zijn strepen moet gaan staan wat betreft de beleidscontrole en evaluatie. Als wij uit de krant moeten lezen dat zich spanningen voordoen in de leiding van het politiekorps die tot ontslagen leiden en wij als raadsleden het initiatief moeten nemen om middels schriftelijke vragen en vragen in de afdelings vergadering te weten te komen wat hier aan de hand is, dan is dat bepaald geen sensatiezucht, dan is dat niet meer dan het uitoefenen van een democratische controle waarvoor de gemeenteraad op veler lei terrein, zo ook het personeelsbeleid, de door de wet aangewezen instantie is. Wij betreuren het ten zeerste dat wij gedwongen worden gebruik te maken van door de Gemeentewet toegekende machts middelen en voelen ons bepaald niet happy met de aantijgingen dat wij met modder staan te gooien. Vandaar dat wij bij deze begrotingsvergadering opnieuw, dus voor de derde keer, zullen vragen om explicatie en verantwoording van het gevoerde beleid. Vrijwel voor alle beleidssectoren zal er op de raad in de toekomst een beroep worden gedaan om snel en doeltreffend oplossingen te bedenken. Zo staan er op het terrein van het welzijnswerk grote verschuivingen in de beleidsbepaling op stapel die voor gemeenteraden betekenen dat zij in de toe komst welzijnsplannen moeten vaststellen op basis waarvan de subsidiepot wordt verdeeld. Alhoewel wij deze decentralisatieplannen, opgelegd vanuit het Ministerie van C.R.M., waarderen ontkomen wij er niet aan sterk te relativeren. De verschuiving van de beleidsbepaling naar de lokale overheid gaat gepaard met de druk van sterke bezuinigingen en een onnoemelijke hoeveelheid criteria waaraan wij moeten voldoen, terwijl een kaderwet voor het specifiek welzijn nog steeds niet is aangenomen door de Tweede Kamer. Toch zijn wij van oordeel dat er voor onze gemeenteraad mogelijkheden liggen om van onze bevoegdheden gebruik te maken en daardoor te bevorderen dat er voor deze gemeente een samenhangend welzijnsplan wordt gesmeed. In dit verband zijn wij gelukkig met de fractienota van de P.v.d.A. waarin voorstellen zijn ontwikkeld om de benodigde overlegstructuur in te richten. De ge dachte om de factor politiek duidelijk invloed te geven op de beleidsvoorbereiding en daarbij deskun digen aan te haken aan een door raadsleden bemande welzijnscommissie vinden wij een waardevolle bijdrage aan de discussie. Omdat op korte termijn, dat wil zeggen op 1 januari 1978, een rijksbijdra geregeling van kracht wordt voor het sociaal-cultureel en educatief werk waartoe gemeenten op 1 ja nuari 1978 een sociaal-cultureel plan moeten hebben ontwikkeld zijn wij van oordeel dat de raad zo snel mogelijk een raadsadviescommissie voor welzi jnsaangelegenheden moet instellen. Omdat de com missie herstructurering van het commissie- en radenstelsel pas in de loop van het jaar met haar advies op tafel zal komen en omdat wij vinden dat de gemeenteraad in toenemende mate behoefte heeft aan een advieslichaam dat hem steun kan verlenen bij herschikkingsmaatregelen, beoordelen van subsidie verzoeken en het aanbrengen van lijnen in de welzijnsplanning, alsmede de bevordering van de samen hang hebben wij een voorstel gemaakt waarin wij aan de raad vragen een tijdelijke commissie voor welzi jnsaangelegenheden in te stellen. Ook op het terrein van het onderwijs liggen volgens ons mogelijkheden om beleidsmarges in te vullen. Waar wij sterk de behoefte aan hebben is een onderwijsbeleidsplan dat als kader kan dienen voor het stimuleren van onderwijsvernieuwingen in het veld. Bovendien zijn wij van mening dat de verbrokkelde overlegstructuur belemmerend werkt op het ontwikkelen van initiatieven en de raad daar door pas in laatste instantie aan bod komt. Voor een belangrijk deel ligt de oorzaak hiervan in de be- voegdhedensfeer en de typisch Nederlandse onderwijsstructuur. Op sommige punten echter kan de raad wel