280
29
het Bouwfonds in tegenstelling tot Beter Wonen heeft en ook te profiteren van de mogelijkheden die het
Bouwfonds heeft om voor dit gerichte project een communicatie met toekomstige bewoners tot stand te
brengen zoals de ervaring heeft geleerd dat zij het ook in andere plaatsen al hebben gedaan. Van die
ervaring zouden wij in dit geval in eerste instantie voor deze eerste fase willen profiteren.
Wat de inschakeling van Dwars, Heederik en Verhey betreft, al langere tijd leeft bij een aantal
mensen wat zorg over de financiële begeleiding. Wij gaan nogal ver met het vasthouden van onze zeg
genschap over dit project, verder dan wij ooit gegaan zijn. Dat betekent dat ook de risico's voor de
gemeente toenemen. Wij hebben voor bestemmingsplannen een eenvoudige financiële begeleiding die
de grootste moeite heeft om het bestuur te volgen c.q. het bestuur op het juiste moment te adviseren.
Dat is niet een gevolg van het feit dat onze diensten, m.n. het Grondbedrijf, niet zouden willen, maar
er is een eenvoudige organisatie die niet ingesteld is op zo'n groot project. U weet dat een van de re
denen van het onderzoek naar het functioneren van de D.S.O. de begeleiding van bestemmingsplannen,
de financiële verantwoording geweest is. Daar is een methode voor gevonden in de vorm van budgetten.
Dat betekent wel dat er controle is op wat er gebeurd is, maar het betekent nog niet dat het beleid op
tijd indicaties krijgt of doorgegaan kan worden, of er plussen of minnen te verwachten zijn en derge
lijke, er wordt te weinig geïnformeerd over de risico's. Wij hebben daar ongeveer een jaar geleden
een gesprek over gehad met een andere firma die wel aan begeleiding van bestemmingsplannen doet.
De informatie die wij van die firma gekregen hebben heeft ons niet bemoedigd de gesprekken met hen
voort te zetten. Wij hebben gehoord dat Dwars, Heederik en Verhey op het ogenblik een aantal vrij
gecompliceerde projecten begeleidt, o.a. het bestemmingsplan ,,Beijum" in Groningen. Wij hebben
een eerste gesprek gehad over de mogelijkheden die zij hebben en dit gesprek zouden wij graag in de
komende dagen voortzetten om tot een afronding te komen, om te komen tot een duidelijk aangeven
wat zij wel kunnen doen en wat zij niet kunnen doen, wat wij wel willen en wat wij niet behoeven.
Persoonlijk voel ik een sterke behoefte aan een begeleiding door financiële deskundigen, want hier
wordt, als ik het zo mag zeggen, 130 miljoen in de grond gestopt en er verschijnen nog meer miljoe
nen boven de grond; de gemeente is aan alle kanten, ook financieel, in dit project betrokken. Dat is
dus de reden dat wij aan het team dat wij u al gepresenteerd hebben in het schema graag een overall
financieel management zouden willen toevoegen. Of dat met Dwars, Heederik en Verhey moet weet ik
niet, maar het eerste gesprek is bemoedigend geweest in die zin dat een aantal aanknopingspunten ge
vonden zijn die het waard maken dat gesprek voort te zetten. Zodra wij tot een afronding gekomen
zijn zullen wij bij de raad terug komen om hieromtrent voorstellen te doen en beslissingen te vragen.
De heer Heere. Ik heb een korte vraag. Er wordt hier gesproken over de organisatiestructuur van
dit gebeuren en daar is nogal wat misverstand en ook onduidelijkheid over. Daar zal ik mij verder niet
over uit laten. Waar ik wel een vraag over heb is of ik ook een wat beter inzicht zou kunnen krijgen,
niet in de organisatiestructuur maar wel in het organisatorische verloop van een en ander, zowel in de
tijd als in de volgorde. Ik vraag daarbij in concreto of er bij de dienst ook een netwerkplan bestaat
voor dit hele project. (De heer Rijpma (weth.): Een uittreksel daarvan lag bij de stukken ter inzage.)
