9/ 100 Mevr. Smit: Als er een studie komt op het gebied van de werkzaamheden van de D.S.O. is het mis schien ook verstandig dat er een dergelijke studie komt op het gebied van de Financiën en dat die zaak in de Commissie voor de Financiën ook nog eens een keer aangekaart wordt om de dekking te kunnen vinden De Voorzitter: Het college stelt voor om deze zaak in ieder geval ernstig onder ogen te zien bij het voorbereiden van het beleidsplan 1978-1982 en de begroting 1978. Als de studie over dit probleem - daar heeft weth. Rijpma een uiteenzetting van gegeven - op tafel komt en daaruit blijkt dat er een zeer grote urgentie is dan zouden wij op dat moment de problematiek als zodanig in de Commissie Ruim telijke Ordening en de financiële kant van de zaak - het gaat dan om de dekking want dit is geen een malig geval - in de Commissie voor de Financiën moeten brengen. De zaak zou dan eventueel tussen tijds in de raad aan de orde moeten komen. Ik zou graag willen concluderen als standpunt van het col lege dat wij het heel ernstig onder ogen zullen zien bij het opstellen van de begroting 1978; als de analyse waar weth. Rijpma over sprak eerder klaar is zullen wij de zaak eventueel op een eerder tijd stip onder ogen zien. De heer Rijpma (weth.): Ik wil hier nog graag een paar woorden aan toevoegen. Ik dacht dat wij misschien kan ook de heer Heidinga zich daarin vinden zouden moeten proberen om maart/april een nota klaar te hebben waarin de problematiek duidelijk op een rijtje is gezet en waarin ook moge lijke oplossingen staan. Ik dacht dat het gewoonte is geworden dat wij ergens in april ook over de bij stelling van het beleidsplan praten. Bij de bijstelling van het beleidsplan weten wij hoe de urgentie is, dan weten wij welke mogelijkheden er zijn. Op dat moment zouden wij ons ook uit kunnen spreken over de richting waarin wij de middelen zoeken die hiervoor nodig zijn. De heer Ten Brug (weth.): De heer Visser heeft nu gereageerd op een manier die ik in mijn eerste antwoord had willen voorkomen omdat ik hem gisteren verkeerd had begrepen. Ik kan helemaal niet overzien wat de overschotten van de rekening 1975 zullen zijn. Ik heb nu wel de conclusie getrokken dat het een zaak is van redelijk lange termijn; daar hoeven wij geen verschil van mening over te heb ben. Ik vind dat je met een overschot niet voor anderhalf of twee jaar kunt beginnen; je moet dan toch ook wel weten wat de consequenties zijn, want dat zou dan een stuk belastingverhoging moeten beteke nen. Wij weten dat wij in 1981 al tot belastingverhoging over moeten gaan. Wij zullen dit geval daar om toch ook met andere prioriteiten die er zijn moeten bekijken. Ik zie geen andere oplossing. De heer Visser: Ik heb concreet gevraagd naar een eventuele reservering als dat mogelijk is.) Ja, maar re servering kan je dan soms ook voor een ander doel doen waardoor in feite ruimte vrij komt. Ik dacht dat er nog wel meer van dit soort dingen zijn - het fonds voor de stadsvernieuwing is er ook nog - en dat werkt daarop in. De Voorzitter: Handhaaft de heer Heidinga de motie? (De heer Heidinga: Ja zeker. Het is al zo vaak in deze raad geweest; deze dingen worden steeds uitgesteld en afgewimpeld. De draagwijdte er van wordt niet begrepen. De raad moet nu maar vaststellen dat hij het niet nodig of wel nodig vindt.) (De heer De Vries (weth.): Dat is toch niet "im Frage"?) Wij stemmen nu over de motie van de heren Heidinga en Van der Wal; dat kan, dacht ik, wel bij handopsteken. De motie van de heren Heidinga en Van der Wal wordt bij handopsteken verworpen met 21 tegen 15 stemmen. De Voorzitter: Ik geef nu de heer Van der Wal het woord die het profiel van het Kal verdijk je aan de orde zal stellen. De heer Van der Wal: Van verschillende kanten is in deze raad en ook in de Commissie Ruimtelijke Ordening op het behoud van het resterend gedeelte van het Kal verdijk je aangedrongen. Al eerder is bij de behandeling van het bestemmingsplan Kalverdijkje het tracé van het Kalverdijkje gehandhaafd. Het jammere is dat niet zo zeer het tracé van het Kalverdijkje zoals het er nu bij ligt karakteristiek is maar vooral het profiel. Ik denk dan niet aan het asfalt maar vooral aan de bermen en aan de beplanting. Wij hebben hier in het vraag- en antwoordspel nogmaals naar gevraagd. Het college geeft dan weer hetzelf de antwoord, n.l.: "Bij de opzet van het bestemmingsplan Kalverdijkje en bij de uitwerking van de di verse fases van dit plan is het tracé van het huidige Kalverdijkje „:oveel mogelijk gehandhaafd." Maar goed, zoals ik al zei, nier alleen het tracé maakt het karakteristieke dijkje, de wandelroute, tot wat het nu is. Daarom hebben wij een voorstel ingediend dat aan u allen is uitgereikt. Het luidt: "De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 14 december 1976, is van mening dat het resterend gedeelte van het Kalverdijkje dr