37 36L{2- De heer Ten Brug (weth.)Ik heb begrepen dat het belangrijkste punt - dat was ook wel duidelijk - uit dit voorstel is: Hoe besteden wij die 4 miljoen. Ik heb ook begrepen dat er uit de raad wel diverse voorstellen zouden kunnen komen waardoor die 4 miljoen vrij gauw verdeeld zou zijn. Aan het adres van de heer De Greef zeg ik even dat als het structureel is je niet zo maar een miljoen gaat besteden, maar dat het dan iets is dat je jaren lang mee hebt. De heer Knol heeft gevraagd welke motieven aan het voorstel van b. en w. ten grondslag hebben gelegen. Laat ik beginnen met de niet benoemde 1 miljoen want buiten de 1 miljoen voor de stadsver nieuwing en de 2 miljoen voor extra afschrijvingen blijft er nog 1 miljoen over. Ten onrechte werd zo pas opgemerkt dat dat zonder meer naar de saldireserve gaat. (De heer Visser: Nee, dat was die van 1974 en voorgaande jaren.) Goed, maar over dit miljoen moet geen misverstand zijn. Tenzij wij anders besluiten gaat dit bedrag naar de saldireserve, maar het is niet de bedoeling daar geen voorstellen over te doen. Wij hebben alleen gemeend voorshands 1 miljoen te moeten reserveren in deze verdeling omdat de hoogte van een aantal uitkeringen waarvan wij menen dat wij ze van het rijk zullen krijgen niet voor 100% hard is; dat zou dus wel eens iets tegen kunnen vallen en daar hebben wij dat miljoen voor gereserveerd. Eventueel zou een deel daarvan of het hele miljoen - dat zou uiteraard in overleg met de raad moeten worden bekeken - toegevoegd kunnen worden aan de saldireserve om die iets steviger te maken, maar het is ook mogelijk om dat miljoen anderszins te verdelen. Wat het principe van de verde ling betreft spelen hier eigenlijk twee zaken een rol. Wij weten dat in het beleidsplan 1977-1981 het jaar 1981 het moeilijke punt is; wij hebben nog wat nawerking van de hele bezuinigingsoperatie, maar dan zitten wij toch wel weer op een beeld dat de miljoenen ons niet zo gemakkelijk zullen toevloeien dus moet er in die begrotingNenige ruimte gemaakt worden. Dat is het ene punt. Het andere punt is dat wij menen - wij denken daarmee toch ook wel te handelen naar het gevoelen van de raad - dat wij de ruim 2 ton die dan vrij komt voor allerlei doeleinden zouden kunnen gebruiken en ik kan mij haast wel voorstellen dat dat in feite niet zo'n groot bedrag is dat dat door de wensen die wij met elkaar nog hebben niet gauw op gebruikt zou zijn. Verder is er de prioriteit voor de stadsvernieuwing; die priori teit is door de raad gesteld en daar hebben wij indertijd een fonds voor ingesteld. Wij hebben bij het beleidsplan 1977-1981 voorgesteld om in de vette jaren iets te reserveren voor de magere jaren; dat is een duidelijk bijbels principe en ook een juist principe. Meer ligt hier niet aan ten grondslag. Er zit dus eventueel nog wat ruimte in wat betreft het miljoen dat wij voorlopig in petto houden. Wij weten nog niet precies wat doorwerkt in 1976 en 1 977; alle verbeteringen die in de raadsbrief staan en die een structureel karakter hebben zullen niet in onze begroting doorwerken omdat wij in 1977, eventueel ook al in 1976, daarvoor al wat hebben geraamd; dat zit dus al ergens in het beleidsplan. Het gaat hier om een grove benadering en wij menen dat wij eigenlijk aan beide elementen die de heer Knol al heeft genoemd en die in zijn fractie aan de orde zijn geweest terecht gevolg hebben gegeven. Als u dan te gen mij zegt dat de cijfers niet goed zijn dan is het volgens mij zo dat je daar verschillend over kunt denken. Het zijn voor ons ook niet verschrikkelijk harde cijfers maar wij dachten voorlopig ongeveer te benaderen wat vrij redelijk is; bij