Dat is mij bekend. Geeft dat netwerkplan voldoende duidelijk aan op welke knooppunten de raad zal
worden geraadpleegd? Bestaat ook de mogelijkheid om bij wijzigingen in deze netwerkplanning - het
is mogelijk dat dat gebeurt neem ik aan - de raad regelmatig op de hoogte wordt gesteld? Mijn vraag
is m.a.w.: Kunnen wij een afschrift krijgen van de nu bestaande netwerkplanning opdat wij zowel in
tijd als in volgorde de gebeurtenissen op de voet kunnen volgen en kunnen wij, zo er om allerlei nu
onbekende redenen wijzigingen komen in die plannen, voortdurend van die wijzigingen op de hoogte
worden gebracht?
De heer Rijpma (weth.): Er is een netwerkplanning. In hoeverre die netwerkplanning definitief is
durf ik op dit moment niet te zeggen; de beleidsvoorbereiding is nog in volle gang. Wij willen die net
werkplanning best ergens ophangen, maar ik dacht eigenlijk dat de raad voldoende zou hebben aan
het vereenvoudigde schema. Maakt u zich er alstublieft geen zorgen over, wanneer er wissels zijn die
de kans geven op een verkeerd spoor dan wordt de raad geïnformeerd c.q. om beslissingen gevraagd.
Sub 10b. Woningbouw in de beschutte sfeer.
Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: Ik ben zopas een beetje vooruit gelopen op het programma door bij
het vorige punt al iets te zeggen over de woningen in de beschutte sfeer. Daar wil ik nog even op te-
lug komen. In de informatieve vergadering hebben wij het college gevraagd af te checken of de wo
ningbouwcorporaties het zouden willen en zouden kunnen. U hebt dat gedaan, Beter Wonen heeft daar
positief op gereageerd en ik moet dus aannemen dat Beter Wonen het ook kan. Wij vinden het een voor
deel voor de spreiding. Op de kaart is, meen ik, het gebied J aangegeven voor de beschutte sfeer.
Dat wordt dan een heel beschutte sfeer-eiland. Wij zouden het veel prettiger vinden als er geïnte
greerd werd, dus tussen de woningwetwoningen en de premiewoningen en als andersom een deel van de
woningwetwoningen en de premiewoningen in gebied J zou komen. Dat kunnen wij bereiken door een
deel, al is het maar een klein kwantum om te beginnen, aan Beter Wonen toe te schuiven. Ik begrijp
eigenlijk uw bezwaren niet. Wij vragen het ze, ze zeggen dat ze het kunnen en willen en dan, ter
wijl er toch voordelen aan zitten, wimpelt u het toch af. Ik vind dat niet juist en ik kom daarom met
een motie; die luidt:
"De raad, in vergadering bijeen op 14 december 1976, is van mening dat, nu de woningbouwver
eniging Beter Wonen bereid is een klein kwantum woningen in de beschutte sfeer in haar bouwprogram
ma te integreren, zij daartoe ook de gelegenheid moet krijgen."
Deze motie is mede-ondertekend door de heer Knol.
De Voorzitter: Wij werken eerst 10b even af; mevr. Brandenburg heeft daar al over gesproken en
zij heeft een motie ingediend. Die motie vormt nu mede onderdeel van de discussie.
De heer P.O. van der Wal: Ik geef alleen even een stemverklaring. Wij zijn voor integratie. Onze
motie m.b.t. het geheel heeft geen steun gekregen. Dit is een detail hieruit en daar zijn wij ook voor.
De Voorzitter: De wethouder heeft er geen behoefte aan hier nader op in te gaan en daarom breng
ik de motie in stemming.
De motie van mevr. Brandenburg-Sjoerdsma en de heer Knol wordt bij handopsteken aangenomen
met 27 tegen 6 stemmen.
