M f OS
een belangrijke rol. Wat de meer recente geschiedenis betreft, kort na de inwerkingtreding van de Wo
ningwet van 1901 ontstonden welstandscommissies, of schoonheidscommissies zoals zij toen werden ge
noemd, hoewel dit toezicht nog geen wettelijke basis had. Pas in 1965 gebeurde dit in de Woningwet
van 1965 als wettelijke bevestiging van de al lang bestaande praktijk die zich bediende van welstands
bepalingen in de Bouwverordening, volgens artikel 34, en deze bepalingen betroffen: het bouwwerk op
zichzelf, het bouwwerk in verband met de bestaande omgeving en het bouwwerk in verband met de te
verwachten ontwikkeling. Wij vragen ons af of de uitvoering van het huidige welstandstoezicht gezien
de maatschappelijke ontwikkelingen nog wel voldoet aan de bedoeling van de wet. Want waar steunt
het welstandsadvies op? Op de wenken en voorschriften en op de Bouwverordening. Maar o.i. kunnen
deze juist eerder een belemmering zijn voor een goed welstandsadvies dan een positieve factor. Immers,
omdat juist die aspecten die met vormgeving te maken hebben, omdat juist die aspecten die te maken
hebben met de kans om een kwalitatief goed advies uit te dragen bemoeilijkt worden door het feit dat
nu eenmaal de wenken en voorschriften een bepaald patroon van leven opleggen, dat de Bouwverordening
een aantal maten kent die eerder met de technologische ontwikkeling te maken hebben dan met datgene
wat men o.i. welstand zou moeten noemen en waar de mens in deze maatschappij zich wel bij vindt.
Wij vragen ons af of niet veel meer het advies zou moeten steunen op door het gemeentebestuur, i.e.
door de raad vastgestelde doelstellingen en dus veel meer het advies in dat verband zou moeten wor
den gericht op het bouwwerk in relatie tot de gebouwde omgeving en dan dus in aanmerking nemend de
criteria die door de raad zijn vastgesteld voor de toekomst van die omgeving. Dit houdt in dat de raad
doelstellingen moet vaststellen om het welstandstoezicht op te laten steunen. Deze beoordeling van het
welstandstoezicht vraagt dus ook een stedebouwkundige benadering en niet alleen een architectonische
benadering van het welstandstoezicht. Ook zou het o.i. zeer gewenst zijn dat er in onze gemeente, nu
door de gemeenteraad voor de binnenstad een structuurplan is aangenomen en er dus vrij gedetailleerde
criteria bestaan waar het welstandstoezicht op kan steunen, in dit welstandstoezicht veel meer zaken
zouden worden betrokken. Ik noem er enkele: de openbare weg, het openbaar water, straatmeubilair,
beplanting, civieltechnische werken, dus een multifunctioneel welstandstoezicht dat dan naar welstands-
zorg toe zou moeten groeien. Vanzelfsprekend zou dan in dat kader ook het facet monumentenzorg moe
ten worden betrokken, en niet in de laatste plaats. Volgens ons zou reeds nu door het welstandstoezicht
van vandaag een horizontaal overleg moeten plaats vinden met monumentenzorg en zou men er ook over
kunnen denken of onze welstandscommissie hiërarchisch niet een plaats zou moeten hebben onder de
Friese Schoonheidscommissie om zo een breder draagvlak te krijgen. Wij hebben ons ook afgevraagd
waarom onze gemeente twee jaar terug bedankt heeft voor het lidmaatschap van de landelijke Federatie
Welstandstoezicht. In onze visie van een integraal welstandstoezicht, waarin niet alleen de opdracht
gever en de architect een rol spelen maar ook de gebruiker en dat zich zoveel mogelijk in de openbaar
heid zou moeten afspelen omdat juist het niet weten waarom een plan niet wordt geaccepteerd een ze
kere geprikkeldheid veroorzaakt, zou moeten worden gedacht aan een opzet waar meer disciplines bij
worden betrokken dan thans het geval is. Het uitgebrachte advies zou ten dienste moeten staan van de
gemeentebestuurder zodat die dan tevens de rol zou kunnen vervullen van bewaker van de door de ge
meenteraad geformuleerde doelstellingen.
