werkwijze is voorbeeldig. Men beoordeelt jaarlijks ongeveer 600 daarvoor in aanmerking komende per sonen men kan aan de hand van de gegevens duidelijk vaststellen dat er een wachtlijst is van ongeveer 200 personen. De vervangingscapaciteit bedraagt ook ongeveer 200 personen, zodat men deze wacht lijst nooit in heeft kunnen lopen wat mede beïnvloed wordt door het relatief hoge aantal bejaarden dat Leeuwarden heeft met het oog op het aantal verzorgingbehoevenden. Een gemiddelde leeftijd van ruim 82 jaar van bewoners van verzorgingshuizen is geen uitzondering in Leeuwarden. Wat uw opmerking in de raadsbrief betreft dat men de 7%-norm wil invoeren om te voorkomen dat verzorgingsbedden bezet worden door bejaarden die daar nog niet aan toe zijn, „zoals nu hier en daar toch het geval is", schrijft u, moeten wij toch duidelijk vaststellen dat door de voortreffelijke werkmethode van de C.C.O.B. die gevallen dan wel daar kunnen voorkomen doch beslist niet hier. Dit is niet duidelijk uit deze zinsnede te lezen maar daar mag voor wat Leeuwarden betreft geen twijfel over bestaan. Hopelijk kunt u ons dit in uw beantwoording bevestigen. Overigens tussen haakjes, het woord „verzorgingsbed den" komt bij mij wat vreemd over, ik spreek liever van „bewoners in tehuizen". De nieuwe indicatie commissie krijgt geheel nieuwe richtlijnen mee. Zo mag straks iedere bejaarde, zelfs van buiten de stad, zich melden en zelf de wens te kennen geven graag opgenomen te willen worden in een verzor gingshuis. Men mag zelfs zijn voorkeur voor een bepaald tehuis uitspreken, zodat het gevaar bestaat dat wij voor de diverse tehuizen weer afzonderlijke wachtlijsten zullen moeten opstellen. De nieuwe commissie moet naar de landelijke normen de kandidaat-bewoners beoordelen; die normen vallen duide lijk minder streng uit dan de gedragsregels die thans worden gehanteerd. De verwachting is dan ook dat er meer aanmeldingen binnenkomen - men mag zich immers zelf melden - en door een minder strenge beoordeling wordt de lijst mqt namen voor zeer urgente, urgente en minder urgente opnamen duidelijk groter, terwijl de vervangingscapaciteit 200 blijft. Deze nieuwe ontwikkeling haalt de thans gehan teerde voortreffelijke werkwijze flink overhoop en de situatie wordt er voor Leeuwarden beslist niet be ter op, temeer als men weet dat er op dit moment 250 bejaarden buiten de gemeente verblijven en de urgentielijst per 1 januari 1977 vrijwel 300 bedroeg. Het is zonder meer een trieste zaak dat deze 250 Leeuwarder bejaarden noodgedwongen in verzor gingshuizen buiten onze gemeente verblijven. U schrijft in de raadsbrief: „Dit tast duidelijk ons beleid aan en wij zullen blijven trachten het doel te bereiken om alle daarvoor in aanmerking komende Leeu warder verzorgingbehoevenden een plaats in één der Leeuwarder tehuizen te bieden." Hoe u dit wilt trachten te bereiken en hoe u dit waar wilt maken staat helaas niet in de raadsbrief. Onder de kandi daat-bewoners heerst een zekere ongerustheid over deze gang van zaken en wij zullen met elkaar alles moeten doen om deze onzekerheid weg te nemen. Het zou een intrieste zaak worden als wij gedwongen worden nog meer verzorgingbehoevenden uit onze stad naar elders te moeten laten vertrekken. Het is daarom haast onbegrijpelijk - je denkt haast aan een misverstand, juist nu al deze nuchtere cijfers deze noodzaak zo duidelijk aantonen - dat het ministerie zijn goedkeuring onthoudt aan het initiatief van De Hofwijck om 40 verzorgingbehoevende bejaarden op te nemen en daardoor een royale nieuwe opzet samen met de Stichting Parkherstellingsoord niet tot ontwikkeling laat komen. De situatie in de verzor gende sector is zelfs nog triester als men weet dat op dit moment - het cijfer is van 17 februari - 24 verzorgingbehoevende bejaarden verblijven op de ziekenzalen in de diverse