tf IO
deling van de begroting hier in deze zaal ook de aandacht gevraagd is voor dit onderwijs en wij hebben
over dit punt al enig contact gehad met de betreffende afdelingen van het ministerie. De volgende
maand hopen wij met het bestuur van het Fries Avondcollege samen te komen en dan zal dit punt het
belangrijkste punt van bespreking zijn. De financiële kant speelt daarbij wel een rol maar wij kunnen
het op dit moment nog niet precies overzien. U weet dat het landelijk nogal in beweging is geweest en
dat het erg moeilijk ligt, m.n. wat de huurvergoeding voor de lokalen betreft. Bij de behandeling van
de begroting voor onderwijs in januari heeft minister Van Kemenade gezegd dat hij hier extra gelden
voor uit zal trekken. In dat opzicht zal het er dus waarschijnlijk iets beter voor komen te staan. Waar
de opleiding zou moeten worden gehuisvest is een niet zo gemakkelijk op te lossen probleem, maar wij
hebben van ouds op dit punt ook al contacten gehad met Het Baken en daar is in het kader van het te
ruglopen van de onderwijstaak van Het Baken waarschijnlijk wel enige ruimte; voor de practicumloka
len zal het nog wel enige moeilijkheden opleveren, maar dat is voorlopig een punt van nader orde. Wij
hopen er wel met vaart achteraan te gaan.
De brief wordt in handen van het Fries Avondcollege gesteld om advies.
Sub E e F.
De brieven worden in handen van b. en w. gesteld om preadvies.
Punt 3 (bijlage no. 40).
De heer De Jong: Voor de goede orde zeg ik vooraf dat mevrouw Willemsma de verpleegsector voor
haar rekening zal nemen.
Het is een goede zaak dat wij de Nota Bejaardenbeleid 1975 gelijk behandelen met de beleidsnota
van de Raad voor Bejaardenaangeiegenheden. Het is een beetje jammer dat wij de vorige keer dit punt
i.v.m. het late uur hebben moeten aanhouden omdat juist een dag daarna deze aangelegenheid in de
Tweede Kamer aan de orde was; wij zijn nu niet te laat maar de discussie was toen misschien actueler
geweest dan nu.
Ik wil graag beginnen met mijn waardering uit te spreken voor het vele werk dat de Raad voor Be
jaardenaangelegenheden in onze gemeente doet. Voor hun goede informatieve nota en voor hun snelle
reactie bij het signaleren van knelpunten zijn wij hen zeer erkentelijk. Onze Bejaardenraad heeft veel
woorden gewijd aan de landelijke Nota Bejaardenbeleid 1975 en ook zijn zorg over de daarin genoem
de voorstellen duidelijk uitgesproken. Wel moet voor een goed begrip eerst duidelijk worden vastgesteld
dat de Nota Bejaardenbeleid 1975 in tegenstelling tot de benaming geen beleidsnota is. Zowel in de
inleiding van de nota als in de memorie van toelichting wordt erkend dat de nota geen fundering van
het beleid wil geven maar slechts informatie. Als zodanig is het een waardevol stuk waar in de toekomst
zonder twijfel nog vaak naar gegrepen zal worden, maar men verwacht van de nota teveel als men er
de grondslagen in zoekt voor het beleid. Men zal dan ook nu reeds duidelijk moeten vaststellen dat
toekomstige beleidsmaatregelen zich niet kunnen beroepen op deze nota of op het feit dat de nota in
deze hoedanigheid zou zijn aanvaard.
Toch springt er wel één ding duidelijk uit de gehele nota naar voren, n.l.: het aantal verzorgings
plaatsen in tehuizen moet worden terug gebracht tot 7% van het aantal bejaarden. Als men er van uit
gaat dat het verzorgingshuis bedoeld is voor de onmisbare verzorging van mensen die deze specifieke
vorm van verzorging volstrekt nodig hebben dan dient men, alvorens deze voorziening aan een maxi
mum te binden, nauwkeurig te weten hoeveel mensen op deze onmisbare voorziening zijn aangewezen.
