zonder meer aan voorbij mogen gaan. Ook in de Westerse wereld zal een ieder zich moeten realiseren
dat het hier om een vraagstuk gaat waarbij wij allen betrokken zijn en dat niemand zich kan onttrekken
aan mede-verantwoordelijkheid voor het nastreven van betere verhoudingen. Die zijn niet te bereiken
door zo nu en dan eens mee te doen aan een inzameling van geld of goederen voor een gebied waar le
vensomstandigheden heersen waarvan wij ons nauwelijks enige voorstelling kunnen maken. Er zal wezen
lijk iets moeten veranderen aan de welvaartsverhoudingen tussen rijke en arme landen, wijzigingen die
alleen bereikt zullen kunnen worden wanneer de rijke landen waartoe ook wij behoren bereid zijn we
zenlijke offers te brengen ten behoeve van dat deel van de wereldbevolking dat onder bedroevende om
standigheden voort leeft of sterft. Daarbij moet worden bedacht dat bij de huidige internationale verhou
dingen de kloof tussen rijk en arm nog voortdurend toeneemt. Gemeentebesturen kunnen er aan meewer
ken deze problematiek onder de aandacht van de eigen bevolking te brengen en daar waar mogelijk mee
te werken aan acties ten behoeve van de arme landen, doch ook aan acties die ten doel hebben de men
sen hier bewust te maken van de noodzaak tot wijziging van de internationale verhoudingen om te komen
tot een vermindering van de grote verschillen in levensomstandigheden. Op initiatief van de gemeenten
is in 1968 de Stichting Friesland voor Ontwikkelingssamenwerking opgericht. Die stichting stelt zich ten
doel in de provincie Friesland de gedachte van de ontwikkelingssamenwerking te bevorderen. Het be
stuur van die stichting bestaat uit een 10-tal leden die bereid zijn tijd en energie te besteden aan de
problematiek van de ontwikkelingssamenwerking. Het zijn meestal jongere mannen en vrouwen die be
reid gevonden worden deze taak op zich te nemen. De activiteiten liggen minder dan in het verleden op
het houden van inzamelingen doch meer op het geven van voorlichting en het onderhouden van contac
ten met organisaties, scholen en dergelijke. De stichting heeft een Commissie van Toezicht die enerzijds
de bestuursleden benoemt en anderzijds door contacten met het bestuur de activiteiten tracht te stimu
leren. Vanaf de oprichting in 1968 fungeer ik als voorzitter van die Commissie van Toezicht. Het secre
tariaat van het bestuur wordt verzorgd door een van onze voorlichtingsambtenaren.
In de tweede plaats wil ik graag iets zeggen over de Europese samenwerking. De verantwoordelijk
heid voor de Europese samenwerking ligt in de eerste plaats bij de nationale regeringen. Hoe moeizaam
en dikwijls teleurstellend die samenwerking zich ook moge voltrekken, wij moeten er rekening mee
houden dat er stap voor stap ontwikkelingen in Europees verband gaande zijn die ook voor regionale en
lokale besturen van grote betekenis kunnen zijn. In dat verband bestaat reeds jaren de Raad der Europese
Gemeenten met verschillende nationale secties. Die raad tracht de ontwikkelingen op de voet te volgen
en daarop ook invloed uit te oefenen, waarbij in het bijzonder de belangen van de lokale overheden in
het oog worden gehouden. Aan deze Raad der Europese Gemeenten nemen een groter aantal Europese
landen deel dan de negen van de Europese Gemeenschappen. Ongeveer de helft van de Nederlandse
gemeenten en 9 provincies zijn lid van de Raad der Europese Gemeenten, waaronder de provincie Fries
land en onze gemeente. Op dit ogenblik staan vooral de regionale ontwikkelingen - dit zijn regio's
met specifieke problemen zoals bij ons het Noorden des lands - en de verkiezingen voor een Europees
parlement in de belangstelling, doch ook problemen als milieu en monumenten hebben de laatste jaren
veel aandacht gehad. Zowel op het tweejaarlijks congres van de Raad der Europese Gemeenten, dat
van 8 t.e.m. 12 juni 1977 te Lausanne zal worden gehouden, als op de jaarvergadering van de Neder
landse Sectie, 22 april 1977 te Bussum, zal het thema "de participatie van de burgers in het lokale
en politieke leven" hoofdpunt van de discussies vormen. Sedert april 1972 ben ik lid van het algemeen
bestuur van de Sectie Nederland van de Raad der Europese Gemeenten en vanaf september 1975 tevens
lid van het dagelijks bestuur. Bovendien ben ik lid van de Internationale Commissie van de V.N.G.,
welke kerncommissie mede zorgt voor coördinatie van de taken van V.N.G. en R.E.G. en tevens de
deelname aan internationale conferenties van gemeenten voorbereidt.