tehuizen, één bejaarde verblijft zelfs op de ziekenzaal van een tehuis in Oenkerk. Aan deze situatie wil het provinciaal be stuur zeer terecht op korte termijn een eind maken. Even terug komend op het onbegrijpelijke misver stand lees ik een citaat voor uit de handelingen van de vergadering van woensdag, 2 februari, uitge sproken door staatssecretaris Meijer in de Tweede Kamer; hij zei: „De provinciale besturen hebben in de eerste plaats in het eigen gebied een verantwoordelijkheid. Zij kunnen differentiatie in de eigen provincie aanbrengen. Ik sluit ook niet uit dat de eindconclusie moet zijn dat er zelfs tussen provincies enige differentiatie moet worden aangebracht. Ik kan mij voorstellen dat er provincies zijn die traditio neel een grotere taak op zich nemen dan andere." Als ik dat lees dan gaat er een wereld van onbegrip voor mij open en dan stel ik u alleen de vraag: Moeten wij nu voor deze affaire zijn bij mijnheer Meijer of bij mijnheer Hut, secretaris Provinciale Raad voor de Volksgezondheid? Ik laat dat graag aan uw be oordeling en uw nader onderzoek over. Al deze overwegingen en al deze feiten dwingen tot de conclusie dat de verdergaande beperking van het aantal verzorgingsplaatsen in onze goede stad, zoals in de Nota Bejaardenbeleid 1975 om schreven, een ernstige aanslag betekent op het welzijn van een kwetsbare groep bejaarden van morgen. Gelet op al deze facetten het bejaardenbeleid van Leeuwarden betreffende zal het u duidelijk zijn dat wij ons grote zorgen maken. Wij zijn derhalve zo vrij u bij deze een motie te overhandigen die luidt: „De gemeenteraad, in vergadering bijeen op maandag, 21 februari 1977, spreekt zijn verontrusting uit over de gang van zaken ten aanzien van het aantal plaatsen in verzorgingstehuizen. De raad ver zoekt u alles te blijven doen om op korte termijn het dreigende tekort in het aantal plaatsen in verzor gingstehuizen af te wijzen door in eerste instantie 40 verzorgingsplaatsen te verkrijgen in De Hofwijck ■T/S waardoor de ziekenzalen in de tehuizen weer kunnen dienen voor het doel waarvoor ze zijn ingesteld. De raad verzoekt u tevens de indicatiecommissie zo in te stellen en te formeren waardoor de gedragsre gels van de C.C.O.B. zoveel mogelijk behouden kunnen blijven." De op 14 december 1976 ingediende en aangehouden motie komt hiermee te vervallen; die trekken wij bij deze in. Deze nieuwe motie is behalve door mij ondertekend door de dames Visscher-Bouwer en Willemsma-de Jong en de heren De Beer, De Greef en Singelsma. Mevr. Willemsma—de Jong: In grote lijnen kan mijn fractie akkoord gaan met hetgeen in de raads brief, in feite een korte weergave van de Nota Bejaardenbeleid, is vermeld. Nadat mijn fractiegenoot, de heer De Jong, heeft gesproken over de sector van de verzorgingbehoevende bejaarden een ander as pect, n.l. de huisvesting van onze geestelijk gestoorde bejaarden; dat vraagt onze bijzondere zorg. Ook in de Bejaardenraad is dit aspect een steeds weerkerend onderwerp van gesprek. Het is zo dat 135 van deze gehandicapten noodgedwongen in onze plaatselijke verpleeghuizen moeten verblijven die hiervoor de nodige accommodatie missen. Het zal u bekend zijn dat een geestelijk gestoorde bejaarde patiënt volgens de normen, in m2 vloeroppervlak uitgedrukt, over veel meer ruimte moet beschikken dan de gewone verplegingbehoevendeHet ongerief dat deze patiënten hierdoor iedere dag opnieuw ondervinden behoeft geen nader betoog. Waarom wij thans wat uitvoeriger bij deze zaak stil staan vindt zijn oorzaak in het feit dat de Leeuwarder verpleeghuissituatie in het provinciaal bestuur volop in stu die is. Wellicht dat onze argumenten samen met de door de Provinciale Raad voor de Volksgezondheid gegeven zienswijze in zijn concept-preadvies voor het provinciaal bestuur aanleiding kan zijn om in deze materie de nodige stappen te