degelijk invloed uitoefenen. Als voorbeeld zouden wij de scholenplanning in Camminghaburen wil len noemen. Als wij met lede ogen moeten constateren dat het streven naar decentralisatie van de scholenbouw gefrustreerd wordt door het betrekken van egelstellingen door het bijzonder onderwijs dan moet de raad uitzoeken wat de meerderheid in principe wil om vervolgens door een principiële uit spraak van de raad de wethouder te ondersteunen bij het opnieuw openen van de onderhandelingen. Pas dan hebben wij als raad optimaal gebruik gemaakt van onze mogelijkheden. Op het gebied van de ruimtelijke ordening, bij uitstek het terrein waarop de bevoegdheden van de raad het grootst zijn, staan ons vele beslissingen te wachten. Wij zijn gelukkig met het genomen initiatief om de stadsvernieuwing met volle kracht aan te pakken. Dat neemt echter niet weg dat de raad daarmee andere prioriteiten maar moet opzouten. Ons pleidooi om zo snel mogelijk bestemmings plannen voor de hele stad te ontwikkelen heeft gehoor gevonden bij de grote fracties. Wij zijn er dan ook voor dat de raad een principieel besluit neemt om vervolgens vast te stellen op welke wijze dit zal worden uitgevoerd en met welke middelen. Wat de aanpak van de stadsvernieuwing betreft zouden wij nog willen wijzen op ongebruikte mogelijkheden van de raad. Wij pleiten er voor dat de raad in vloed krijgt op het formuleren van de opdrachten die aan projectgroepen worden meegegeven. Boven dien hebben wij sterke behoefte aan een grotere mate van interdisciplinaire aanpak bij die zelfde stadsvernieuwing. Wat tot nu toe nogal sterk heeft ontbroken is sociologisch onderzoek naar woonwen sen en woonbehoeften. Tot slot willen wij de wens uitspreken dat de wijkcomité's een zekere rechtspo sitie krijgen op basis van de mogelijkheden die artikel 61 en volgende van de Gemeentewet biedt. Wij 17 vinden het een pertinent verkeerde veronderstelling dat het C.O.L. de belangen van de wijkbewoners bewaakt en bevordert. Dat is volgens ons verdeel- en heerspolitiek. Als wij hieraan toegeven dan ko men wij volgens ons veel te veel in de sfeer van, wat Ivan lllich noemt, techno-fascisme, waarmee hij bedoelt te zeggen dat het de deskundigen zijn, zoals artsen, leraren, agogen, verkeersdeskundigen en noem maar op, die ons vertellen hoe wij moeten denken en handelen. Wat het woningbouwbeleid betreft hebben wij de moed al bijna opgegeven. Het is volgens ons louter natte vinger-werk geworden op basis waarvan de woningbehoefte systematisch wordt opgeklopt. Hier ontstaat een soort bandwagon effect waardoor wij achter de muziek aan lopen van kunstmatige groeibehoefte, rentabiIiteitseisen van woningbouwcorporaties en dergelijke. De planmatige onderbouw ontbreekt. Een huisvestingsideologie ligt er niet aan ten grondslag. Het enige dat wij constateren is dat de woningbouwbehoefte kennelijk in een inflatiespiraal terecht is gekomen die dit jaar door de raad is goedgekeurd op een 25%-stijging. Wat Camminghaburen betreft kunnen wij kort zijn. Mijn fractiegenoot heeft tijdens de informatieve raadsvergadering hierover onze visie al duidelijk gemaakt. Kort gezegd, wij hebben geen behoefte aan een lego-stadswijk waarin op kunstmatige gronden en op basis van grote financiële en technische belangen geprobeerd wordt mensen te huisvesten. Bij de behandeling van dit agendapunt zullen wij dan ook vanuit onze stellingname de nodige voorstellen middels moties aan de raad voorleggen. Deze min of meer thematische opzet van onze algemene beschouwingen maakt dat wij aan veel belangrijke zaken geen aandacht besteden. Dat betekent niet dat wij geen oog zouden hebben voor grote problemen als werkloosheid, gezondheidszorg, sociaal-economische infrastructuur, milieuvraag stukken, reorganisatieplannen binnenlands bestuur en noem maar op. Voor een belangrijk deel ligt de oplossing van deze vraagstukken