240 De heer Van der Wal: iEr wordt hier en daar over een proefperiode gesproken; een proefperiode is dan een afgebakende periode. In het besluit lees ik alleen maar: Dit besluit treedt in werking op 1 maart 1977. Dat loopt dan dus tot in het oneindige door. (De heer Ten Brug (weth.): Nee, tot de wet in werking treedt.) Het is toch wel vreemd van een proefperiode te spreken als je weet dat de proef moet slagen omdat wij deze zaak straks in moeten voeren. (De heer Janssen: Wat het Zaailand betreft is er sprake van een proef.) Is daar ook een proef mee, u bedoelt dat voor de helft ontruimen. Ik zie niet hoe wij dat in de toekomst anders zouden moeten doen als ik de brieven en de notulen van de besprekingen met de markthandelaren lees. Alles overwegende en ook de belangen van het personeel in ogenschouw nemende - die zaak is in het ingezonden stuk duidelijk naar voren gekomen - wil mijn fractie graag de aantekening tegen dit voorstel te hebben gestemd. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met aantekening dat de heren De Greef en Van der Wal wensen te worden geacht tegen te hebben gestemd. Punt 24 (bijlage no. 74). De Voorzitter: Onze secretaris heet niet Simon maar Wilhelmus; u zult wel gezien hebben dat er onder de raadsbrief „S.J.G. Reumer" staat en dat moet „W.J.G. Reumer" zijn. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het mondeling door de voorzitter gecorrigeerde voorstel van b. en w. Punt 25 (bijlage no. 83). De heer De Greef: Dit voorstel is ook behandeld in de Onderwijscommissie, maar ik heb daarna nog een brief gekregen van het opbouwwerk Wielenpolle en woonwagenpark. Daarin worden een aantal ar gumenten genoemd om de opheffing te gaan begeleiden. Er wordt ook een suggestie gedaan in de brief, n.l. aan het raadsbesluit toe te voegen: Oprichting van een begeleidingscommissie b.v. bestaande uit het hoofd van De Sprenkelaar, een functionaris van de S.A.D. en een opbouwwerker ten behoeve van het woonwagenpark. Deze commissie zou dan een overgangsplan moeten maken en dat ter goedkeuring moeten voorleggen aan de ouders, de inspectie, de gemeenteraad en het Ministerie van Onderwijs. Mijn vraag is hoe de wethouder op deze brief reageert. De heer Ten Brug (weth.)Met de intentie van dat verzoek ben ik het eens, alleen lijkt het mij wat overdreven dat wij zouden moeten besluiten tot het instellen van een commissie. Er moet echter wel duidelijk een begeleiding komen. Er is contact met het hoofd van De Sprenkelaar - het voormalige hoofd van de Aebingaschool - m.n. over de situatie bij de Aebingaschool want daar zou die opvang wel eens kunnen zijn. Ik geloof dat wij er voor moeten zorgen dat er een goed contact is; er is nu ook wel een goed contact maar je zult daarbij iets aan de begeleiding moeten doen. Ik ben bereid om daar met de hoofden van de scholen en de opbouwwerkers in de Wielenpolle over te spreken. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punten 26 t.e.m. 32 (bijlagen nos. 84, 71, 76, 82, 98, 89 en 97). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 33 (bijlage no. 99). De heer Knol: Van een tekort van ƒ750.000,naar een overschot van ruim 4 miljoen, dit is sa mengevat het beeld van de begroting 1975 en de voorlopige rekening 1975. In een eerste opwelling kan dan de neiging ontstaan om te zeggen dat de ingediende begroting wel wat al te zwartgallig werd afge schilderd. Een nadere analyse laat echter zien dat het voornamelijk externe factoren zijn geweest die dit grote verschil hebben veroorzaakt, een voordeel in de rentesfeer 1 ,1 miljoen, hogere rijksvergoe dingen 1 ,7 miljoen, lagere uitgaven 1 ,1 miljoen en overige baten 8 ton, met elkaar 4,7 miljoen. In hoeverre hiermee structurele verbeteringen van het beleidsplan 1977-1981 zijn gemoeid worden wij he laas niet gewaar uit de raadsbrief. Het waren ook hoofdzakelijk externe factoren die indertijd tot een artikel 12-situatie hebben geleid, zodat de balans nu weer wat in evenwicht komt. Bovendien kan nu wel de conclusie worden getrokken dat het gevoerde financiële beleid van de laatste jaren om niet al te snel het rode potlood te grijpen wel juist is gebleken. Wij hebben in onze fractie uitvoerig gesproken over de bestemming van deze onverwachte meeval ler; naar ik heb begrepen is dat ook in de C.D.A.