22" 28 wurk; miskien is it ek wol in outreachingworker. Ik kin it net allegearre by fytse. It binne allegearre moaije termen. Ik stel my sa foar dat sokke jonges mei sokke agressivelingen de bars lans moatte om harren tael to praten. Dat kin dan in djure bidoening foar de gemeente wurde. Dat men nou ek Krats, de wurkjende jongeren en de wurkleaze jongeren, wer yn in aparte groep sette moat, dat fyn ik eins in saek fan niks. Ik fyn dat eltsenien by de mienskip heart, der hearre ek wurkleaze minsken by. Troch dy buten spul to setten - nou ja, buten spul, it giet allegearre mei de beste bidoelingen - set men dy wer apart yn in hokje. It wol der by my net yn dat dat nou de methoade wêze moat om ta edukatyf en so- siael wurk to kommen. (De hear Heidinga: Hawwe dy minsken ek noch seis de frijheit om by elkoar to gean of net?) Hja hawwe seis de frijheit, mar de oerheit moat dat fansels subsidiearjeAs de oerheit sokke dingen mei subsidiearret dan tinke sokke minsken dat dat de ienige goede methoade is. Ik fyn dat net. Ik fyn dat der yn eltse wyk fan de sted bihalven in wyksintrum romfe wêze moat foar ien of mear sintra foar jongeren dy't hwat oars fan aerd binne. Mar it moat net yn allerhanne spesialismen ijfien fal ie, dan wekket men kunstmjittige skiedingen yn de minsken op. Ik bin if eins wol in bytsje iens mei hwat de hear De Greef sein haf, nfl. dat de kriteria, de ryks- kriteria unfbrekke. Der wurde lykwols wol min ofte mear kriteria oanmetfen, it kwantitativeDat is mar in breklik kriterium. Ik fyn wol dat ek de fraech steld wurde kin oft wy nou al bislissingen nimme moaffe wylst der oer ien of fwa jier in „algemeen welzijnsplan" komme moat, sa't men it neamf. Leit men troch nou in bi- slissing to nimmen de saek net tofolle fist? Ik kin dochs wol sizze: Wy moatte mei de 166.000, hwat skouwe, dat bidrach moat sa effektyf mooglik bistege wurde. Op de hergroepearring sille wy us noch ris goed biriede moatte. De heer De Vries (weth.): Er is een enorm aantal opmerkingen gemaakt en ik weet niet of ik er goed aan doe om stuk voor stuk alle sprekers bij iangs te gaan, ik geloof dat het maar het beste is dat ik probeer zo hier en daar een krent uit de opmerkingen pikkende de zaak bij langs te gaan en dan te zien of ik de sprekers die vanuit de raad hun opmerkingen hebben gemaakt enigszins kan informeren omtrent de achtergrond van deze raadsbrief. Hoe moeilijk deze materie is is dacht ik hef beste bewezen door de heer Singelsma die aan de ene kant vraagt: Moeten wij het toch maar niet uitstellen, en aan de andere kant zegt: Besteed dat geld nou zo goed mogelijk. Wel, in dat dilemma ziften wij inderdaad als gemeenteraad. Wat hier aan de or de is is dat wij er voor de komende jaren - of hef herschikking of bezuiniging is wil ik mij maar niet in verdiepen - op het terrein van de welzijnszorg gewoon rekening mee zullen moeten houden dat de rijksmiddelen minder in omvang zullen zijn, ook voor onze gemeente, als vroeger het geval is geweest. Als wij daar van uitgaan dan betekent het natuurlijk dat, als er op een gegeven moment een stuk span ning komt tussen mogelijkheden en behoeften, gekeken wordt naar de wijze van besteden, naar de effi ciency van het werk. Het is, dacht ik, de gemeenteraad zelf geweest die eertijds deze commissie heeft ingesteld, hef is de gemeenteraad geweest die m.b.t. het functioneren van het jeugd- en jongerenwerk in onze gemeente een aantal kritische geluiden liet horen en het zijn toen b. en w. geweest die gezegd hebben dat zij bereid waren om via de Raja een onderzoek te laten instellen noar de kwaliteit en de kwantiteit van hef jeugdwerk. Verschillende sprekers hebben al gezegd dat de Raja deze opdracht niet heeft kunnen of willen uitvoeren en dat het toen gegaan is in de richting van een commissie ad hoe. De heer De