A 35 situatie zodat de gemeente een instrument in handen krijgt om ongewenste ontwikkelingen te voorkomen. In die geest zien wij deze versnelling van de vaststelling van bestemmingsplannen. Mevr. Smit: Ook de leden van de V.V.D.-fractie hebben in het verleden herhaalde malen aange drongen op een versnelling van het gereed maken van bestemmingsplannen. Ik geloof echter wel dat er in deze discussie nu een aantal vrij principiële zaken door elkaar gehaald worden. Het lijkt mij toch verstandig om het gereed maken van de bestemmingsplannen en zaken die daar helemaal buiten liggen te scheiden. Wij moeten ons bovendien goed realiseren dat, als wij op dit moment met een grote ver snelling van het gereed maken van bestemmingsplannen gaan werken, er steeds meer vastgestelde be stemmingsplannen zullen komen waarvan de realisatie nog in geen jaren in het vooruitzicht ligt omdat daar geen geld voor is. De heer Knol: Even een kleine reactie op hetgeen de heer Heidinga heeft gesteld. Ik heb gisteren, dacht ik, in mijn financiële beschouwing gewezen op de gevaren die het sterk verhogen van de onroe rend goedbelasting met zich mee brengt. In dat kader heb ik gewezen op de fiscale gevolgen die de verhoging van de onroerend goedbelasting met zich mee zou kunnen brengen. Ik heb ook gezegd dat wij op dit moment geen behoefte hebben aan deze motie omdat wij nog niet kunnen overzien wat precies de bedoeling is van de besteding van de gelden. De heer Visser heeft, dacht ik, de motie ook nog voorge lezen en vandaar dat ik er op heb gereageerd. Als de heer Heidinga had gezegd dat wij ruimte moeten vinden in een verhoging van de hondenbelasting dan had u mij niet gehoord. (De heer Ten Brug (weth.): Maar je hebt wel een hond.) Ja zeker, maar dat maakt niets uit; dat moeten wij gescheiden houden. De Voorzitter: Dat is nu natuurlijk niet in discussie. Als er geen raadsleden meer zijn die het woord willen voeren dan krijgt nu weth. Rijpma het woord; die heeft overigens ook een hond. (Gelach) De heer Rijpma (weth.): Ja, niet zo'n grote; als het nu maar per klasse gaat dan valt het misschien nog mee. Om nu tot de zaak te komen wpar het om gaat, het tot gelding komen van bestemmingsplannen is een ingewikkelde geschiedenis. Er zit ook nogal wat variatie in. Aan de ene kant hebben wij uitvoe- ringsbestemmingspiannen nodig, aan de andere kant hebben wij ook beschermingsbestemmingsplannen nodig. Wij zijn uiteraard druk bezig met het bestemmingsplan Camminghaburen. Zoals de raad besloten heeft is onze eigen dienst bij het maken van dit bestemmingsplan ten nauwste betrokken. Ik moet er bij zeggen dat dat voor de medewerkers van onze dienst een bijzonder plezierige omstandigheid is, want - ik heb het, dacht ik, al eens eerder gezegd - het betekent dat zij naast gebieden waar alles per centimeter bekeken en besproken moet worden, als u begrijpt wat ik bedoel, ook gebieden hebben waar in zij de vrijheid hebben om hun eigen creativiteit voorop te laten gaan en volop mee te laten spelen in de discussie met anderen. Maar het betekent natuurlijk wel dat de manuren/vrouwuren die zich op Camminghaburen richten niet besteed kunnen worden aan binnenstadsplannen en aan plannen voor de schil. Ik wil niet overdrijven maar ik ben niet zonder zorg over de voortgang van de bestemmingsplan nen in het tempo waarin het nu gaat. Ik praat niet over versnelling want ik geloof dat dat nauwelijks reëel is, omdat, zoals mevr. Smit en de heer Ten Hoeve m.n. ook gezegd hebben, versnelling ook in houdt dat er wat achter weg moet komen, vooral wanneer je in de binnenstad of in de schil bezig bent. Om het tempo waarin wij gestart zijn vol te houden zal in de komende maanden