16 onderzoek in Friesland wijst uit dat wij in Leeuwarden het hoogste tarief handhaven. Nu zegt men - ik wil dat heel graag beamen - dat wij hier een heel mooie camping hebben. Als ik dan echter van de be heerder hoor dat hij andere jaren 30 tot 35 man op de wachtlijst had staan en dat hij nu niemand op de wachtlijst heeft staan, dan blijf ik bij mijn vraag: Prijzen wij ons niet uit de markt met een dusdanige forse verhoging? De heer De Vries (weth.): De heer De Jong en mevr. Visser hebben eigenlijk tegengestelde gelui den laten horen. Mevr. Visser vindt dat wij te goedkoop zijn met de winterberging voor kano's en klei ne boten. (Mevr. Visser—van den Bos: Dat is heel wat anders, dat is een apart onderdeel.) Ja, het is wel een apart onderdeel, maar het gaat om dezelfde tak van dienst. Ik moet helaas mevr. Visser het ant woord schuldig blijven. Ik heb hier geen vergelijkingsmateriaal aan de hand waarvan ik zou kunnen vaststellen of wij met de winterberging voor de kleine bootjes en de kano's te goedkoop zouden zijn. Ik heb eigenlijk 'net idee van niet, omdat wij t.a.v. deze zaken een afdeling hebben die bijzonder kien is en die ook het oor te luisteren legt omtrent de juistheid van de prijzen die door de gemeente in reke ning moeten worden gebracht. Ik zou de opmerking van mevr. Visser op dit moment graag tot mij willen nemen met de toezegging dat ik dit nog eens nader zal laten toetsen; wanneer er aanleiding toe is dan zullen wij nagaan of dit tarief aangepast of bijgesteld moet worden. De heer Knol zegt dat zijn fractie akkoord is met de tarievenlijst met uitzondering van het vakan- tie-zwemtarief voor kinderen van 4 tot en met 15 jaar. Als u vraagt wat de reden is dan is die misschien helemaal niet zo imponerend, er is eigenlijk gewoon gezocht naar een manier om de zaak wat gemak kelijk te houden. U kunt op blz. 3 onder 6.1 .1 zien dat wij de prijs voor een bad van kinderen van 4 t.e.m. 15 jaar gewoon hebben gehandhaafd op 1 ,50; dat tarief is niet aangepast. Al leen het vakantie tarief is van 0,75 op 1 gebracht; dat is inderdaad een stijging met 33%. Daar staat weer tegen over dat de 10-badenkaart is gehandhaafd op 13,50. Wij hebben de zaak een beetje gemêleerd en toen gezegd: Dit is wat de opbrengst betreft ongeveer de totale som die in het geding is en wij bereiken hiermee dat het kassapersoneel niet teveel met losse dubbeltjes en kwartjes moet werken. Bij een gewo ne aanpassing zouden wij 1 ,50 7%, 0,75 7% en 13,50 7% in rekening moeten brengen. Wij hebben het een beetje gemakkelijk gehouden; de commissie van advies en bijstand ging daar ook hele maal mee akkoord. Wij hebben gezegd: Als wij dit jaar het vakantietar.ief met een kwartje verhogen dan kunnen wij het volgend jaar zien in hoeverre wij dan de verhogingen kunnen vinden in de andere sectoren. (De heer Knol: Wilt u ze dan met 1 verhogen?) Dat voorstel zult u nog af moeten wach ten. Het hangt uiteraard af van de rekensom die er uit komt. Als de heer Knol er op wijst dat in het jaarverslag van 1973 een bepaalde trend valt te bespeuren dan is dat wellicht juist maar ik moet hem teleurstellen, ik heb het jaarverslag niet bij de hand en ik kan dat niet zonder meer bevestigen of ont kennen. Ik heb hier wel een overzicht van het aantal kinderen dat de buitenbaden heeft bezocht. Nu is het zo dat wij in 1974 zaten op totaal 57.000, in 1975 op ruim 99.000 en in 1976 op 80.600. Het is een heel wonderlijke zaak, wij hadden een heel warme zomer, maar kennelijk was de situatie zo dat de kinderen voor de vakantie al zoveel hadden gezwommen dat het vakantietarief als zodanig niet eens meer zo aantrekkelijk was, want het aantal kinderen dat er gebruik van maakte was