de bijstelling van de begroting 1977 weten wij al iets meer van de structurele factoren en dergelijke. Ik heb het gevoel dat 1976 ook nog wel iets mee zal vallen hoewel ik niet denk dat het in de miljoenen zal lopen. Wij kunnen dan op de richting die wij nu ingeslagen hebben duidelijk voortborduren. Naar de mening van het college zal dan èn de stadsvernieuwing èn het maken van ruimte in de begroting toch wel de prioriteit moeten hebben. De heer Knol: Ik heb zopas al gezegd dat er in onze fractie twee stromingen waren, twee uitersten feitelijk. Zij hebben beide wat water in de rode wijn gedaan en komen daarmee tot een wat andere op stelling dan in de raadsbrief staat. Ik heb uit het antwoord van de wethouder niet gehoord dat er zwaar wegende motieven aan de verdeling ten grondslag hebben gelegen. Ik heb in mijn verhaal al even aan geduid dat er vermoedelijk in deze 4 miljoen ook structureel nog wel iets zit dat lucht geeft in het jaar 1981 het bekende jaar met het tekort, althans op papier. Ik wil namens mijn fractie voorstellen om 3 miljoen ponds-ponds-gewijs te verdelen en Ij miljoen te storten in het fonds voor de stadsvernieuwing. Wij stellen dat voor om de volgende reden. Wij komen binnenkort voor een aantal beslissingen te staan m.b.t. de stadsvernieuwing die vermoedelijk wel wat geld zullen kosten, tenminste als wij het willen doen zoals wij het graag willen. Vandaar dat wij op dit moment voorstellen om 2 miljoen meer voor het fonds voor de stadsvernieuwing uit te trekken en I2 miljoen aan te wenden voor het scheppen van wat ruimte in de begrotingen voor de komende jaren. Ik heb daarvoor een voorstelletje gemaakt dat mede- ondertekend is door de heer Meijerhof en dat luidt: ,,De raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 21 februari 1977, besluit om van het voorlopig overschot op de rekening 1975 I5 miljoen over te boeken naar het fonds voor de stadsvernieu wing, I5 miljoen aan te wenden als extra afschrijving op onrendabele investeringen en over de bestem ming van de rest van het overschot een beslissing te nemen bij het definitief vaststellen van de rekening 1975." De heer Visser: Ik heb in mijn betoogje even aandacht besteed aan de voortgang van de bestem mingsplannen en ik heb daarbij aan het college het vriendelijke verzoek gericht om dit mee in de over wegingen, te betrekken bij de opstelling van het beleidsplan 1978-1982. Ik zou daar graag nog een ant woord op willen hebben. Wat betreft de gedachtengang van de heer Knol m.b.t. de verdeling van het overschot zou ik graag het antwoord van het college af willen wachten. De heer Ten Brug (weth.): Mijnheer Visser heeft gelijk, ik heb niet expliciet gereageerd op zijn opmerkingen. Hoe de ruimte die wij proberen te scheppen met de voorgestelde extra afschrijvingen ver deeld zal worden zullen wij nog aan de raad voorleggen, daarvoor zullen wij nog met voorstellen bij de raad moeten komen. Daarbij zal ook aan de orde komen - dat is een wens die uit de raad is geko men - of een deel van de ruimte in de richting van de ruimtelijke ordening, als ik het heel ruim mag zeggen, zal moeten vloeien ja of nee. Maar dat wordt uiteindelijk een beslissing van de raad; de raad zal dat af moeten wegen tegen allerlei andere prioriteiten. Dan het voorstel van de heer Knol. Wat die verdeling van de 4 miljoen betreft moet ik u zeggen dat het mij niet aan komt op een paar ton. Ik heb echter wel bezwaar tegen zijn voorstel om I5 miljoen te gebruiken voor extra afschrijving. Wanneer de heer Knol zegt dat er eigenlijk meer aandacht besteed moet worden aan het fonds voor de stadsvernieuwing dan zou ik het meerdere geld daarvoor liever