vc 3 O worden. Waar het hier dan ook om gaat vanavond is veel meer een zaak van het nemen van principe beslissingen. Er zijn een aantal opmerkingen gemaakt over het functioneren van 't Vliet en de Stichting Sociaal Kultureel Werk voor de Jeugd in Leeuwarden. Er is m.n. vanuit de Stichting Sociaal Kultureel Werk min of meer geprotesteerd tegen het feit dat wij als college 't Vliet t.a.v. het buurtwerk een eigenstandige taak hebben toegedacht; men zegt: Er liggen toch duidelijke afspraken - waarin ook het C.O.L. mee speelde - dat alle buurtgebonden jeugdwerk door de Stichting Sociaal Kultureel Werk zal gebeuren en nu zien wij toch dat u aan 't Vliet een bepaalde pre geeft. Zo gemakkelijk ligt dit niet want 't Vliet is van veel oudere datum dan het C.O.L. en het is ook van veel oudere datum dan de Stichting Sociaal Kultureel Werk; 't Vliet had zijn vorm al aan het Vliet en deed daar al aan een stuk buurtgebonden jeugdwerk. Toen 't Vliet over ging naar de Voorstreek is ook de leidster die dit werk begeleidde mee gegaan en die heeft ook min of meer haar clientèle vanuit de omgeving van het Vliet meegenomen. Wij dachten dat de Stichting Sociaal Kultureel Werk in ons gemeentelijk bestel in alle mogelijke wijken nog zoveel mogelijkheden heeft om zich te ontwikkelen en te ontplooien dat het op dit moment niet erg zinvol zou zijn als wij nu heel principieel aan de zaak van 't Vliet zouden gaan sleutelen. Ik vind wel dat daar een oplossing voor zou moeten komen maar die oplossing zouden wij wellicht ook kunnen vin den wanneer de besturen eens met elkaar om de tafel gaan zitten, wanneer ook de jeugdleidster van 't Vliet meedoet aan de stafbesprekingen van de Stichting Sociaal Kultureel Werk en men op deze manier probeert elkaar te vinden in de meest pragmatische benadering van de problemen. Er ligt een voorstel om het aantal functionarissen van Biels van drie naar twee te brengen om daar door ruimte te scheppen voor de andere mogelijkheden. U ziet gewoon wat er in de praktijk is gebeurd, het is een kwestie geweest van optellen en aftrekken. Misschien vindt u dat op zichzelf onsympathiek maar aan de andere kant dacht ik dat het op dit moment niet anders mogelijk is om tot een goede af wikkeling te komen van deze zaak. Dit is een kwestie die wij via de commissie zo goed mogelijk heb ben gewogen en wij dachten dat de commissie in dat opzicht een juist advies heeft uitgebracht. Wan neer er verband wordt gezocht met het alcoholvrij zijn van Biels, als daar de oorzaak in wordt gezocht van een verminderde aantrekkingskracht voor jongeren, dan is dat een zaak die ik op zichzelf betreur, temeer omdat onze samenleving al genoeg drankslachtoffers kent en ik het juist plezierig vind dat er in ieder geval ook nog een jeugdcentrum in Leeuwarden is waar de ouders hun kinderen naar toe kunnen laten gaan in de wetenschap dat het een alcoholvrije omgeving is. 't Vliet komt in de rapportage inderdaad met een heel hoge score uit de rapportage van de commis sie naar voren. De commissie heeft toen hij dit jeugdcentrum bezocht de zaak in een bloeiende en op gewekte sfeer aangetroffen en de neerslag daarvan vindt u ook terug in het rapport. Dat dit meteen zou inhouden dat ook de speciale kracht die nu nog op de loonlijst van het C.O.L. staat nu maar in één keer overgeheveld zou moeten worden naar 't Vliet is een voorstel waarvan ik de consequenties op dit moment niet volledig kan overzien, ik weet ook niet of het een juist uitgangspunt zou zijn, vooral om dat wij vinden dat de outreachingworker in principe niet alleen beschikbaar moet zijn voor 't Vliet maar voor de totaliteit van jeugd en jongeren waarmee op een gegeven moment een relatie aangeknoopt moet worden om ze binnen de invloedsferen van hef jeugdwerk