Het is onbegrijpelijk en veroorzaakt daardoor ongerustheid in onze Be jaardenraad dat de samenstellers
van de nota niet voldoende gegevens hebben vermeld om de 7%-norm te staven. Die kunnen er ook niet
zijn omdat het onderzoek dat die gegevens zou moeten opleveren nooit is gehouden. Men kan wel van
uit de nota kennis nemen van een onderzoek gehouden in een grote stad, Rotterdam, in 1968, een on
derzoek dat nauwelijks iets te maken heeft met de vraagstelling van nu en dat ook niet tot de norm van
7% als landelijk percentage leidt. Door de landelijke cijfers te noemen bereikt men dat de overschrij
ding in de ene regio of stad ten koste gaat van alle andere regio's en steden. Juist omdat de verzor-
gingbehoeftige bejaarde in de meeste gevallen in de eigen woonplaats wil blijven kunnen behoefte-ci j-
fers niet anders dan plaatselijke of hooguit regionale betekenis hebben. Plaatselijke behoefte-cijfers
moeten steunen op onderzoek naar de bevolkingssituatie en de validiteitsprognose ter plaatse, iets dat
onze Centrale Commissie Opnamebeleid Bejaarden en onze Be jaardenraad ook zo duidelijk in de eigen
bijdrage stellen; daar kennen ze de gegevens en daar willen ze er mee werken. Het landelijke cijfer
kan maar hoeft helemaal niet of niet helemaal plaatselijk te kloppen. Het is mogelijk dat het landelijk
BH
beleid moeilijk anders dan met algemene landelijke grootheden kan werken - dat wordt graag erkend -,
maar men moet zich dan wel ter plaatse waar het feitelijke werk wordt gedaan bewust zijn van de be
trekkelijke betekenis van deze landelijke grootheden. De nota stelt tot mijn verbazing op blz. 67 dui
delijk vast dat de uitbreiding van de verzorgingscapaciteit allereerst in verband moet worden gebracht
met de jaarlijkse vermeerdering van de bejaarde bevolking. Dit is op zich een merkwaardige gedach-
tensprong in deze nota die getekend is door vier bewindslieden, want het gaat immers niet om de 65-
jarigen maar om de verzorgingbehoeftigen en dat is een heel andere categorie, nog afgezien van het
feit dat het Nederlandse Federatieve Bejaardenbeleid bij de 7%-norm ruim 50.000 meer bejaarden be
rekent dan het Sociaal en Cultureel Planbureau.
In deze nota staat ook nog aangegeven dat, rekening houdende met de ontwikkeling van de dienst
verlening, verwacht kan worden dat een steeds toenemende vraag zal ontstaan naar meer en hoger ge
kwalificeerd personeel. Als het beleid van de overheid er inderdaad op gericht is de verzorging in be
jaardentehuizen te reserveren voor hen die aan een hoge mate van verzorging toe zijn en indien de te
huizen aan dat beleid con amore meewerken door steeds van alle gegadigden de meest urgente te kie
zen - daarmee wel rekening houdend met de leefbaarheid in het tehuis - dan moet het voor een ieder dui
delijk zijn dat de kosten uiteraard sneller stijgen dan die van de gemiddelde lonen en die van levens
onderhoud en dan is de personeelsnorm3 personeelsleden op 10 bewoners, niet meer te hanteren. De
pri jsgedragsregeIs vermelden echter nog steeds de reeds jaren bestaande personeelsnorm van 3 op 1 0 als
of er helemaal niets aan de hand is, alsof de ontwikkeling in de tehuizen stil heeft gestaan. De tehui
zen die hun taak verstaan en de verzorging geven die van hen verwacht wordt, moeten zich in steeds
grotere getale als normoverschrijders verantwoorden. Kon men voorheen in de personeelssector veelal
volstaan met voornamelijk huishoudelijk personeel dat weinig bijzondere bijscholing genoot, thans is
het aandeel der geschoolde beroepsverzorgenden aanzienlijk toegenomen en deze trend zal zich nog
verder voortzetten, dit alles nog afgezien van de verdere secundaire arbeidsvoorwaarden waaraan men
graag wil voldoen. C.R.M. wil nu een verruiming geven van 700 personeelsleden, aan te vragen op gro
te formulieren bij C.R.M., het gaat echter niet om het aantal doch om de behoefte aan verzorging voor
de oudere mensen.