Over de bestuurlijke samenwerking het volgende. Zoals u weet worden de gezamenlijke gemeentelijke
belangen in ons land behartigd door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, de V.N.G. Alle Neder
landse gemeenten en de meeste pré-gewesten/gemeentelijke samenwerkingsverbanden zijn lid van de
V.N.G. De belangrijkste bestuurlijke organen in die vereniging zijn het algemeen bestuur, de kerncom
missies voor verschillende deelgebieden en de provinciale afdelingen. Het algemeen bestuur wordt gevormd
door twee vertegenwoordigers uit iedere provincie, één van de grote en één van de kleine gemeenten,
en één vertegenwoordiger van ieder van de vier grote steden in het land. Ik heb sedert 1972 zitting in
het algemeen bestuur als vertegenwoordiger van de grote gemeenten uit Friesland. Onder de zeer vele
problemen die de aandacht van de V.N.G. en zijn organen opeisen is die van de bestuurlijke reorgani
satie de laatste jaren wel een van de belangrijkste. De door de V.N.G. daaromtrent ingenomen standpun
ten zijn algemeen bekend en regelmatig ter kennis van de raad gebracht. Dezer dagen is het wetsont
werp dat op de bestuurlijke reorganisatie betrekking heeft verschenen. Het valt niet te verwachten dat
dit ontwerp nog gedurende de zittingsperiode van deze regering zal worden behandeld. Hoewel rekening
is gehouden met van verschillende zijden, ook door de V.N.G., gemaakte opmerkingen over het voor
5
ontwerp zijn er nauwelijks wezenlijke veranderingen in aangebracht. Het betekent dat, mocht dit wets
ontwerp van kracht worden, belangrijke taken zullen worden overgeheveld van de gemeenten naar de
thans voorgestelde 24 mini-provincies. Er zullen minder bevoegdheden over blijven voor het lokale be
stuur en meer worden toevertrouwd aan een hogere bestuurslaag, de provinciale besturen. Dat houdt
derhalve centralisatie van bestuursbevoegdheden in. Of de centrale overheid daar tegenover werkelijk
taken zal overhevelen naar de 24 mini-provincies ligt in de windselen der toekomst verscholen. Ik waag
nog steeds ernstig te betwijfelen of daar in de praktijk veel van terecht zal komen. Het zou zelfs wel
eens zo kunnen zijn dat men taken die nu bij de 11 provincies berusten moet overhevelen naar het rijk
omdat de schaal van de 24 provincies daarvoor te klein zal blijken te zijn. Het lijkt nog zeer de vraag
of bewindslieden in een volgende regering de thans gelanceerde gedachten ongewijzigd over zullen ne
men. Met belangstelling kunnen voorlopig de reacties op het huidige ontwerp van wet worden afgewacht
en vooral ook de zienswijze daarop van de politieke partijen en van een in mei 1977 nieuw te kiezen
parlement.
Ik wil ook graag iets zeggen over de samenwerking van hulpverleningsdiensten. Mede samenhangend
met een te verwachten reorganisatie van het binnenlands bestuur doch vooral ook om technische rede
nen zijn de structuren van de verschillende hulpverleningsorganisaties in discussie.
