A3? Ik heb mijn zorg over het handhaven van het tempo zoals dat vorig jaar afgesproken is. Zonder nu te willen zeggen dat ik er op aandring dat de motie van de heer Heidinga wordt aangenomen dacht ik toch dat het zinvol was dat wij ons in de voorbereiding van het beleidsplan eens ernstig beraden in hoe verre wij de diverse mogelijkheden die de Wet op de Ruimtelijke Ordening ons geeft voor bepaalde ge bieden op een rijtje kunnen zetten. Ik durf op dit moment niet te zeggen dat wij daar extra financiën voor nodig hebben, maar ik kan op dit moment ook niet zeggen dat wij er geen extra financiën voor no dig zullen hebben. Wij hebben, dacht ik, een aantal goede ervaringen met het Bureau Vegter en Vijn in een aantal gebieden. Ik acht het niet uitgesloten - ik dacht dat wij meer in die richting zouden moeten denken dan in de richting van een uitbreiding van de eigen dienst, want je weet nooit hoe lang de werkhausse die er op het ogenblik is zal duren - dat bepaalde gebieden toch aan dat bureau uitbe steed zullen kunnen worden, wanneer wij met zijn allen tot de conclusie komen dat dat voor dat bureau m.b.t. bepaalde gebieden mogelijk is zonder te sterk terug te vallen op onze eigen dienst en zonder in de noodzaak te zijn om teveel verwachtingen te wekken bij de bevolking. Wanneer de bevolking er wel bij betrokken wordt zal je duidelijk moeten zeggen wat de bedoeling is. Je zult dan voor een deel in de conserverende sfeer bezig moeten zijn. Ik dacht dat wij er ons in de komende tijd op moeten beraden in hoeverre wij aan de opdracht het bestaande schema te handhaven kunnen voldoen. Ik ben dankbaar dat ik mijn zorgen heb mogen uiten. Wanneer u uiteindelijk straks de mogelijkheid ziet om aan de realise ring van wat ons allen aan het hart gaat mee te werken dan is het probleem bij deze wethouder, dacht ik, niet zo groot, maar het is niet alleen het beleid van deze wethouder, het is het beleid van het col lege dat de problematiek van deze portefeuille zal moeten afwegen tegen de problematieken die er ook in andere sectoren zijn. De Voorzitter: Weth. Ten Brug zal misschien nog wel wat willen zeggen over de dekking van dit soort plannen. De heer Ten Brug (weth.): Ik kan aansluiten bij de laatste opmerking van de heer Rijpm'a. Wanneer wij nu al zouden besluiten om in 1978 dat soort uitgaven te doen en ook waaruit het betaald moet wor den dan vraag ik mij af of wij op de goede weg zijn. Als gezegd wordt: Dit is een probleem dat de raad zwaar ligt en wil het college dit mee bekijken en het daarmee ook afwegen tegen alle andere prioritei ten die er zijn, dan is dat, dacht ik, een redelijke zaak. Het is natuurlijk niet zo dat, omdat toevalli gerwijze van deze nieuwe gemeentelijke belasting het onroerend goed de heffingsgrondslag is, dat op zichzelf zou betekenen dat je bestemmingsplannen kunt maken omdat daarmee het onroerend goed wordt beschermd; die conclusie was mij wat te eenvoudig en daar wees ik zopas bij interruptie op. Ik heb nu begrepen dat het over een ietwat langere termijn gaat dan ik gisteren van de heer Visser had begrepen. Daarom zullen wij het zeker in het geheel moeten bekijken, dit is niet incidenteel te dekken, dit kun nen wij niet eventueel met overschotten van vorige dienstjaren bekijken. Het gaat hier toch wel haast om een zaak van langer dan middellange termijn. Dan maakt het op die middellange termijn niet zoveel uit of wij het uitbesteden of de dienst uitbreiden. Wij hebben ons personeelsbestand over de hele ge meente na de artikel 12-operatie op het minimum gehouden, zo liggen de kaarten nu eenmaal. Als je zou zeggen: Wij gaan geen personeelsuitbreiding toepassen maar wij halen er op middellange termijn wel derden bij, dan