-fractie wel het geval geweest. Enerzijds was er een stroming die aan de stadsvernieuwing de hoogste prioriteit wilde geven, dit vooral ook als gevolg van de verslechtering van de rehabilitatieregeling en het niet van toepassing zijn van de interim-saldorege ling voor Leeuwarden. Anderzijds was er een standpunt om geen prioriteiten te stellen maar op dit mo ment deze meevaller te gebruiken als middel tot vergroting van de algemene financiële armslag in de komende jaren en wel door het gehele bedrag aan te wenden voor extra afschrijving op onrendabele in vesteringen. Wij hebben elkaar gevonden op een wat andere verdeling dan in de raadsbrief wordt voor gesteld. Maar alvorens deze verdeling in discussie te brengen zou mijn fractie graag wat meer geïnfor meerd worden over de motieven die er toe hebben geleid om de verdeling zo te maken als die nu in de raadsbrief wordt genoemd, n.l. 1 miljoen naar het fonds voor de stadsvernieuwing en 2 miljoen voor ex tra afschrijvingen. De heer Visser: De inhoud van dit voorstel is wel in scherpe tegenstelling met de artikel 12-periode nu blijkt dat het dienstjaar 1 975 met een positief resultaat van ruim 4 miljoen kan worden afgesloten. Op zich zou dit resultaat de begrotingstechniek van voorgaande jaren gemakkelijk in diskrediet kunnen brengen. Wij achten het dan ook van uitermate groot belang dat de raadsbrief een globale opsomming geeft van de externe oorzaken die aan de uitkomst ten grondslag liggen. Omtrent uw voorstel inzake de bestemming van het overschot het volgende. Mijn fractie gaat ak koord met de toevoeging aan de saldireserve van de meevallers tot en met het dienstjaar 1974. Omdat de uitkeringen en de bijdragen van het rijk nog niet als reële vorderingen aangemerkt kunnen worden achten wij het voorts juist dat voorlopig wordt volstaan met een bestemming van 3 miljoen. De voeding van het fonds voor de stadsvernieuwing met 1 miljoen vinden wij van belang en overigens ook in over eenstemming met het beleid t.a.v. incidentele overschotten, gelet op de vele voorzieningen die in de nabije toekomst in deze sector getroffen moeten worden. De financiële vooruitzichten op langere ter mijn zijn niet bepaald rooskleurig. In dit kader heeft het onze instemming dat een bedrag van 2 miljoen bestemd wordt voor vervroegde afschrijvingen. De structurele ruimte van ruim 2 ton die hierdoor ont staat past naar onze mening in het streven naar een financieel beleid dat steunt op het uitgangspunt van een sluitende begroting. Wellicht ten overvloede - de heer Heidinga heeft zopas al een opening ge maakt - brengen wij u in herinnering dat tijdens de behandeling van de begroting 1977 door onze frac tie een voorstel is ingediend beogende de voortgang van bestemmingsplannen, deelplannen en dergelij ke tijdig te verzekeren. Gelet op de discussie over dit punt en het structurele karakter van dat voorstel verzoeken wij het college bij de opstelling van de begroting 1978 het aan de orde zijnde voorstel mee in de overwegingen te betrekken. Mevr. Smit: De achtergrond van de raadsbrief is door de beide vorige sprekers ook al aangeroerd, van een tekort naar een behoorlijk overschot, voornamelijk veroorzaakt door een aantal externe fac toren die wij bij het vaststellen van de begroting 1975 bepaald niet konden voorzien en die wij zelfs hier en daar op het ogenblik ook nog niet helemaal kunnen overzien. Met de door u voorlopig voorgestelde verdeling van 3 miljoen van het totale bedrag kan onze frac tie zich wel verenigen. Ik geloof ook dat het voorstel dat er nu ligt gedeeltelijk al een uitvloeisel is van besluiten die wij eerder genomen hebben, o.a. bij de instelling van het fonds voor de stadsvernieu wing. Ik heb uit het voorstel wel begrepen dat het nu nog maar een gedeeltelijke verdeling is omdat wij nog niet precies weten waar het op uit komt. Het lijkt mij heel verstandig om, als er nog meer uit komt ik denk dat de ruimte nog zo'n 1 ,5 miljoen zal zijn -, die verdeling toch zeer kritisch te bekijken want het kan best zijn dat er structurele dingen zijn die gedaan moeten worden, misschien in het kader van de opmerkingen die de heer Heidinga daarnet maakte. Het lijkt mij een goed idee, maar dat zal toch nog opnieuw moeten worden bekeken. Ik neem aan dat daar een heel nieuw voorstel voor komt als het zo ver is. De heer De Greeften korte opmerking. Wij hebben bij de begroting het voorstel van de heer Hei dinga ondersteund om tot een versnelde uitvoering van bestemmingsplannen te komen. Wij zien in het overschot dat u op tafel legt een mogelijkheid om daar inderdaad ook waarheid van te gaan maken. Wij gaan akkoord met de toedeling van 1 miljoen aan het fonds voor de stadsvernieuwing, dat vinden wij reëel. Wij zouden graag zien dat die 2 miljoen zodanig werd verdeeld dat in ieder geval ook tegemoet wordt gekomen aan de poging om de bestemmingsplanprocedure te gaan versnellen, want hier hebben wij een keer de gelegenheid daarvoor en ik heb begrepen dat daar in de begrotingen in de toekomst weinig of geen ruimte voor zal zijn. Misschien zou het wenselijk zijn om het dan nu ook meteen in te voeren.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1977 | | pagina 18