Pree heeft gezegd: Dat is één keer en dan moet het niet meer, de heer De Greef heeft aangetoond dat wij toch wel een deskundige in die commissie hebben gemist, maar hoe het ook zij, wij zijn het eigenlijk wel met de sprekers eens dat een dergelijke zaak zich niet voor herhaling leent en dat wij naar andere oplossingen moeten zoeken, hoe en op welke wijze is een zaak, dacht ik, die wij nog eens nader met elkaar onder ogen moeten zien. Dat er een follow up van dit onderzoek moet komen is zeker hef geval. Ik wil toch wel de leden van de commissie die waarachtig niet een gemakkelijk karwei op de schouders hebben genomen hartelijk dank zeggen voor de wijze waarop zij dit werk hebben gedaan. Zij hebben hef maar niet zo met de natte vinger gedaan zoals hier gesuggereerd werd, er is wel degelijk een stuk goed doordachte benadering geweest van alle afzonderlijke jeugdwerkinstellingen; men heeft niet al leen gesproken met de besturen maar ook met de functionarissen, men heeft de programma's opgevraagd, men heeft zaken vergeleken. En als nu de heer Singelsma vraagt waar de aantallen zijn dan moet ik hem toegeven dat ze niet in dit stuk staan; ze zijn er echter wel, de commissie had een enorm stuk do cumentatie waarin ook de aantallen zijn vastgelegd. Het was zo dat men gezegd heeft: Zeggen aantal len nu op zich zoveel? Men heeft als commissie gemeend dat aspect in de rapportage te moeten laten vallen, maar de gegevens daaromtrent zijn stellig onderzocht en doorgelicht. Als de heer De Greef steeds spreekt over de „z.g. deskundige commissie" dan heb ik daar grote bezwaren tegen. Ik vind dat hij daarmee deze mensen per se tekort doet. Hij geeft toe dat de Raja gelijk had om niet in eigen vlees 23 23 te willen snijden; ik vraag mij overigens op dat moment af of de Raja wel de juiste samenstelling heeft om in deze beleidsadviserend en -onderbouwend te kunnen functioneren, misschien moeten wij juist f.a.v. deze zaak nog nagaan of daarin wijziging en verbetering aangebracht moet worden. Omdat de Raja het niet kon doen moesten wij naar een ander middel grijpen en dat hebben wij gedaan. Wij zullen nu moeten kijken hoe hef verder moet. Hef staat mij persoonlijk nog niet helemaal duidelijk voor de geest maar denkbaar zou kunnen zijn dat wij in dit opzicht eens met u van gedachten gaan wisselen of het niet mogelijk is om binnen S.Z.W. te zijner tijd - maar dat is zo maar even een losse gedachte die ik op dit moment laat vallen - te komen tot een consulent die niet alleen t.a.v. het jeugdwerk maar t.a.v. hef gehele sociaal-culturele werk een stuk begeleiding, een stuk inventarisatie en een stuk kriti sche doorlichting kan uitoefenen. Dit is een zaak die verder nog zijn beslag moet krijgen. Wat verder ook nog zijn beslag moet krijgen - ik heb daar toch wel enige moeite mee omdat daar door diver,se sprekers in alle toonaarden op is gepreludieerd - is de rijksbijdrage voor sociaal-cultureel werk; er wordt al in alle opzichten rekening gehouden met die rijksbijdrageregeling en ik heb daar moeite mee omdat - men verwijt de commissie dat er in hun stuk geen melding van is gemaakt - dit nog maar een voorontwerp is, een concept-regeling die op het ogenblik nog circuleert langs verschillende adviserende instellingen, die ook binnen deze instellingen nog een enorm stuk kritiek los woelt en waar men het ook nog lang niet over eens is met de staatssecretaris. Wij moeten ons zelfs nog afvragen of de ze zaak wel zo genaaid zal worden als hij op dit moment is geknipt. Wij weten b.v. dat er in de krin gen van de V.N.G. ernstige bezwaren leven tegen deze gang van zaken en dat men daar zegt dat de gemeenten in een veel te fors tempo worden opgezadeld met taken die ze binnen de twee komende ja ren wellicht niet aan kunnen. Ik moet dus nog zien of dit concept inderdaad