betekent dat in feite toch ook financieel gezien een personeelsuitbreiding en dan zullen wij het ook voor dit doel - ik begrijp wel dat het urgent is - met andere urgenties moeten ver gelijken. Dat zou het college kunnen doen en de raad daar op antwoorden bij de begroting 1978. (De heer Heidinga: Dan kan het pas in 1979.) Nee. (De heer Heidinga: Dan zou het dus nu ook kunnen.) De Voorzitter: Als wij het voor 1978 opnemen dan betekent dat dat wij dat al in de zomer van 1977 inpassen; u krijgt het dan in de herfst van 1977 in behandeling. De realisatie kan dan in 1978 starten, dat staat vast. (De hear Miedema: Mar as jo der né tsjin sizze, as jo it net opnimme, hwat dan?) Nee, dat is onbelangrijk, want u beslist dat wij komen met een plan. Stel nu eens voor dat wij het niet zou den doen. Wel, dan is het aan de raad om te zeggen dat de prioriteiten anders moeten worden gelegd. Het is ook aan de raad om te zeggen: De prioriteiten zijn goed gelegd, maar er moeten meer inkomsten komen. Dat zijn dingen waar de raad juist in de begrotingszitting over moet beslissen. U hebt als u iets wilt wijzigen twee mogelijkheden: U kunt de prioriteiten verleggen of u kunt besluiten dat er meer middelen moeten komen. Daar moet de raad over discussiëren en over besluiten. De heer Heidinga: Wij zijn dan nu goed op tijd. De raad moet dus nu beslissen, want de urgentie doet zich nu voor. Wij hebben in dit voorstel getracht een soepele regeling te vinden omdat het toch niet zo zal zijn dat, als wij de dienst een beetje willen uitbreiden, dat per 1 januari a.s. gerealiseerd zal zijn; dat kan niet. Er is dus een aanlooptijd nodig. Daar hebben wij in getracht te voorzien in het laatste stukje van het voorstel. Wij zijn wel van mening dat, gezien de urgentie van de werkzaamheden, de beslissing nu moet worden genomen en niet volgend jaar. Als wij nu zeggen dat het moet gebeuren dan zal het voor 1978 niet 3 ton zijn, want er is een aanlooptijd nodig. Wij moeten echter nu wel be slissen. Ik wil wel eerlijk zeggen dat die 3 ton eigenlijk een slag in de lucht is. Ik schat dat wij daar eventueel 6 mensen voor kunnen aanstellen; ik weet niet hoe ver ik dan mis ben. Dat geeft dan zoveel meer produktie dat de werkzaamheden die er moeten gebeuren ook kunnen gebeuren. Het is echter even goed mogelijk om dat geld aan te wenden voor het laten uitvoeren van het werk door derden. De heer Ten Hoeve heeft gezegd dat hij moeite met de motie heeft; hij voelt er in zijn hart wel wat voor, maar het is hem te riskant. Daar komt het eigenlijk op neer. Hij zegt: Het zou kunnen gebeuren dat er een hele hoop bestemmingsplannen klaar komen waar geen uitvoering op volgt waardoor je dan een behoorlijke onrust krijgt in de stad waar je niets mee opschiet. Mevr. Smit maakt het nog bonter, die zegt: Een versnelde uitvoering van de bestemmingsplannen geeft moeilijkheden met de uitvoering omdat er geen geld is. Punt. Dat valt mij van deze twee raadsleden eigenlijk echt een beetje tegen. Als wij ons goed in deze dingen verdiepen, en van Ten Hoeve weet ik zeker dat hij dat doet (Gelach) Dat is heel gewoon eerlijk bedoeld hoor, daar zit niets bij, het is niet discriminerend bedoeld of zo. Als wij deze zaak nauwlettend volgen dan valt het mij tegen dat het dan toch niet tot de raads leden doordringt dat deze werkzaamheden zich dóór de maatregelen van hogerhand uitbreiden en op stapelen en dat wij gehouden zijn om, wil die boel in onze gemeente goed functioneren, ze ook uit te voeren. Als wij deze 3 ton voteren en wij gebruiken ze dan komen wij nog niets verder dan wij nu zijn met onze plannen, dan blijven wij met de plannen alleen maar op het peil dat wij ons een paar jaar ge leden hebben