te kunnen krijgen. Ik dacht dat ik de heer De Beer inmiddels al heb beantwoord wat betreft zijn vragen en opmerkin gen over Krats en Araloe, hetzelfde geldt voor zijn vraag over de afbouw. Wat centraal staat in onze gedachtengang is dat hier een eerste poging wordt gedaan om te proberen de jeugdwerkinstellingen ge zamenlijk tof een stuk bezinning en overleg te brengen m.b.t. de praktische uitvoerbaarheid van de mo gelijke activiteiten op het terrein van het jeugd- en jongerenwerk. Er moet mij nog een kritische noot van het hart. Toen wij een halfjaar geleden op de jeugdwerkin stellingen een beroep deden om actief mee te denken over de oplossing van het probleem m.b.t. de jeugdwerkloosheid hebben wij daarvoor in de beginfase bijzonder weinig begrip gevonden. Ik hoop dat in de nieuwe constellatie, waarin wij gezegd hebben dat jeugd- en jongereninsfellingen gezamenlijk moeten overleggen wat er op dit terrein in Leeuwarden nodig is, ook de problematiek van de werkloos heid van jongeren actief zal worden betrokken. De heer De Greef heeft een enorm aantal erg kritische opmerkingen gemaakt waarbij hij steeds centraal heeft laten staan de nieuwe regeling voor het sociaal-cultureel vormingswerk. Hij heeft inmid dels wel van mij begrepen dat ik deze zaak graag ontkoppeld wil houden op dit moment. Wij kunnen als bestuurders moeilijk een beleid bouwen op regelingen die nog op komst zijn. Wij zullen er wel op in moeten spelen, maar dan niet eerder dan wanneer wij er zeker van zijn dat die zaak er ook zo uit zal zien als die op het ogenblik op ons af komt en daar plaats ik op dit moment nog duidelijk een vraagte ken bij. De heer De Greef heeft hef gehad over kruimels en over banale visies; ik moet zeggen dat ik er op dit moment weinig behoefte aan heb om op dergelijke aantijgingen in te gaan want ik vind dat ze niet terecht zijn. Ik heb in het begin gezegd dat wij voor het eerst als gemeentelijke overheid mee vat en mee greep gaan krijgen op het functioneren van het jeugd- en jongerenwerk. Wij hebben jarenlang geleefd in de schaduw van het volgzaam volgen van de rijksoverheid. Al Ie mogelijke jeugdwerkinstellingen kregen hier subsidietitels toegeschoven waar de gemeenteraad nooit direct invloed op heeft kunnen uitoefenen, het was altijd zo dat de zaak al geregeld was voordat wij er aan te pas kwamen. Wij gaan dan nu naar een situatie - het mag inderdaad pijnlijk zijn dat het eerst gaat om een verdeling van de armoede - waarin de gemeenteraad meer vat zal krijgen op de ontwikkeling van het jeugd- en jongerenwerk. Ik dacht dat wij er op dit moment goed aan deden om het voorstel - ik zou u dat ook van harte willen aanbevelen - zo aan te nemen als het er ligt. Ik kan u geen garantie bieden dat het ook zo uit gevoerd wordt als het hier wordt voorgesteld omdat er nog een paar ongewisse factoren in zitten a. m.b.t. het overleg met het rijk en b. m.b.t. de vraag hoe straks de regeling voor het sociaal-cultureel vormings werk uit de bus zal komen. De moties van Axies vind ik eigenlijk op dit moment prematuur omdat ze beide min of meer inspe len op een rijksbijdrageregeling waarvan de contouren zich weliswaar aftekenen maar die wij nog niet hebben, die nog moet komen. Ook de zaak van een tijdelijke commissie uit de raad voor het welzijns werk is een kwestie die ik graag zou willen verbinden aan de commissie die op het ogenblik bezig is met een onderzoek naar het functioneren van de functionele raden. Mocht hef zo zijn dat de rijksbij drageregeling eerder komt dan wij op het ogenblik verwachten dan kunnen wij op dat moment altijd op nieuw bestek opmaken. Ik zou u daarom "voor willen stellen om deze moties op dit moment ter zijde te leggen. De heer De Pree: Ik wil nog een paar opmerkingen maken over