ondernemen die uiteindelijk moeten leiden tot een behoorlijk beleid voor deze categorie medeburgers in onze gemeente. In dit concept-preadvies worden verschillende op lossingen aangedragen om in deze behoefte te voorzien. Hieruit blijkt dat vanuit die kring onderkend wordt dat er in de Friese hoofdstad iets moet gebeuren voor deze patiënten. Echter het advies uit deze kring om 40 verpleeghuisbedden om te zetten in 50 bedden voor geestelijk gestoorde bejaarden zou zo'n ingreep zijn voor de uiteindelijk maar 10 bedden winst dat de Commissie voor de Volksgezondheid heeft gemeend dit te moeten afwijzen, m.i. terecht. Op 12 apr'l 1976 hebben b. en w. een aanvraag inge diend om in Triotel de in totaal 192 aanwezige bedden om te mogen zetten in 150 bedden voor soma tisch dus lichamelijk zieke patiënten en vervolgens door bijbouw de mogelijkheid te scheppen van 100 bedden voor geestelijk gestoorde bejaarde patiënten. Deze aanvraag dient naar de mening van mijn fractie recht overeind te blijven staan. De zaak is hiermee echter nog niet rond, immers ook de kwestie De Hofwijck/Parkherstellingsoord speelt nog. Eerstgenoemde instelling voldoet niet geheel meer aan de eisen die thans aan een verpleeg huis gesteld moeten worden. Onderling is men het eens geworden dat de 77 Hofwijckbedden kunnen worden overgenomen door Parkherstellingsoord onder beding dat De Hofwijck dan 40 verzorgingsbedden terug zal moeten krijgen. Parkherstellingsoord kan dan soelaas bieden voor een aantal geestelijk ge stoorde bejaarde patiënten. Het college staat hier achter. Het provinciaal bestuur stond in eerste in stantie afwijzend tegenover deze oplossing. In latere instantie keurde het de 40 Hofwi jckbedden goed. De staatssecretaris heeft echter afwijzend beschikt. Wat gebeurt er nu juist op dit ogenblik? Den Haag gaat bezuinigen, capaciteitsuitbreiding is er niet meer bij en de gemeente Leeuwarden vist achter het net. Op financiële gronden heeft de rijksover heid gelimiteerd dat 7% van de bejaarden als verzorgingbehoevenden in daarvoor geschikte bejaarden oorden zijn op te nemen en 4j% in verpleeghuizen. Het lijkt er op dat landelijke cijfers en normen ons regeren. De normeringen zijn zo langzamerhand een begrip in het bejaardenbeleid. Merkwaardig is in dit verband dat onze provincie tot een proefgebied is aangewezen voor wat betreft het bejaardenbeleid, dit onder verantwoordelijkheid van het provinciaal bestuur. Kan weth. De Vries mij enige informatie geven hoe het nu staat met het project dat in regionaal verband moet worden opgezet? Wat hebben die normeringen voor het Leeuwarder beleid voor effect? Het is een feit dat de cijfers voor Leeuwarden nogal afwijken van de landelijk geldende cijfers. Nu zou men mogen verwachten dat er openingen voor een plaatselijk aangepast beleid gegeven zouden zijn. Niets is echter minder waar. Daarom zijn wij van gedachte dat onze zorg gerechtvaardigd is. In dit verband uit de rijstebrijberg van percentages en getallen hier enkele naar voren springende en voor ons belangrijke percentages. Landelijk ligt de situa tie er zo heen dat 10,5% van de bevolking onder de groep bejaarden valt; in onze gemeente springen wij hier met 2,9% bovenuit. Landelijk ligt het percentage hoogbejaarden van 85 jaar en ouder op 0,7% van de bevolking; wij komen hier weer met 2% bovenuit en dit betekent in ons geval toch nog altijd 165 hoogbejaarden meer. Hieruit blijkt duidelijk dat een landelijk beleid steunend op landelijke nor men niet zonder meer kan worden overgezet naar de gemeente en de regio met zijn eigen specifieke problemen. Gelukkig heb ik uit de kamerdebatten, met de staatssecretaris gehouden op 2 februari jI mogen beluisteren dat een percentage geen dogma is en dat, zo men dat kan aantonen, aanpassing van

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1977 | | pagina 4