z 2-33 schaduwkanten heeft. Naar onze mening is er op het ogenblik slechts één geneesmiddel, n.l.: Wij moe ten het gereed komen van de plannen een beetje versnellen. Misschien is dat de juiste formulering ook nog niet eens en moet ik zeggen: Wij moeten zorgen dat wij bij blijven, want wij zakken af. Ik maak daar niemand een verwijt van, ook onze stedebouwkundige afdeling niet, beslist niet. Ik heb alleen maar waardering voor het gerichte werk dat zij de laatste jaren doen. Wij redden het echter niet om het gewone werk bij te houden. Nu kunnen wij dit opvangen door uitbreiding van onze eigen dienst en wij kunnen het ook opvangen door werk uit te besteden aan derden. In het laatste geval, dus als wij werk uitbesteden aan derden, komt het college altijd bij de gemeenteraad terug om mededeling daarvan te doen en er goedkeuring voor te krijgen. Daar verdiep ik mij dus op dit moment niet in, want als dat zich voordoet dan komt u wel. Een andere zeer belangrijke factor is deze. Als de stedebouwkundige werkzaamheden een beetje zouden worden versneld en dus uitbreiding van de afdeling of uitbesteding aan derden moet plaats vinden dan zal dat geld kosten. De gemeente Leeuwarden heeft dat nog steeds niet voor het opscheppen. Maar naar onze mening is het zo dat door het gereed komen van de bestem mingsplannen de woonhuizen en gebouwen in de gemeente een bepaalde bescherming genieten. Er kan dan ook met recht en vrucht tegen ongewenste ontwikkelingen in buurten en wijken worden opgetreden. Nu hebben wij vaak dat wij het wel graag zouden willen maar dat wij het domweg niet kunnen. Aange zien zo duidelijk het element van instandhouding en bescherming van onroerend goed aanwezig is bij het gereed komen van bestemmingsplannen lijkt het ons de aangewezen weg en ook de meest redelijke manier om de meerkosten die dit meebrengt te bestrijden door een kleine verhoging van de onroerend goedbelasting, want daar zit een relatie tussen. (De heer Ten Brug (weth.): Ik zie het niet, maar toe maar.) Ik dacht dat ik dat duidelijk aangegeven had. (De heer Ten Brug (weth.): Een woordrelatie.) Niet een woordrelatie. Wij hebben al meermalen in onze stad gehad dat wij bepaalde ontwikkelingen in bepaalde wijken, v/aar men b.v. een supermarkt wilde vestigen of waar men woonhuizen wilde ont trekken aan de bestemming, niet tegen konden gaan omdat wij daar geen instrument voor hadden. Had den wij voor die wijken een bestemmingsplan gehad dan hadden wij die wijken kunnen beveiligen tegen die ontwikkelingen, maar dat konden wij niet. Wanneer wij zorgen dat er op tijd bestemmingsplannen komen dan kunnen wij dat wel en dan is dat een bescherming van het onroerend goed. Als het college een andere manier van financiering weet - ik weet dat het college in dat opzicht bijzonder knap is - dan is dat voor ons natuurlijk helemaal geen punt. Wij hebben er volle vrede mee als dat geld ergens anders vandaan komt. Wij zijn alleen maar van mening dat het, zoals het op het ogenblik reilt en zeilt, verstandig zou wezen er iets aan te doen. Ik heb dan ook de eer de volgende motie in te dienen: "De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 14 december 1976, gehoord de beraadslagingen, spreekt uit dat zal moeten worden over gegaan tot uitbreiding en versterking van de stedebouwkundige werkzaamheden van de D.S.O., besluit: dat het bedrag in de begroting geraamd onder volgno. 