzoeken en dan pas bouwondernemers; je moet eerst uitzoeken voor wie je wilt gaan bouwen, daarop moet je een ontwerper zoeken en daarna een bouwer. Maar ja, wij zijn daarvoor met voorstellen gekomen en daarop is juist van de zijde van het C.D.A. helemaal niet geantwoord. Ik kan daarom misschien wel een beetje gemakkelijk zeggen: Daar zitten wij nu met de gebakken peren. Ik heb ook wel een beetje de indruk dat met deze woordenbrij de onmacht van het gemeentebestuur wordt gecamoufleerd, maar dan had de raad maar met andere plannen en een andere organisatie moeten ko men. Wat de inspraak betreft, de wethouder zegt dat dat een moeilijke kwestie is. Dat geef ik ook grif toe. Wij zijn met de Commissie Grondbedrijf op excursie geweest in Maassluis; helaas heeft de wet houder het laatste gedeelte niet meegemaakt. Daar heeft men toch vrij goede ervaringen, ook met een nieuwbouwgebied, met het inschakelen van toekomstige bewoners. Inderdaad blijft er maar een bepaald percentage over, dat zal ook erg van de inspraakprocedure zelf afhangen, wat geef je de mensen nog mee te beslissen. Er zijn ook elders in den lande - ik heb hier wel wat gegevens - pogingen gedaan - de ene poging lukt beter dan de andere - om de bewoners er bij te betrekken. Mijn motie vraagt b. en w. ook nader aan te geven op welke manier zij dat denken te doen; dat is het minste dat de raad aan het college kan vragen gezien alles wat er over inspraak en medebeslissingsrecht in - ik kom er maar weer op - de verschillende verkiezingsprogramma's staat. Hetzelfde geldt voor de inschakeling van beeldende kunstenaars. De wethouder zegt: Wij moeten eens bekijken of wij er nog budgetten voor hebben. De bedoeling is echter juist dat er niet zo zeer speciale budgetten worden uitgetrokken voor aparte beeldende kunstenaars die een bepaald hoekje toegewezen krijgen om daar het een of andere fantastische geval de grond uit te stampen, de bedoe ling is dat in een vroegtijdig stadium, in de ontwerpfase, meer artistieke ideeën meegenomen worden. Dat is de bedoeling van die motie. Wij handhaven uiteraard beide moties.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1976 | | pagina 43