het beleid mogelijk is. De moeilijkheid ligt dus niet bij de staatssecretaris maar kennelijk ergens anders. Hier ligt naar mijn mening een duidelijke opening om met duidelijk aangetoonde behoeften bij de pro vincie en bij de rijksoverheid ons plaatselijk te voeren beleid te verdedigen, waarbij rekening ware te houden met het gegeven dat, ondanks een vrij constant blijvend inwonertal, het aantal bejaarden door de jaren heen verhoudingsgewijs ook nog sneller pleegt te stijgen. Evenzo zal blijkens een V.N.G.- commentaar op de landelijke Beleidsnota Bejaardenzorg het aantal hoogbejaarden in de toekomst blij ven toenemen, zie pag. 12 van onze nota. Kortom, wij menen te moeten pleiten voor een soepele han tering van normen, temeer omdat deze betrekking hebben op soms weerloze mensen. Wij hoeven wat dit betreft niet zonder enige hoop te zijn want immers ook in het concept-pread vies van de provinciale raad zijn een aantal uitgangspunten voor planning op langere termijn gegeven. In het kort: le Voorkeur voor gecombineerde huizen voor somatische en geestelijk gestoorde patiënten; 2e De grootte van deze tehuizen zal op 200 bedden gesteld moeten worden; enige afwijking is accepta bel; 3e De huizen dienen zo dicht mogelijk bij bevolkingscentra, maar ook bij het oude milieu van de verzorgde gelegen te zijn, dit vanwege toch al erg weinig bezoek; 4e Economische en andere overwe gingen leiden tot het principe dat verpleegtehuizen daar moeten zijn waar ook ziekenhuisvoorzieningen aanwezig zijn. Dit getoetst aan de Leeuwarder situatie en de gebieden daaromheen biedt perspectief om tot een goede oplossing te komen. Er zijn echter ook voorwaarden gesteld en die zijn: le Een samen werkingsverband dient tot stand te komen tussen de drie Leeuwarder verpleeghuizen; 2e Een goed regi stratiesysteem waarbij de Sociaal Geriatrische Dienst als coördinator moet optreden voor opnames. Ik zou de wethouder graag willen vragen of deze voorwaarden kunnen worden gehonoreerd. Op grond van deze criteria kunnen er dus geen belemmeringen zijn. Samenvattend kom ik tot het volgende. Wij blijven aandringen op voorzieningen in de eigen ge meente voor verpleging van geestelijk gestoorde bejaarde patiënten, uitbouw van het verpleeghuis van Triotel met 100 bedden voor geestelijk gestoorde bejaarden tegen inlevering van 42 somatische bedaen, in De Hofwijck de mogelijkheid scheppen van 40 bedden voor verzorgingbehoevenden en overname door Parkherstellingsoord van de 77 Hofwijckbedden. Mede namens mevr. Visscher-Bouwer dien ik een motie in van de volgende inhoud: „De raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 21 februari 1977, kennis genomen heb bende van de beleidsmaatregelen van de centrale overheid t.a.v. het bejaardenbeleid en de hierin ver vatte landelijk toe te passen normen en percentages qua bevolkingssamenstelling bij de behandeling van aanvragen om voorzieningen van verzorging- en verplegingbehoevende en geestelijk gestoorde bejaarden en de hieraan ontleende bevoegdheden van het provinciaal bestuur, mede kennis genomen hebbende van de Nota Bejaardenbeleid 1976 van de Raad voor Bejaardenaangelegenheden in de gemeente Leeuwarden, is van oordeel: dat een verantwoord bejaardenbeleid op gemeentelijk niveau onmogelijk wordt gemaakt door toepassing van deze landelijk vastgestelde normen; dat plaatselijke omstandigheden hiervan dusdanig kunnen afwijken dat toepassen van deze normen zonder meer tot grove onbillijkheden en onrechtvaardige uitkomsten leiden waardoor de gemeente Leeuwarden niet in staat geacht kan worden aan een groot aantal verzorging- en verplegingbehoevende en geestelijk gestoorde bejaarden passende hulp te bieden; gelet op het feit dat de drie verpleegtehuizen in de gemeente Leeuwarden zich bereid hebben verklaard om in nau we samenwerking tot een zo gunstig mogelijk resultaat te komen, naar den eis; mede gelet op het voren staande en de hierover gevoerde discussie dringt de raad der gemeente Leeuwarden bij het provinciaal be stuur met klem aan op het treffen van maatregelen die, rekening houdend met de plaatselijke omstandig heden, een adequate verzorging van onze bejaarden waarborgen." Deze motie die ik, zoals gezegd, indien mede namens mevr. Visscher-Bouwer, is ook ondertekend door de heren Bijkersma, De Greef, Singelsma en De Jong; de heer Bijkersma is nog niet aanwezig, maar de motie was voor de vorige vergadering al