Een ander belangrijk facet is de fase waarin het welstandstoezicht wordt ingeschakeld. In de mees
te gevallen zal bij kleinere verbouwingen of bouwwerken een advies van de commissie aan b. en w. op
gevolgd worden, ook opgevolgd kunnen worden. Indien echter de commissie bij grotere bouwwerken of
complexen van gebouwen niet al in de ontwerp-fase wordt ingeschakeld zal het welstandstoezicht niet
goed kunnen functioneren omdat dan in een latere planfase geen omkeerbaarheid meer mogelijk is. Ook
hierom zou een andere werkwijze van het welstandstoezicht o.i. gewenst zijn.
Hoe dit alies in onze gemeente zou moeten worden gerealiseerd is pas na verdere studie aan te ge
ven. Bij de Federatie Welstandstoezicht en de B.N.A. is het welstandstoezicht in discussie. Er zijn di
verse enquêtes verricht en studies gemaakt en men is het er wel over eens dat het welstandstoezicht zal
moeten worden aangepast aan de huidige maatschappelijke ontwikkelingen en inzichten. De gemeente
Haarlem - om maar eens een voorbeeld te noemen van waar men in andere gemeenten mee bezig is als
experiment - heeft zijn verordening op het welstandstoezicht herzien en de verplichting tot openbaar
heid van vergadering ingesteld. Ook heeft die gemeente in de verordening opgenomen dat aandacht
wordt geschonken aan alle zaken die het uiterlijk van de stad betreffen. De gemeente Loenen heeft een
adviescommissie op basis van artikel 61 van de Gemeentewet ingesteld, regelende dorps- en landschaps-
schoon, milieuhygiëne en monumenten. De instelling van een dergelijke commissie zou ook de moge
lijkheid scheppen om gebruikers in te schakelen. De provincie Overijssel heeft meerdere disciplines
samengebracht in Het Oversticht, een provinciale stichting waar het welstandstoezicht, de landschaps
commissie en de monumentencommissie in samenwerken. Bijna alle gemeenten in Overijssel nemen deel
aan deze organisatie. Hierdoor is ook in gemeenten vanuit Het Oversticht een interdisciplinaire aanpak
15
mogelijk. De landschapscommissie schenkt n.l. ook aandacht aan wegen, hoogspanningsleidingen, aard
gasleidingen en dergelijke. Nog teveel zaken raken ook in onze gemeente bij het huidige welstandstoe
zicht tussen wal en schip. Als je alleen al eens denkt aan wat je veroorzaakt door het veranderen van
een weg in een bepaald stadsgedeelte; je kunt dan dingen veroorzaken waar je je zonder begeleiding
van het welstandstoezicht vaak niet van bewust bent. Wij zouden het college willen vragen met de pro
vincie een gesprek op gang te brengen of niet ook een dergelijke multifunctionele aanpak in Friesland
wenselijk zou zijn en dan denk ik ook en vooral aan een goed functionerend monumentenbureau waar
mee ook Leeuwarden zeer gebaat zou zijn omdat men als gemeente niet alleen alle deskundigheid voor
handen kan hebben die gewenst is.
Ik heb veel overhoop gehaald en kom thans tot enige concrete vragen. Kunt u op korte termijn een
horizontaal overleg instellen, zou u dat willen instellen, tussen het welstandstoezicht en de monumen
tenzorg zodat over en weer de plannen in overleg kunnen worden beoordeeld? Verder vragen wij om de
verordening van het welstandstoezicht te bekijken en zo te veranderen dat daar waar de gemeenteraad
duidelijke criteria heeft uitgesproken deze in het advies moeten worden meegenomen en het advies niet
alleen mag berusten op de wenken en voorschriften en de Bouwverordening. Verder vragen wij dat, als
u dit in de verordening zou willen en kunnen veranderen, voorts behalve over bouwwerken een advies
wordt gegeven over andere aangelegenheden waarbij het uiterlijk aanzien van de stad in het geding is
of kan zijn.