voorshands af willen nemen van de niet benoemde 1 miljoen, want met de 2 miljoen voor extra afschrij ving maken wij duidelijk de ruimte van 230.000,en als wij daar 1 2 miljoen van maken dan wordt die ruimte minder. Ik zou dan liever de gok willen wagen naar de niet benoemde 1 miljoen. (De heer Knol: Als u dat verantwoord vindt dan kan dat om mij wel.) Ja, dat zou volgens mij wel kunnen, ik zou dat beslist liever willen. (De Voorzitter: Het gaat er ook om of de raad dat verantwoord vindt. De wet houder zegt dat er een zekere gok in zit. Het gaat er om of u die gok met elkaar durft te wagen. Wij weten dus niet zeker of het zo kan.) (De heer Knol: Mijn voorstel sluit het niet uit.) Het voorstel is I2 miljoen voor de stadsvernieuwing en I2 miljoen voor extra afschrijving. (De heer Knol: U moet de staart van het voorstel ook even lezen.) Ja, eventueel zouden wij het, als er ruimte voor is, later van die 1 miljoen af kunnen nemen, maar dat betekent dat de extra ruimte er nu niet direct is. Ik begrijp best dat u zegt dat de bestemming van de rest nog nader aan de orde komt, maar ik zou liever de ruimte die wij maken door de extra afschrijving zo safe mogelijk willen stellen. Het kan uiteindelijk wat meevallen, maar het kan ook wat tegenvallen; natuurlijk is het zo dat 1976 ook nog komt. Op de manier waarop ik het aanduidde lopen wij de minste risico's. Als u inderdaad wilt dat wij meer storten in het fonds voor de stadsvernieuwing dan zou ik liever gaan naar de verdeling I2 miljoen, 2 miljoen, 2 miljoen. (De heer Eijgelaar- (weth.): Wij kunnen ook nog wat besteden voor de mensen die gezorgd hebben dat het overschot er kwam.) De Voorzitter: Wij hebben er in het college ook uitvoerig over gesproken. Het is zo dat wij eigen lijk principieel alles zouden moeten besteden aan het scheppen van meer ruimte om dan straks, als wij het beleidsplan maken, de prioriteiten af te wegen met inbegrip van de stadsvernieuwing want dan kan de raad werkelijk alles tegen elkaar afwegen. Er wordt nu in het voor gewogen terwijl u de andere pro blemen niet kent. Daarom dring ik er ook met klem op aan in ieder geval 2 miljoen te bestemmen voor extra afschrijving, want daarmee creëren wij ruim 2 ton extra ruimte. Het is dan straks aan u om als u de balans voor u ziet - wij zullen er natuurlijk ook rekening mee houden - in te vullen hoe die ruimte gebruikt zal worden. Wij hebben echter gezegd: Laten wij in ieder geval gelet op de discussies die er in het verleden zijn geweest al vast 1 miljoen in het fonds voor de stadsvernieuwing storten want wij weten wel dat daar in ieder geval een extra voeding voor moet komen gelet op de argumenten die al zijn genoemd. Ik zou u willen vragen de door ons voorgestelde verdeling te aanvaarden; wij komen bij de raad terug t.a.v. de rest want die gaat niet zonder meer naar de saldireserve. U kunt dan alsnog be sluiten - u kunt er intussen nog eens rustig over nadenken - om nog een extra bedrag aan het fonds voor de stadsvernieuwing toe te voegen. Deze zaak kan van te voren ook nog besproken worden in de Com missie voor de Financiën. De heer Knol: Ik heb geen enkel bezwaar tegen een verdeling I2 miljoen stadsvernieuwing, 2 mil joen extra afschrijving. De Voorzitter: Wij hebben een voorstel gedaan, u doet een ander voorstel. In ons voorstel krijgt het laatste miljoen geen bestemming, met de bestemming daarvan komen wij nog in de raad. Het komt eerst nog in de Commissie voor de Financiën aan de orde. Deze gang van zaken is principieel de meest juiste. Akkoord? (De heer Knol: Nee, ik ga daar niet mee akkoord.)

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1977 | | pagina 19