een heel moeilijke ge schiedenis worden. Wij hebben dan ook binnen het ambtelijk apparaat afgesproken dat wij zo gauw mo gelijk met een analyse zullen komen - al was het maar voor ons zelf - om te kijken hoe ver wij dit jaar zullen kunnen springen. Ik wil niet op de visie van de meest optimistische ingaan en ook niet op de visie van de meest pessimistische, maar wij zullen met de medewerkers binnen de dienst ook zodanig voeling moeten houden dat het een sfeer wordt waarin wel op tempo gewerkt wordt maar waarin niet voortdurend onder spanning en onder wisselende spanning gewerkt wordt. Een van de dingen die het volgend jaar naar mijn gevoel op ons af komen is een herziening van het structuurplan van de gemeente Leeuwarden; de heer Miedema heeft er gisteren in een ander verband over gesproken, wij zullen een nieuw gebied moeten aanwijzen waarop wij onze activiteiten zullen richten wanneer wij Camminghaburen verlaten hebben. Het lijkt een onwezenlijke zaak om nu al te gaan praten over wat er daarna moet gebeuren, maar het voorbereiden van een aantal ideeën en het daarna .voorbereidend realiseren van een aantal ideeën zal veel hoofdbrekens kosten. Wij zullen ook om andere redenen het structuurplan moeten herzien. Er is een ruilverkaveling in voorbereiding in het grootste gedeelte van ons buitengebied. Verder zijn wij met een wegenstructuurplan bezig en dat wegen structuurplan zal ook weer in ons structuurplan ingepast moeten worden. Last but not least, bij de voor bereiding van de stadsvernieuwing is een van de voorwaarden die de Wet op de Stadsvernieuwing stelt dat er een behoorlijk bijgewerkt structuurplan moet zijn; in dat structuurplan zullen de woongebieden ook duidelijk moeten worden aangegeven en ook de relaties tussen de woongebieden onderling. Dat structuurplan komt op ons af. Dat heeft geen directe gevolgen voor de uitvoeringen, dat heeft niet zo'n nauwe binding met de bevolking dat je moet zeggen: Zij zijn er van dag tot dag bij betrokken. Het ma ken van een structuurplan wekt niet in die zin verwachtingen. Er is gesproken over voorbereidingsbesluiten, globale plannen en artikel 1 9-procedures. Welnu, wij zitten in een stad waarin voor het bewoonde gebied een enkel bestemmingsplan rechtsgeldig is over eenkomstig de wet van 1965. Op het ogenblik zijn er maar een paar kleine bestemmingsplannen geldig, n.l. Huizum-Sixma, Transvaalwijk en nog één waar ik nu niet op kan komen. Wij hopen binnenkort het bestemmingsplan voor de Vogelwijk ter visie te leggen; het vooroverleg daarover is afgerond. Wij hopen werder de bestemmingsplannen voor het Nijlan en Bilgaard ter visie te leggen. De rest van de stad is voor een groot gedeelte overdekt door uitbreidingsplannen oude stijl en als in die uitbreidingsplannen oude stijl gebouwd moet worden dan zal dat vrijwel allemaal moeten gebeuren met artikel 19-procedu- res. Er is een deel van de stad waarvoor geen enkele andere bescherming is dan via de Bouwverordening; dat is wel wat maar dat is in de gebruikssfeer zeer weinig. Wanneer wij voorbereidingsbesluiten nemen voor bepaalde gebieden dan zal, als er activiteiten komen, dat moeten gebeuren met artikel 19-proce- dures. Wij hebben recent nog weer uitvoerig overleg gepleegd met de P.P.D. onder aanwezigheid van de verantwoordelijke gedeputeerde en daarbij is duidelijk komen vast te staan - dat is n.a.v. de uitvoe ring van een aantal voorbereidingsbesluiten geweest - dat de procedure ex artikel 8 steeds moeizamer gaat verlopen. Men is op dit moment nog wel bereid de artikel 19-procedure en de artikel 50-procedure toe te passen maar alleen wanneer de gemeenteraad een duidelijke visie op dat plan heeft gegeven en aan de