voorgesteld; wij krijgen er helemaal geen andere bij. Dat is het punt. Wij zorgen hiermee alleen maar dat er geen achterstand komt, want verder komen wij met deze 3 ton niet, beslist niet. Het gaat er alleen maar om dat wij bij blijven. Dat is de raad, dacht ik, verplicht als wij de mogelijkheid zien dat in ieder geval te doen; dat verwacht de burgerij wei van ons. Zou het nu niet zo zijn dat, als wij die bestemmingsplannen, hetzij globaal of werkelijk uitgebreid zoals het wettelijk gevraagd wordt, klaar hebben, wij dan tenminste voor een hele hoop stadsdelen ook in de rijksbijdrageregeling vallen, terwijl dat zonder die plannen beslist niet het geval is? Wij hebben natuurlijk de kans dat wij weer heel wat vogels over het net laten vliegen. Wij moeten mee met de ontwikkelingen, dat kan niet anders. De heer Visser: De wethouder van Financiën heeft gisteravond gesuggereerd dat de kosten van de gedachte voorziening bestreden zouden kunnen worden bij eindwijziging van de begroting. Ik neem aan dat hij daarmee de begroting 1975 bedoelde. Intussen is het ook de wethouder wel duidelijk geworden dat het hier niet om een incidentele voorziening gaat. (De heer Ten Brug (weth.): Ja, nu wel.) Dat vraagt dus een andere opstelling, ook een andere benadering uit een oogpunt van dekking. Het is zo dat, wanneer het batige saldo van de rekening 1975 - u zult daar op dit moment misschien niet een antwoord op kunnen geven - van zodanige grootte zou zijn dat er een x-bedrag gereserveerd zou kun nen worden, ons dat welkom zou zijn, dan hebben wij er ook geen moeite mee om een beroep op de onroerend goedbelasting te laten vallen. Het is heus niet zo dat wij dit met enthousiasme gedaan hebben. Ik heb gisteren ook gesteld dat de onroerend goedbelasting voor Leeuwarden geen melkkoe mag zijn, maar in dit bijzondere geval heeft onze fractie gemeend er een beroep op te moeten doen omdat wij geen andere weg zagen'. Maar nu een eventueel voordelig saldo van de rekening 1975 naar boven komt zou ik willen zeggen: Als de mogelijkheid van reservering aanwezig is dan zal mijn fractie er, dacht ik, geen bezwaar tegen hebben dat te accepteren. Zit die mogelijkheid er in? De heer Ten Hoeve: Ik herken en erken een aantal bezwaren die de heer Rijpma heeft genoemd. Wij hebben een zekere achterstand, misschien zijn de plannen te ambitieus, misschien halen wij teveel overhoop, er zijn een aantal extra werkzaamheden op ons af gekomen. Toch moet het zo zijn dat, wan neer wij een beslissing nemen, wij dat moeten doen op een goede grond, op een goede basis. Anders is het, zoals de heer Heidinga dat met een goede uitdrukking duidelijk maakte, een slag in de lucht, een slag in het luchtledige. Daarom zou ik er ernstig voor willen pleiten dit probleem dat wij ook herken nen onderwerp van studie te maken. De wethouder heeft ook gezegd dat er een analyse zal komen. In die analyse kan afweging plaats vinden van een aantal aspecten: Moeten wij een andere kant uit, moe ten wij naar conserverende plannen, naar globale plannen, hoe kan de dekking plaats vinden en hoe kunnen wij optrekken met de bevolking die wij ook een bepaalde garantie hebben gegeven door te kie zen voor de projectorganisatie. Ik vind dus dat zo'n voorstel gesteund moet worden door een studie die van uw kant aangedragen moet worden. Ik weet niet eens of dat tot de begroting van volgend jaar moet wachten, misschien is het wel mogelijk om tussentijds met een rapportage te komen en ook tussentijds een dekking voor een en ander aan te geven. Maar om zo a bout portant een beslissing hierover te ne men gaat ons te vlug, wij willen dat onderbouwd zien.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1976 | | pagina 51