Wat de politie betreft het volgende. Het ligt in de bedoeling de huidige rijkspolitie en de korpsen
van gemeentepolitie te doen opgaan in een éénsoortige politie, z.g. gewestelijke politiekorpsen. Daar
bij doet zich de vraag voor of het beheer over de politie zonder meer onttrokken zal worden aan het
lokale bestuur of dat het lokale bestuur daarop, door gemeentelijke samenwerking of door verplicht
medebewind, een wezenlijke invloed zal behouden. In aanmerking zal moeten worden genomen dat,
vooral in grotere gemeenten, de verantwoordelijkheid voor de openbare orde - die blijft bij de burge
meesters met verantwoordingsplicht aan de raad - slechts dan op lokaal bestuursniveau gedragen kan
worden indien zeggenschap bestaat over het beheer van de politie. Het ontkoppelen van de verantwoor
delijkheid voor de handhaving van de openbare orde en van de verantwoordelijkheid voor het beheer is
irriëel. Daarbij moet worden bedacht dat de politie in toenemende mate een wezenlijk element vormt
bij de directe contacten met de burgers - wijkagenten, verkeersproblemen, het betrokken raken bij
maatschappelijke problemen en dergelijke -, een ontwikkeling die zich in het kader van het lokale
bestuur dient af te spelen en daar verder zal moeten worden geëvolueerd. Het is m.i. onlogisch deze
duidelijk lokale bestuurstaken te willen inpassen in een organisatie die werkt onder directe verantwoor
delijkheid van een hogere bestuurslaag. Het is bovendien strijdig met het uitgangspunt de band tussen
bestuur en bestuurden zo nauw mogelijk te doen zijn. Deze en andere problemen die betrekking hebben
op de politie worden voor de gemeenten behandeld in een kerncommissie van de V.N.G., de z.g. Pol i—
tiecommissie, van welke commissie ik sedert 1971 deel uitmaak. In die commissie heeft regelmatig over
leg plaats met het z.g. Landelijk contact van hoofdcommissarissen en commissarissen van gemeentepoli
tie. In de provincie Friesland heeft de Commissaris der Koningin een provinciale Pol itie-adviescommis-
sie ingesteld waarin een aantal burgemeesters, korpschefs, vertegenwoordigers van de Commissaris der
Koningin en de Procureur-Generaal zitting hebben. Die commissie adviseert de Commissaris der Konin
gin over politievraagstukken in deze provincie. Van die adviescommissie ben ik sedert mei 1969 voor
zitter.
Dan de brandweer. Het zwaartepunt van de hulpverleningsorganisaties komt bij de brandweer te
liggen en is uiteraard een functie van het lokale bestuur. Gelet op de ontwikkelingen en de toenemende
risico's voor grotere rampen zal op dit gebied een nauwe samenwerking en deels gemeenschappelijke
verantwoordelijkheid voor rampenbestrijding aanvaard moeten worden. Een 4-tal regionale samenwer
kingsverbanden zijn zich in Friesland aan het aftekenen, een ontwikkeling die ook elders in den lande
steeds duidelijker vormen krijgt. De Friese Provinciale Brandweerbond waarvan 42 Friese gemeenten lid
zijn (niet Staveren en Schiermonnikoog) heeft de afgelopen jaren een stimulerende rol gespeeld bij de
ontwikkeling van regionale hulpverleningsorganisaties in deze provincie. Om een goede coördinatie te
bevorderen, m.n. op het terrein van de verbindingen, is een contactcommissie gevormd waarin zowel
de Friese Provinciale Brandweerbond als ieder van de vier regionale verbanden twee vertegenwoordigers
hebben aangewezen. In mijn functie van voorzitter van de Friese Provinciale Brandweerbond zit ik ook
de vergaderingen van de zojuist genoemde contactcommissie voor.
Dan iets over de Bescherming Bevolking. De misschien weinig populaire doch voor de hulpverlening
onder bijzondere omstandigheden m.i. belangrijke organisatie van de B.B. is thans in 45 kringen inge
deeld. Leeuwarden behoort tot de Kring Friesland Noord. Als burgemeester van Leeuwarden ben ik voor
zitter van de Kringraad en eveneens van het dagelijks bestuur van die raad. Deze zomer heeft de B.B.
van de Kring Friesland Noord een zeer actieve rol gespeeld bij de droogtebestrijding ten behoeve van
de landbouw in dit deel van de provincie. Ik heb groot respect voor de inzet die het personeel van de
B.B. bij deze droogtebestri jding heeft getoond. Het doet mij genoegen dat de landbouworganisaties van