154 moet worden verhoogd met ongeveer 300.000,in het begrotingsjaar 1978. Dit bedrag zou kunnen worden verkregen door een kleine verhoging van de onroerend goedbelasting; eventueel uit andere daarvoor geschikte bron; draagt het college van b. en w. op reeds in het begrotingsjaar 1 977 het nodige te doen om tot enige versterking van de stedebouwkundige werkzaamheden te geraken; de hiermee gemoeide aanloopkosten, die eenmalig zijn, te bestrijden uit het egalisatiefonds voor de bestemmingsplannen of uit andere daar voor in aanmerking komende fondsen." Deze motie is mede-ondertekend door de heer Van der Wal. Dan wil ik toch nog een lovend woord uitspreken aan het adres van de fractie van de P.v.d.A. die gisteravond bij monde van de heer Knol het voorstel zelfs al voordat het was ingediend heeft afgewezen. (De heer Knol: Nee.) Ja, zeker. U hebt het voorstel gisteravond al afgewezen; toen was het helemaal nog niet ingediend. (De heer Knol: Helemaal niet.) Aangezien de P.v.d.A. over het algemeen de zaken van de ruimtelijke ordening wel eens een beetje voor zich uit wil duwen, wat af wil houden, een beet je wil onderzoeken en nog eens weer, trof mij deze voortvarendheid te meer. Alleen was het erg jam mer dat ook deze voortvarendheid weer negatief was. (De heer Knol: Het is maar net hoe je het opvat.) Het is voor ons geen probleem dat er een bepaalde tijdsduur bij dit voorstel in acht zal worden ge nomen. Ik wil u wel zeggen dat ik persoonlijk van mening ben dat, gezien de wettelijke voorschriften die door de jaren op ons af komen en die zeker niet minder in aantal worden, de werkzaamheden op het gebied van de stedebouw en de ruimtelijke ordening eerder zullen toenemen dan afnemen. Als wij dit voorstel b.v. willen koppelen aan een termijn van een paar jaar of dit voorlopig voor een paar jaar willen doen dan heb ik daar volle vrede mee, want de raad die er dan is kan dit opnieuw bezien en be palen; die kan dan het geld voteren of niet. Dat is dus voor mij helemaal geen punt. Ik wil graag iede re raad zijn eigen verantwoordelijkheid laten. Wij zijn wel van mening dat nu beslist zal moeten worden of post 154 verhoogd wordt, want wij beginnen reeds spoedig weer met de voorbereiding van de begroting voor 1978. Als de raad niet op tijd beslist dat dit gebeurt en dat er geld voor in het beleidsplan moet worden opgenomen dan is het bij de volgende begroting weer te laat. Wij zullen zoiets op tijd in moeten passen. De heer Ten Hoeve: Mijn eerste opmerking betreft de neiging die onze fractie zou hebben om be paalde plannen voor zich uit te schuiven. Die neiging is er totaal niet bij onze fractie. Goed doordach te plannen voorzien van een goede documentatie en een goede onderbouw worden door onze fractie be oordeeld; daar worden ook op de juiste ogenblikken beslissingen over genomen. Voorstellen waarvan wij menen dat bepaalde doelstellingen niet getoetst zijn, waarbij een bepaalde rechtszekerheid ont breekt, waar vraagtekens bij gezet kunnen worden, lopen wij niet zonder meer, zoals wel eens bij de C.D.A.-fractie gebeurt, overheen. Verder wil ik ingaan op de door de heer Heidinga ingediende motie. Ik moet u zeggen dat wij moeite hebben met deze motie. Natuurlijk is het zo geweest dat m.n. ook van de kant van onze fractie aangedrongen is op het snel klaar maken van bestemmingsplannen. Het is belangrijk dat wij in de stad een netwerk van bestemmingsplannen hebben om te komen tot de zo nodige bescherming van gedeelten waar zich ongewenste ontwikkelingen hebben voorgedaan. Ik hoef wat dat betreft maar te wijzen op de Willemskade waar wij ook uitvoerig over hebben gesproken. Maar uit de hele discussie in de raad is naar voren gekomen dat wij als raad hebben gekozen voor een totale opzet van een schema van bestem mingsplannen. Een tijd later hebben wij zo'n zelfde opzet voor de binnenstad goedgekeurd. Belangrijker is dat wij als raad ook akkoord zijn gegaan met de projectorganisatie, de organisatie die inhoudt dat naast projectgroepen contactgroepen het klaar maken van bestemmingsplannen begeleiden. Daar hebben wij nu een stuk ervaring mee. Daaruit