Stedebouwkundige Dienst duidelijke aanwijzingen heeft gegeven om het plan in een bepaalde richting uit te werken. Dus het is niet zo dat men de artikel 19-procedure niet wenst toe te passen, maar wij krijgen geen medewerking meer wanneer wij ergens nog een oud uitbreidingsplan hebben en ergens een bouwplan te voorschijn komt waarbij wij zeggen: Wij beloven dat wij een bestemmingsplan zullen maken; in de toekomst komt dat wel een keer. Die fase van de toepassing van artikel 19 is voor bij. Dat betekent dat wij het wel kunnen realiseren, maar dan zal de raad eerst een uitspraak moeten doen hoe dat gebied er uit moet komen te zien. Het college heeft toegezegd dat de nota over de voor bereidingsbesluiten in de raad aan de orde zal komen. Uit die nota blijkt ook dat in geval van een voorbereidingsbesluit van het college, zelfs al hebben wij een structuurplan dat voor de hele stad of voor een bepaald gebied van toepassing is, nog gevraagd wordt een visie van de raad op het betreffen de gebied te vragen. Zolang die visie er niet is, zolang de raad geen principe-uitspraak heeft gedaan zoals b.v. voor het gebied Rondom de Grote Kerk en voor Oldegalileën is gebeurd, is er van een arti kel 19-procedure geen sprake. Dat betekent dat onze stedebouwkundige afdeling bij de behandeling van de artikel 19-procedures veel meer te doen krijgt dan tot dusver het geval was. Tot dusver kwam er een laconiek briefje, zo van: In het betreffende gebied zal een artikel 19-procedure op gang gebracht mogen worden; wij hebben stedebouwkundig geen bezwaar. Dat briefje ging naar ged. staten en dan liep het meestal wel. Die periode is afgesloten. Ik dacht niet dat ik met een illustratie van wat ons te wachten staat hoefde door te gaan; het structuurplan, Camminghaburen, voorbereidingsbesluiten, artikel 1 9-procedures, het zijn redenen om aan te nemen dat onze Stedebouwkundige Dienst werk "by't soad" krijgt. Globale bestemmingsplannen geven wel een zekere indicatie; dat zouden dus raadsuitspraken zijn op basis waarvan de artikel 1 9-procedures begonnen kunnen worden mits die uitspraken in het globale bestemmingsplan maar voldoende duidelijk zijn. Het globale bestemmingsplan is dus geen bestemmings plan waarop uitvoering van bepaalde werken kan volgen. Lr zal bij elk bouwwerk dat binnen dat globa le bestemmingsplan gerealiseerd zal moeten worden een artikel 19-procedure moeten komen en dan zal dat globale bestemmingsplan voor dat gebied ook nog voldoende duidelijk de visie van de raad op dat gebied moeten geven. Dat betekent dat ook het maken van globale bestemmingsplannen een duidelijke analyse eist wanneer het over gebieden binnen de stad gaat. Ik kan mij voorstellen dat er een aantal gebieden in de stad zijn waarin je duidelijk met globale bestemmingsplannen een zekere verlichting kunt geven aan het totale programma dat je moet realiseren. Ik geloof dat bestemmingsplannen voor het binnenstadsgebied zoveel zaken moeten regelen dat de stap om tot een uitgewerkt bestemmingsplan te komen maar een geringe zal zijn. Maar er zijn een aantal gebieden - ik heb de neiging er een paar te noemen, maar ik dacht niet dat dat verstandig was - waarin je misschien met een globaal bestem mingsplan toch wel enige zaken zou kunnen regelen, d.w.z. enige bescherming zou kunnen geven. U moet zich echter wel realiseren dat daarmee gebruiksvoorschriften niet getroffen zijn. Wel kunnen er bouwaanvragen om bepaalde redenen opgehouden worden, maar wanneer bepaalde panden van eigenaar wisselen en er wordt een ander gebruik van gemaakt dan is dat via de globale bestemmingsplannen niet te regelen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1976 | | pagina 50