in een veel groter politiek en bestuurlijk krachtenveld. Ons was het vandaag te doen om middels een politieke intentieverklaring duidelijk te maken van waaruit wij in de komende periode met de ons ten dienste staande middelen als gemeenteraadsleden willen gaan werken. Velen in deze raad zullen langzamerhand al wel achteruit gezakt zijn en zuchtend op hun horloge heb ben gekeken: Dat wisten wij toch al, het zijn toch altijd dezelfde stokpaarden die Axies uit de kast haalt en altijd weer hetzelfde liedje, kritisch, negatief, onredelijk, onheus, altijd afkeurend, teveel overhoop willen halen om nog maar te zwijgen van de manier waarop zij hun boodschap brengen. Dat wij door deze opstelling als lastig, opdringerig en soms als schreeuwlelijkerds worden beschouwd nemen wij niemand kwalijk. Wel willen wij er tegen protesteren dat ons verweten wordt geen bijdrage te le veren aan de besluitvorming omdat wij ons opstellen als notoire nee-zeggers die in alle vrijheid, los van elke bestuursverantwoordelijkheid, positie kiezen. Ons wordt verweten dat wij de politieke moed niet kunnen opbrengen om besluiten te nemen. Ons enige antwoord op deze diskwalificatie is dat wij hier niet zitten om populaire uitspraken te doen, wij zitten hier om op basis van aan de gemeenteraad toe gekende bevoegdheden een bijdrage te leveren aan de formulering van algemene beleidsuitgangspun ten, waarbij wij ons verkiezingsprogramma als maatstaf nemen. Wij zitten hier bovendien als vertegen woordigers van bevolkingsgroepen die platgewalst dreigen te worden tussen de bureaucratische spelre gels en de technocratische eisen van de besluitvorming waarbij deskundigen voor mensen oplossingen bedenken zonder rekening te houden met hun belangen. De horzelfunctie die wij in deze raad vervul len hebben wij te danken aan deze opstelling. Bovendien worden wij door de opstelling van grote frac ties vaak tot deze rol gedwongen. Wij springen in op het moment dat wij vinden dat grote fracties in deze raad niet van aan deze raad toegekende bevoegdheden gebruik maken of dat geen goed gebruik wordt gemaakt van de beschikbare marges waarbinnen de raad zijn eigen beleid kan bepalen. Wij vin den het bepaald geen compliment om in de wandelgangen van collega-raadsleden te moeten horen dat wij in principe gelijk hadden maar dat wij het anders hadden moeten formuleren om de fractie mee te krijgen. Nog minder waarderen wij de kritiek op het functioneren van de raad in de kroeg of andere lokaliteiten. Dat vinden wij, ook al doen wij er zelf aan mee, een teken van onmacht, van incompe tentie. Wij zijn er hier niet op uit om onszelf een brevet van onvermogen op de borst te spelden door met bloedend hart tegen onze principes in besluiten te nemen. Het is volgens ons geen kunst om op de ze toer in recordtempo besluiten te nemen. Moeilijker is het weloverwogen besluiten te nemen door een politiek compromis te sluiten. Omdat wij steeds minder de kans krijgen om tot een politieke afwe ging te komen hebben wij gemeend in onze algemene beschouwingen een soort oproep te moeten doen voor een reveil van de lokale politiek. Daarbij hebben wij getracht aan te geven hoe je dit zou moe ten uitvoeren. Als besluit willen wij nog een opmerking maken aan het adres van het college van b. en w. en het ambtelijk apparaat. De kritiek die wij geformuleerd hebben is geen laffe aanval in de rug, net zo min als het ons verhindert tegelijkertijd duidelijk te maken dat wij waardering hebben voor de grote inzet en toewijding waarmee door het apparaat wordt gewerkt. Onze kritiek is geen persoonlijke kritiek maar een politieke kritiek die voortkomt uit onmacht en onvrede met het functioneren van de raad. Vandaar dat wij in het komende jaar met alle energie die wij op kunnen brengen zullen proberen om saSKTSEEB.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1976 | | pagina 9