dit jaar 15.000 la ger dan in 1975. Hoe dat precies zit kunnen wij niet nader verklaren, wellicht dat er voor de vakantie al zoveel mooie dagen zijn geweest dat er een zekere "moeheid" is opgetreden om nog dagelijks te gaan zwemmen. Er valt een wat grillig verloop te constateren wat betreft het aantal kinderen dat van het vakantietarief gebruik maakt; het zit, dacht ik, per se niet in de afronding van dat kwartje. De heer De Jong heeft opmerkingen gemaakt over de prijsverhogingen van meer dan 7% en het mo gelijk ingrijpen van de kant van het Ministerie van Economische Zaken. Ik dacht dat wij er van uit mo gen gaan dat wij voor deze tariefverhoging toestemming zullen krijgen. Wij hebben ons globaal gezien vrij stringent gehouden aan 7%, maar er waren enkele tarieven ten aanzien waarvan toch van een aper te achterstand sprake is en waarvoor wij een wat steviger percentage hebben aangehouden. Wij hopen op die' manier te komen tot het dekkingspercentage dat ons m.b.t. deze dienst voor ogen stond. De heer De Jong vraagt zich af of de gemeente Leeuwarden zich niet uit de markt dreigt te prijzen; vorig jaar was er een wachtlijst voor de camping en dit jaar is daarvan geen sprake meer. Ik weet niet of dat een gevolg is van de prijzen; de prijzen van particuliere campings liegen er ook bepaald niet om. Bovendien doet zich de situatie voor dat, wanneer straks de nieuwe wet op dit stuk van zaken van kracht wordt, alle campinghouders verplicht zullen worden riolering en dergelijke aan te leggen en wat dat betreft kunnen wij vermoedelijk in de particuliere sector binnen de komende jaren nog vrij aan zienlijke verhogingen verwachten, waarbij wij dan met de gelukkige situatie zitten dat onze camping aan alle normen volledig beantwoordt en wij voor dit onderdeel geen extra kosten aan de vakantiege- nieters op onze camping in rekening behoeven te brengen. De situatie zou zich wel eens voor kunnen doen dat wij in verhouding met de particuliere campinghouders straks in een gunstiger positie komen te verkeren 17 De heer Knol: Over de tarieven van de caravanberging wil ik de wethouder wel even bijvallen n.a.v. de vraag van mevr. Visser. Ik kan haar uit eigen ervaring bevestigen dat een tarief van 100, tot 110,niet goedkoop is. Ik sta zelf n.l. 30% goedkoper, ook vlak bij Leeuwarden, maar dat adres hoort u van mij niet. (Gelach) Ik heb met ontzag geluisterd naar het betoog van de wethouder van Sportzaken wat betreft zijn ver dediging n.a.v. mijn vraag om enig uitstel van de verhoging met 33% van het vakantie-zwemtarief voor kinderen. Hij geeft dan een opsomming van het aantal kinderen dat gedurende het hele seizoen is wezen zwemmen maar dat zegt mij niets omtrent de hoeveelheid kinderen die tegen 0,75 heeft gezwommen; dat aantal heeft hij n.lniet opgegeven. Dat is dus helemaal geen indicatie. Ik dacht dat dat cijfer vrij gemakkelijk was te achterhalen. Toen wij 2 jaar terug dit zwemtarief hebben ingevoerd stond wethouder Weide - ik zie hem nog staan - met de handen omhoog te betogen dat ons dit 25.000,zou gaan kosten. Hij kon toen blijkbaar wel bekijken hoeveel kinderen er gebruik van zouden gaan maken, hij kon toen precies aantonen wie er gebruik van gingen maken. Nu wij 2 jaar verder zijn is dat kennelijk niet mogelijk geweest. Ik weet niet wie ik moet geloven(De Voorzitter: Hij heeft zijn handen in de lucht gestoken, zegt u, maar heeft hij ook cijfers genoemd?) Er waren in het verleden wel meer die de handen in de lucht staken. (Gelach) Ik heb begrepen dat de wethouder mij niet tegemoet wil komen. Het gaat uiteindelijk om 50.000 kwartjes. Als wij dat een beetje verdeeld hadden over het gewone ta rief voor kinderen, b.v. naar 1,60, en het vakantietarief, naar 0,80, dan hadden wij de slogan kunnen handhaven: Wij kunnen onze kinderen in de vakantie laten zwemmen voor half geld. Dat is dus nu niet meer mogelijk. Ik wilde het hierbij maar laten. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de toezeg ging van de wethouder. Punt 33 (bijlage no. 34). De hear Miedema: Ik fyn it utstel dat it kolleezje nou docht net sa maklik. It muoit my, mar ik fiel my forplichte hjir in nochal kritysk lud oer hearre to litten. Yn it foarste plak it riedsbrief. Yn it riedsbrief skriuwt it kolleezje dat der bisletten is ta in forkeap by ynskriuwing. Ik tocht dat der in wurd tusken moatten hie, ntl. dat der bisletten is ta in forkeap by underhanse ynskriuwing. As jo in forkeap by ynskriuwing dogge dan hearre jo dat neffens my to publi- searjen en dan hat eltsenien de gelegenheit om op it to forkeapjen guod yn to skriuwen. As men mar twa gadingmakkers de gelegenheit jowt om briefkes yn to leverjen dan is de utdrukking "by ynskriuwing" nei myn bitinken net op syn plak. (De hear Singelsma: Stiet dat der wol yn?) Ja, dat stiet yn it riedsbrief. (De Foarsitter: Kinne jo even sizze hwer't it stiet?) Ja, it stiet yn de leste rigel fan de tredde alinéa. Fierder is it sa dat der yn earste ynstansje net bisletten is ta dizze forkeap by ynskriuwing, der is op forsyk fan de pachter bisletten de pleats to forkeapjen oan de S.B.L. Nou tocht ik dat wy as gemeen te bytiden ek foardiel hawwe fan de S.B.L. Ik tink bygelyks oan de grounen dy't wy foar it utwreidings- plan Lekkum kocht hawwe; dy hawwe wy aerdich goedkeaper krigen omt der in S.B.L. wie. Dêrom fyn ik ek dat it in hiel sinnige saek west hie om, nou't der in greate bihoefte by de S.B.L. wie om dit unreplik guod yn hannen to krijen, alle meiwurking to jaen ek dizze pleats oan de S.B.L. to forkeapjen. As ik dan kom ta de gong fan saken en ik tink oan de stikken dy't yn de Lêskeamer leinen dan stiet der earne yn it forslach fan in gearkomste dat de rintmaster yn it bistjür komt en forslach docht fan de bisprekken mei de S.B.L. It docht dan bliken dat de taksaesje fan de S.B.L. en dy fan de rintmaster fan de stichting 20.000,forskille as it giet om it bidriuwsgebouIt bislüt dat it bistjür dan nimt is: Hja geane ak- koart mei de taksaesje fan de rintmaster en hja jowe him opdracht mei de S.B.L. to ünderhannel jen oer de leste 20.000, Dat ünderhald hat, mien ik, plak hawn op 18 desimber en de S.B.L. biedt dy 20.000,der by. Yn eltse gewoane hannel en yn eltse gewoane opfetting fan saken dwaen is op dat momint de pleats forkocht. Der is net tekene, mar der is oerienstimming oer de priis, der leit in moun- linge ófspraek en dy hat rjochtskrêft. It is heechst opmerklik dat de stichting letter in forsyk docht oan de S.B.L. foar in hertaksaesjeIk lit yn dit forban ünbisprutsen dat der nei myn bitinken in mooglikheit west hie foar de S.B.L. om op dat momint to sizzen: Ho, der leit in oerienkomst, de pleats is forkocht, tekenje. It is net üs taek om op dit plak de S.B.L. to wizen op hwat hja dwaen en litte moatten hienen; dat is net üs foech. Wy kinne, tocht ik, allinnich prate oer it bilied fan de stichting en oer it foorstel dat it kolleezje dien hat. Ik bin hwat dizze saek oanbilanget tige toloarsteld oer it bilied fan de stich ting m.b.t. dizze saek. Nou it foorstel dat it kolleezje oan de ried docht: Goedkarring jaen oan de foarlopige keapakte sa't dy tekene is troch de foarsitter en de skriuwer fan de stichting en, oan de oare kant, de beide kea- pers, de neven De Boer. Ik wol hjir foarop stelle dat ik fan bitinken bin dat de neven De Boer gjin inkel

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1977 | | pagina 9