hef raadsvoorstel. Ik ga er mee ak koord dat er vanavond een beslissing wordt genomen. Wel is het zo - dat heb ik straks al gezegd, maar ik wil het nog eens duidelijk zeggen - dat ik hier nu geen uitspraak wil doen wat betreft de werkverde ling tussen 't Vliet en de Stichting Sociaal Kultureel Werk. Als wij dus akkoord gaan met het voorstel van b. en w. dan betekent dat dat wij t.a.v. hef deel van de raadsbrief dat daar over gaaf een voorbehoud maken. Ik begrijp uit de woorden van de wethouder eigenlijk dat hij hetzelfde zegt, want hij heeft opge merkt dat de besturen onderling tot overeenstemming moeten komen. Wel, dat is ook mijn punt, laten wij daar dan even op wachten. Iets dergelijks geldt t.a.v. de prioriteiten. Het gaaf daarbij niet om de prioriteiten 1 2, 3 en 4 die in het voorstel staan; daar ga ik mee akkoord. Het gaat er om dat ik mij niet wil vastleggen op de verdere prioriteiten zoals die genoemd staan in de raadsbrief om de eenvoudi ge reden dat je, als je je daar nu op vastlegt, geen enkele mogelijkheid meer hebt - tenzij je dat be sluit nog weer eens herroept - om nog wijzigingen aan te brengen. (De Voorzitter: Kunt u even aanha ken op het besluit dat bij de raadsbrief is? U moet twee dingen uit elkaar houden. De raadsbrief is de filosofie die wij geven; daar heeft de raad commentaar op gegeven. Dat kan dus verder in de molen. Wat wij vandaag besluiten is datgene wat concreet in het besluit staat. Als daar punten in staan die voor u op dit moment niet aanvaardbaar zijn dan zou u die even exact moeten noemen.) Hef voorstel is voor ons aanvaardbaar met daarbij één kanttekening betreffende het voorstel onder D. De wethouder heeft niet gereageerd op mijn opmerking dat dat wat mij betreft best wat scherper geformuleerd zou mo gen zijn, maar dan zou ik natuurlijk een formulering verzinnen. Het gaat dus om het onderling overleg tussen de instellingen. Onder D. staat alleen maar een verzoek en ik zou daar iets meer dan een ver zoek van willen maken. (Mevr. Visser—van den Bos: Misschien „op te dragen" in plaats van „te verzoe ken".) Ja, dan zouden wij er zijn. Ik wil dit in het belang van de instellingen zelf. (De Voorzitter: Kunt u er mee instemmen dat wij er „met klem verzoeken" van maken, want weth. Ten Brug wijst mij er terecht op dat wij hen dit niet direct op kunnen dragen. Wij kunnen straks indirect subsidievoorwaarden stellen, maar wij kunnen nu geen opdracht geven.) Mits dan bij dat „met klem verzoeken" de argumen tatie en de reden waarom dat noodzakelijk is er bij vermeld worden ga ik daar wel mee akkoord. (De Voorzitter: Ja, er kan een toelichting bij gelet op de discussie in de raad.) Precies. Mevr. Visser—van den Bos: Ook een paar korte opmerkingen. Eerst wil ik via u, aan het adres van de heer Singelsma, het volgende zeggen. Ik had van hem niet verwacht dat hij zo naïef zou zijn te den ken dat alle jonge mensen in één centrum gelukkig zijn; zo is het nu eenmaal in onze samenleving nog niet. Ik ben er van overtuigd dat er bepaalde groepen jongeren zijn die zich alleen gelukkig voelen in wat wij „hun eigen huis" noemen. Om dan maar weer pragmatisch tewerk te gaan, de commissie is gaan redeneren dat er in onze stad voor de groep werkende en werkloze jongeren niet echt een eigen huis is. Of dat inderdaad op hef Ruiterskwartier te vestigen is weten wij niet. In de raadsbrief wordt door het college zeer goed benadrukt dat er veel overleg voor nodig zal zijn en veel onderzoek of het mogelijk is om in hef voormalige Ruiterskwartier werkelijk een huis voor werkende en werkloze jongeren te ves tigen. Wij begrijpen best dat dat een moeilijke zaak is maar wij vertrouwen er op dat men hier nu op

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1977 | | pagina 13