Ik heb een motie achter de hand. Ik weet helemaal niet hoe de reacties van andere fracties en van
de zijde van het college zullen zijn. Misschien is het goed dat ik de motie even voorlees zodat hij mee
genomen kan worden in de discussie. Het kan zijn dat ik hem niet hoef in te dienen, het kan zijn dat
het verstandiger is hem niet in te dienen. Maar dat kunnen wij straks misschien beter beoordelen. De
motie luidt:
"De raad, in vergadering bijeen op 14 december 1976, vraagt het college te willen komen met
voorstellen betreffende het welstandstoezicht om te komen tot een ombuiging van dit toezicht en in die
voorstellen onder meer aandacht te besteden aan de volgende punten: de openbaarheid van vergadering,
de multifunctionaliteit, het tijdig inschakelen, overleg met monumentenzorg, inschakelen van de ge
bruiker."
De heer Van der Wal: Ik kan het volledig eens zijn met het verhaal dat mevr. Visscher zopas heeft
gehouden; het heeft ongeveer dezelfde strekking als de vragen die wij bij deze begroting hebben inge
diend. Wij bevelen dit verhaal warm in uw aandacht aan, al hoeft dat eigenlijk niet omdat dat wel
vanzelfsprekend is.
De heer Rijpma (weth.): Ik heb weinig, misschien wel niets, ontdekt in het verhaal van mevr. Vis
scher dat mij niet aanspreekt. Alleen, wij hebben een uit het verleden gegroeide situatie. Ik heb u,
dacht ik, al bij vorige gelegenheden toegezegd dat er overleg tussen de huidige Welstandsadviescom
missie en het college zal plaats vinden. Een van de dingen die daarbij duidelijk aan de orde moeten ko
men is - maar dan moet u de lijnen maar wat verder trekken - het gebouwde en zijn omgeving. Ik zelf
heb ook wel eens het gevoel dat de omgeving niet altijd even veel aandacht heeft gekregen; wanneer
het gebeurt op de Nieuwestad als regel wel - dan heb ik ook wel gezien dat de aanvragen geïllustreerd
worden met alle mogelijke foto's van aangrenzende panden -, maar in gebieden die niet duidelijk tot
een min of meer exclusief gebied behoren is de toetsing aan de omgeving misschien wel eens wat zwak
geweest. Ik hoop dat u mij toestaat om in wat voorzichtige termen te spreken, uiteraard weet ik ook
niet hoe de beoordeling altijd geweest is, ik zie op dit moment wel de adviezen die de bouwaanvragen
vergezellen. In zeker opzicht - ook dat weet u - hebben wij al geprobeerd om er iets aan tegemoet te
komen in die zin dat bouwwerken in de binnenstad niet alleen de Welstandsadviescommissie passeren
maar ook een subcommissie van dit welstandstoezicht; daar zit o.a. monumentenzorg, ook de Friese
monumentenzorg - de adviseur voor Friesland -, in. De gesprekken die op het punt staan te beginnen
zullen duidelijk een aantal accenten moeten hebben zoals u die geschilderd hebt. Ik beschouw dit als
de problematiek op korte termijn. Daar wil ik nog wel dit bij zeggen dat er op het ogenblik, dit in te
genstelling tot wat ik denk dat in het verleden gebeurde, bij architecten waarmee wij regelmatig con
tacten hebben op aangedrongen wordt om al met een eerste schets van een bouwontwerp bij de Welstands
adviescommissie te komen. Dat eerste ontwerp krijgt het commentaar van de Welstandsadviescommissie
en dat gaat ook naar de stedebouwkundige die zijn notities maakt m.b.t. wat stedebouwkundig i.v.m. de
omgeving gewenst is. Omdat dit een beleid is dat heel sterk in het licht van de schijnwerpers staat is er
een afspraak dat niet alleen de eindbeoordeling van het object aan b. en w. wordt voorgelegd maar ook
het tussenadvies zowel uit welstandsoverwegingen als uit stedebouwkundige overwegingen. Dit is een
groeiend proces. Deze aanpak heeft o.a. plaats gehad bij het tehuis van St. Jozef waar oorspronkelijk