zo op de markt zal komen als op het ogenblik lijkt te zullen gebeuren. Ik geloof daarom dat deze commissie op dit stuk van zaken geen enkel verwijt treft, dit document lag eenvoudig nog niet op tafel toen zij hun werkzaamheden af rondden. Er is door de heer De Pree een opmerking gemaakt die er in uitmondde dat hij zei: Moeten wij op dit moment al overgaan tot de voorgestelde herschikking, moeten wij niet wachten totdat het duidelij ker is welk beeld hef sociaal-cultureel werk straks in zijn totaliteit oplevert en wat hiervan dan in Leeuwarden terecht komt? Anderen, ik dacht ook mevr. Visser en de heer De Greef, zijn hem daarin gevolgd. Ik zou op dit moment met klem willen ontraden om in de loop van dit jaar nog te sleutelen aan deze zaak en wel om twee redenen. In de eerste plaats hebben wij als gemeente voor het eerst recht streeks een stuk inspraak en bevoegdheden gekregen f.a.v. de verdeling van het z.g. accres; dat is die 8%. Bovendien hebben wij ook voor het eerst de gelegenheid gekregen als gemeente om te kunnen her schikken. Welnu, dat herschikkingsplan is geè'nt op een aantal overwegingen die verband houden met de resultaten die de commissie in zijn rapport heeft vastgelegd. Verder is het zo dat dit een zaak is waar wij op dit moment in principe ja tegen zouden moeten zeggen en die dan nog verder doorgeventi- leerd moet worden naar het Ministerie van C.R.M., want het is wel zo - en dan moet ik de heer Singel sma gelijk geven - dat het op het ogenblik de schijn heeft dat wij de sleutel in handen hebben - die hebben wij ook wel, menen wij -, maar dat hef aan de andere kant zo is dat er t.a.v. deze herschik kingsprocedure en een eventuele verschuiving van Araloe naar Krats nog overleg plaats zal moeten vin den met het Ministerie van C.R.M., dat kunnen wij niet zo uit de losse hand doen. Als de heer De Greef dan ook zegt: Gaat dat nu maar zo gemakkelijk, dan moet ik hem toegeven dat hier een zaak ligt die nog wel waf voetangels en klemmen kan opleveren, wij moeten inderdaad nog eens in overleg met het rijk nagaan of men bereid is om deze herschikking in deze zin te honoreren. Hef was zo dat de raad weliswaar t.a.v. de subsidiering van Krats anderhalf jaar geleden hef groene licht heeft gegeven, maar het ministerie heeft dit destijds bij gebrek aan middelen niet willen honore ren. Daarom zijn wij dus met Krats in moeilijkheden gekomen. Waarom wij u voorstellen om m.b.t. de zaak Araloe-Krats een ruil toe te passen is terug te vinden in het rapport van de commissie. Het is zo - dat hebben wij ook toegegeven - dat toen de commissie Araloe bezocht de zaak daar werkelijk in een impasse zat, hef ging daar erg moeilijk zowel met functionarissen alsook bestuurlijk, maar toen de zaak eenmaal was gerapporteerd door de commissie leek hef er werkelijk op dat Araloe toch weer bezig was zich te hergroeperen en weer nieuwe mogelijkheden aan te boren. Desalniettemin heeft de commissie gemeend om vanwege de ongewisse factoren die daar nog achter zaten te moeten adviseren de zaak om te bouwen. De besturen van Araloe en Krats hebben hier gezamenlijk op gereageerd; wij zijn blij met dit gemeenschappelijke uitgangspunt. Ik dacht dat wij er als college geen moeite mee hebben om de suggestie zoals die hier ook in uw midden is neergelegd, te zien wat men in dit verband gemeenschappe lijk tot stand kan brengen, te volgen en dat eens rustig af te wachten want per slot van rekening is hef ook zo dat, ook al zouden wij vanavond zeggen "Araloe weg, Krats er voor terug", wij dan nog niet klaar zouden zijn met deze zaak want hier zit een stuk problematiek achter t.a.v. de accommodatie, t.a.v. het personeel en al dit soort vraagstukken meer; een en ander zal zorgvuldig nagegaan moeten

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1977 | | pagina 12