Zowel in als buiten de nota wordt, zoals eerder gezegd, de 7%-norm op een nogal definitieve ma
nier gepresenteerd. Aanduidingen als „voorlopig" en dergelijke vermogen deze indruk uit de totale pre
sentatie niet weg te nemen. Er wordt een restrictief beleid op gegrond waarbij op blz. 68 wordt gesteld
dat de vermindering van de nieuwbouw met niet minder dan 30% thans geleidelijk maar zonder uitstel
moet worden gerealiseerd.
Deze gehele materie is in de Tweede Kamer in behandeling geweest en komt daar terug; dat geeft
een kans om onze politieke vrienden daar te informeren en hen te laten weten dat dit zo noch in Fries
land noch in Leeuwarden kan.
De nota geeft verder aan - onze Be jaardenraad noemt dit ook duidelijk als een vereiste - dat eerst
25% van de bejaarden dient gehuisvest te worden in aangepaste bejaardenwoningen; de aangepaste be
jaardenwoningen dienen een optimaal woongenot te verschaffen en dienen een gunstige ligging en een
goede bereikbaarheid te hebben, op geringe afstand van openbare voorzieningen, de woningen moeten
een beperkte omvang hebben, het interieur moet zijn aangepast en er moet een alarmsysteem aanwezig
zijn. Volgens de Be jaardenraad zullen wij de komende jaren 600 van deze woningen moeten bouwen,
hetgeen in de raadsbrief ook wordt overgenomen. De vier wensen die zojuist genoemd zijn blijken
geen geringe wensen te zijn en moeten haast wel leiden tot blokvorming van deze bevolkingsgroep,
hetgeen als zeer ongewenst aangemerkt dient te worden. Hoewel deze taken niet zo gemakkelijk reali
seerbaar lijken is het zonder meer een mooie opdracht om uit te voeren, maar dan zal toch eerst een
goed samenspel opgezet moeten worden met de diverse ministeries, want voor de bewoners van deze 600
woningen zal er meer wijkhulp voor handen moeten zijn, zullen wij moeten beschikken over meer
dienstverlening in de gezinsverzorging, zullen wij meer dienstencentra geopend moeten hebben, kort
om, zullen wij meer aan extra-murale zorg moeten doen. Maar juist deze voorzieningen moeten dras
tisch worden ingekrompen, hetgeen het bejaardenbeleid en de bejaardenverzorging in alle geledingen
niet ten goede kan komen, zoals bij de begrotingszitting reeds door ons is opgemerkt.
Wat in de nota wel erg op ons af komt is de algemene maatregel van bestuur van 30 april 1976
aangaande de indicatiecommissie die per 1 januari 1 977 in werking gesteld zou moeten zijn. In uw
raadsvoorstel zegt u dat u ons hierover binnenkort nader zult informeren. Beter was het misschien ge
weest deze informatie direct te verstrekken want deze aangelegenheid haalt naar Leeuwarder begrippen
nogal wat overhoop. Sinds 1969 hebben wij in Leeuwarden een Centrale Commissie Opnamebeleid Be
jaarden, die zeer goed werk doet. Men beoordeelt de bejaarden die via diverse instanties worden aan
gemeld, men stelt een lijst op van zeer urgente, urgente en minder urgente situaties, en de bejaarden
tehuizen kiezen een opname van de aanbevolen lijst van namen door de C.C.O.B. opgesteld. Deze