blijkt ook dat mensen die bij het opzetten van deze bestemmings plannen betrokken worden zich daar ook zeer nauw bij betrokken voelen. Ongetwijfeld kent u de reac ties uit b.v. Huizum-west. Daar zijn wij begonnen met een bestemmingsplan en de bevolking is daar overstuur geraakt over wat daaruit te voorschijn is gekomen. Wanneer wij sneller bezig gaan dan zal ook de bevolking daarbij ingeschakeld worden zoals wij dat in deze raad hebben voorgesteld. Dat bete kent dat wijken in onrust komen en dat er bij de mensen verwachtingen worden gewekt. Dat betekent - hier wordt een termijn van vier jaar genoemd voor het klaar maken van alle bestemmingsplannen - dat van een groot aantal bestemmingsplannen niet eerder dan na een jaar of tien tot een bepaalde uit voering gekomen kan worden, een uitvoering die dan misschien al weer discutabel is omdat na een jaar of tien het bestemmingsplan toch weer herzien moet worden. Wij hebben grote vrees dat door deze ver snelling, hoewel wij toch echt hechten aan de bescherming, een zodanige onrust in de stad ontstaat dat mensen zich niet meer zeker gaan voelen. De versnelling van bestemmingsplannen kan gezien onze financiële toestand niet betekenen dat er ook een versnelling van de uitvoering komt. Daarom hebben wij echt moeite met deze motie. Aan de andere kant blijft het punt dat wij ook graag zo snel mogelijk bestemmingsplannen willen zien. Ik zou er daarom liever voor willen pleiten dat eens nagegaan wordt of wij misschien bij de opzet van het maken van bestemmingsplannen niet uit kunnen gaan van een om buiging van het beleid, meer in de richting van conserverende of globale plannen. Ik zou de wethouder willen vragen of een onderzoek in die richting, met daarbij uitdrukkelijk het aspect voor ogen van het betrekken van de bevolking bij het opzetten van deze plannen, mogelijk is. Het nu aannemen van deze motie gaat mijn fractie te snel. Wij brengen daardoor teveel mensen in onzekerheid. De heer Van der Wal: Uit het feit dat ik de motie van de heer Heidinga mede-ondertekend heb blijkt al dat wij de jeugdige overmoed van de heer Heidinga waarderen en dat wij dus voor het in de motie vervatte voorstel zijn. Als reactie op hetgeen de heer Ten Hoeve net gezegd heeft zou ik dit willen zeggen. Bestemmings plannen zijn natuurlijk in de eerste plaats bedoeld om rechtsbescherming te bieden. Nu wij in de stads vernieuwing vooral met uitvoeringsplannen bezig zijn kunnen wij er niet aan ontkomen ook bestem mingsplannen te maken. Er zijn ook gebieden waarin wij blijkens de planning pas over een aantal jaren tot uitvoering zullen komen. In de tussentijd zou daar dan niets geregeld zijn en dan krijgen wij toe standen zoals de heer Heidinga er enkele noemde en zoals wij die ongeveer een week geleden in de raad aan de orde gehad hebben m.b.t. patatzaken, sloopbedrijven enz. Dat soort dingen kunnen wij nooit aanpakken. Vandaar dat mijn fractie er voor is het vaststellen van bestemmingsplannen uit te voe ren, m.n. in gebieden waar wij voorlopig nog niet aan een uitvoeringsplan toe zijn omdat wij daarvoor geen geld hebben. Dat is dus de reden waarom wij deze motie steunen. De uitvoeringsplannen zullen door onze eigen dienst uitgevoerd moeten worden omdat daar veel meer bij komt kijken dan bij het vaststellen van conserverende globale bestemmingsplannen. Overigens wil ik er nog wel bij zeggen dat de bevolking hier wel degel i jk bij betrokken zal moeten bli jvenal leen moeten wij, net zoals wij ei- genlijk bij de Vogelwijk hebben gedaan - dat bestemmingsplan is overigens nog steeds niet vastgesteld -, bij voorbaat zeggen: Het gaat de gemeente in de eerste plaats om het vastleggen van de huidige

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1976 | | pagina 49