moeite waard is om in zijn huidige gedaante bewaard te bli jven en draagt het college derhalve op maatregelen te nemen die nodig zijn het resterend gedeel te van het Kalverdijkje, inclusief bermen en beplanting, alsmede de functie van wandelroute, in te passen in de bestaande plannen voor dit gebied." De motie is mede-ondertekend door mijn fractiegenoot De Greef. Enige tijd geleden lag het nog in de bedoeling om een snelweg door dit zelfde plan te leggen en was het kennelijk mogelijk rigoureus in het plan in te grijpen. Ik denk dat het bewaren van het Kalver dijkje - het is voor een hele hoop mensen een prettige wandelroute - niet een probleem op kan leve ren, zeker technisch gezien niet. De hear Van der Veen: Ik soe de leste wêze om to sizzen dat wy datjinge hwat wy yn Fryslan hawwe oan natuer en oan karakteristyks opheevje moatte omt wy dêr sa graech in swart lint troch boarje wollê. Mar it skilt wol hwer't it is. As men byg. mei it ünsillige idé kaem om troch it Griene Stjerplan in great swart lint to meitsjen dan soe ik dêr ófgryslik ful op tsjin wêze. It Griene Stjerplan is ommers spesiael bi doe ld foar de rêst sykjende minske. Dêr binne greate parkearterreinen foar oanlein, dêr binne de oanfierroutes op ynsteld ensfh. Hwer't wy hjir mei tangele sitte hat bitrekking op in hiel oar soart ge- biet. It is wol de bidoeling om yn dit hiele sportkompleks de mooglikheit to bieden om to kuijerjen en alle foarmen fan sport en rékreaesje to bidriuwen, mar dat is dochs hiel hwat oars as itjinge hwat wy yn de Griene Stjer sjogge. De bidoeling is om, binammen yn it noardlike stikje hwer't it hjir eins om giet - it stik fan de aide buorkerij oant it swimbad is al forbrede of wurdt forbrede -, allerhanne sportfjiI den oan to lizzen. Jo sille likegoed as ik witte dat de minsken dy't sport bidriuwe net allegearre op de fyts komme, se komme ek mei bussen om dêr harren sport to bioefenjen. It moat dus ek mooglik wêze om aerdich ticht by dy sportfjilden to kommen. (De heer Van der Wal: Kunnen ze niet een eindje lopen?) Fansels kinne sportminsken wol in eintsje rinne, mar dêr is dit gebiet net foar. Dit gebiet is der spesifyk foar om de sport to bidriuwen. Ik fyn dat, as jo sport bidriuwe wolle, jo ek de mooglikheit hawwe moat te om dêr op in geskikte manier to kommen. Jo moatte ek de mooglikheit hawwe om dêr op de manier dy't jo winskje to kommen. Ik haw bigrepen dat it dykje sa't men jin dat foarstelt wol itselde trasé hal- de siI mar dat ien fan de wallen opoffere wurde moat. Sa't de situaesje der nou hinne leit hdldt it trasé nei it swimbad ta samar op. Dat is al in biwiis dat der noch hwat barre moat. Sa't ik it bigrepen haw is it net de bidoeling om hielendal oan de Grinzerstrjitwei ta to gean. It is, tocht ik, sa bidoeld dat men allinnich oan it parkearterrein ta giet en de rest safolle mooglik lit sa as it is. Ik tocht dat dat yn dit gefal ek in forstannige oplossing wie. De heer Heidinga: Dit is een heel typisch voorstel. Aan de ene kant zou ik graag met de heer Van der Wal mee willen gaan, ik zou dat weggetje ook graag zo willen houden. Maar als wij zien naar wat wij daar allemaal omheen doen kan dat niet. Het is eigenlijk een toegangsweg tot alle sportvoorzienin- gen die wij daar maken. Wij gooien daar miljoenen tegen aan en dan moeten de mensen die sportvoor- zieningen ook kunnen bereiken. Dus, al hoe graag ik het zou willen, het kan gewoon niet. Wij kunnen alleen vragen: Laat het een aardig, landelijk profiel blijven. Het moet echter de nodige capaciteit heb ben, daar kunnen wij niet aan ontkomen, al hoe graag wij zouden willen. De heer Ten Hoeve: U weet dat in onze fractie over verschillende zaken genuanceerd gedacht wordt. (De heer Van der Wal: Tot vervelens toe.) Ik verschil van mening met de heer Van der Veen. De princi piële fout die hier gemaakt is is dat er bij het ontwerpen van het plan - dat is al een behoorlijk aantal jaren geleden gebeurd - niet uitgegaan is van de- landschappelijke gegevens, maar dat men eerst het gebied heeft kaal gepoetst en toen is gaan tekenen. Daar moeten wij van af. Wat dat betreft wil ik van harte de motie van de heer Van der Wal steunen die er van uitgaat dat je de gegevens die in het land schap liggen moet respecteren en daar bij het ontwerpen van de plannen van moet uitgaan. Wanneer daar nu nog mogelijkheden toe zijn dan moeten wij die gebruiken. Het deel van het Kalverdijkje waar het om gaat is het meest karakteristieke deel en het moet, wanneer wij goede plannenmakers in dienst nemen of hebben, mogelijk zijn om dit deel te bewaren. De heer De Beer: Wij zijn van mening dat wij in deze situatie beslist niet anders kunnen. Hoe het ons ook spijt, wij vinden dat de accommodaties die daar liggen goed bereikbaar moeten zijn, dus kun nen wij niet voor deze motie stemmen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1976 | | pagina 52