Sub 10a. Tijdstip en wijze van gronduitgifte.
De hear Miedema: Dit is neffens my in nochal wichtich punt. It kolleezje stelt foar om de groun sa
let mooglik oer to dragen. It is de bidoeling mei de takomstige bouwers in yntinsjeforklearring oan to
gean; dy kinne dan op groun fan dy yntinsjeforklearring harren plannen Gntwikkelje. Op it momint dat
dy plannen allegearre klear binne en de ried der syn goedkarring oan jown hat wurdt de groun pas of-
fisieel oerdroegen. It sil der wol om gean dat de ried sa lang mooglik frij bliuwt. Dit is in mooglikheit,
mar ik bin der net lokkich mei. As jo de yntinsjeforklearring ófjowe dan bigjinne dizze minsken op
groun dêrfan harren plannen to untwikkel jen; hja jowe in architekt opdracht foar if Ontwikkel jen fan
wenningen, der wurde bistekken makke ensfh. - wy sitte uteinliks yn in tiidskema - en hja meitsje
dus frij hege kosten. It liket my reéel dat, as oan it ein fan de rit sa'n plan net trochgiet, de gemeen
te in ridlike forgoeding jaen moat foar it wurk dat dien is. Dat is in mooglikheit dy't ik net sa botte
oantreklik fyn. De oare mooglikheit is, tocht ik, dat jo per 1 maert - ik neam sa mar in datum - de
groun oerdrage en dy grounoerdracht dogge under stringinte bipalingen en foarskriften, hwer't alles yn
omskreaun stiet hwat wy miene dat der yn moat. Dan krije jo in frij yngewikkelde proseduere oer dy
foarskriften, mar op it momint dat men if dêr oer iens is en de keap sluten wurdt leit de forantwurdlik-
heit by de bouwer. Blykt dan in jier letter dat de undernimmer him net halden hat oan de foarskriften
en de saek net trochgean kin dan is de gemeente gjin kosten forskuldige hwant dan leit de oarsaek by
de undernimmer. Ik tocht dat dat in suverder en saeklik ek in justere binadering wie. De undernimmer
hat dan ek mear moogiikheden. It is allinne sa dat dan op dit momint de bitingsten fan de grounoer^
dracht regele wurde moatte. Dêr kinne jo tsjinoan sjen, it sil ek net maklik wêze, mar ek de yntinsje
forklearring sille bitingsten by wêze moatte, hwant ek dy yntinsjeforklearring moat de undernimmer de
sekerheit jaen dat hy syn plannen untwikkelje kin; dy yntinsjeforklearring sil dus net folie lichter wê
ze kinne as de bitingsten by de grounoerdracht. Dêrom haw ik, leau ik, dochs foarkar foar grounoer
dracht; de earste tri je moannen fan it kommende jier soenen dan brukt wurde moatte om bisprekken
mei undernimmers to iepenjen oer de bitingsten hwerop wy de groun oerdrage kinne.
Yn wezen is by dit punt ek de kar fan de boumaetskippijen oan de oarder. Ik haw der gjin bihoeffe
oan om op dit momint oer al dy boumaetskippi jen dy't wol en net utkeazen binne in diskusje üt to lok-
jen. It iennige hwer't ik noch op komme wol is hwat jo yn it léste stikje fan dit punt skriuwe oer de
makelaers. Jo skriuwe dêr dat de Ljouwerter makelaers in rol spyl je kinne by de 200 frije sektorwen-
ningen. Nou haw ik dat plan net sjoen - de forkaveling is der noch net dus koe ik it ek net sjen -,
mar ik nim dochs oan dat by dy 200 frije sektorwenningen dochs mear as 100 frije kavels binne, dus
kavels foar frijsteande wenningen. Wy hawwe oant nou ta as gemeente altyd it stanpunt ynnommen dat
de kavels foar frijsteande wenningen rjochtstreeks oan de bouwer forkocht wurde. Myn fraech is op dit