ondertekend. Mevr. Visscher—Bouwer: Door de vorige sprekers is uitvoerig de intra-murale zorg voor de bejaarden behandeld; daar heb ik dan ook niets meer aan toe te voegen want er is zeer grondig uitgelegd hoe dat op het ogenblik in elkaar zit en waar de knelpunten liggen. Door de Nota Bejaardenbeleid 1975 van de regering en door de beperkende percentages die door de vorige sprekers uitvoerig zijn belicht valt de nadruk thans heel erg op de uitbouw van de extra-mu- rale zorg; daar wordt in de rijksnota ook op aangedrongen, het is er ook een logisch gevolg van. Wij lezen in de raadsbrief dat u de D.S.O. reeds opdracht hebt gegeven om aandacht te schenken aan de eis van de regering om voor 25% van de bejaarden aangepaste bejaardenwoningen te bouwen en dit mee te nemen bij de komende bestemmingsplannen. Wij zien deze ontwikkeling met belangstelling tegemoet, vooral in de bouwcommissie betreffende bejaardenhuisvesting; wij hopen tijdig hierover mee te kunnen spreken. Inmiddels is vorig jaar de Stichting Bejaardenwerk Leeuwarden tot stand gekomen en is er een stedelijke projectleider benoemd. Deze stichting zal de leemten die er thans zijn moeten opsporen en dan speciaal de leemten in de extra-murale zorg; de stichting zal moeten trachten daar waar dit niet /}/S met beroepskrachten kan een stuk dienstverlening ter hand te nemen door het inschakelen van vrijwilli gers. M.n. hopen en verwachten wij dat de z.g. dienstencentra A die vooral functioneren als ontmoetings centra meer de nadruk zullen gaan leggen op de dienstverlening in de wijk, dus een uitgroeien naar z.g. dienstencentra B, waarmee niet gezegd wil zijn dat de functie als ontmoetingscentrum niet zeer belangrijk is. De Stichting Be jaardenwerk Leeuwarden heeft thans vijf pijlers, n.l. het dienstencentrum Willem Sprenger, het dienstencentrum Het Vliet, het dienstencentrum in aanbouw Dirk Boutsstraat, de Sociëteit in de binnenstad en een z.g. project gecoördineerd be jaardenwerk, ook wel een dienstencen trum B genoemd waar ik net op doelde. Dit is in principe een dienstencentrum zonder accommodatie, in oprichting in het westen van de stad; hier is tot nu toe dus geen accommodatie gepland. Bij een project gecoördineerd be jaardenwerk valt de nadruk op de samenwerking met de wi jkorganisaties om tot samen werking te komen ten behoeve van de groep hoogbejaarden en mindervaliden uit de wijk teneinde cen trale signalering der behoeften alsmede garandering der hulpverlening mogelijk te maken. In de andere wijken zijn vanuit de dienstencentra A steunpunten in de wijk en wij hopen dat het de Stichting Be- jaardenwerk Leeuwarden zal lukken om op deze manier een stuk dienstverlening tot stand te brengen voor de hele stad door het vrijwilligerswerk in te schakelen en uit te breiden zodat de bejaarde mens voldoende hulp en steun krijgt wanneer de verantwoordelijkheid voor eigen welzijn moeilijker te dra gen is. De Voorzitter: Voordat ik de wethouder het woord geef wil ik mevr. Willemsma vragen of zij - dat geldt natuurlijk ook voor de andere ondertekenaars van de motie - er mee in kan stemmen dat het slot van de ingediende motie wordt gewijzigd; er staat: „dringt de raad der gemeente Leeuwarden bij het provinciaal bestuur met klem aan op het treffen van maatregelen" enz. Ik zou willen voorstellen daar van te maken: „dringt de raad der gemeente Leeuwarden met klem aan op het bevorderen van het tref fen van maatregelen" enz. Het gaat n.l. niet alleen om het provinciaal bestuur, het gaat ook om rijks instanties. (Mevr. Willemsma—de Jong: Wij waren het daar niet over eens; persoonlijk ga ik wel ak koord met de wijziging.) Het gaat alleen maar om een verruiming van de motie. De heer De Vries (weth.): De heer De Jong is begonnen met te constateren dat er in zijn fractie waardering bestaat voor het werk dat de Bejaardenraad heeft verricht m.b.t. de opstelling van de Nota Bejaardenbeleid 1976. Het college wil zich graag van harte daarbij aansluiten. Dit is niet de eerste keer dat de Be jaardenraad met een goed onderbouwde nota komt, wij zijn het onderhand min of meer gewend en wij rekenen er ook op dat men in de toekomst het bejaardenbeleid met dezelfde kritische zin zal blijven volgen als tot nu toe het geval is geweest. De heer De Jong heeft een aantal opmerkingen gemaakt m.b.t. de 7%-norm, de vuistregel, en hij heeft geprobeerd aan te tonen dat de verhoudingen t.a.v. deze zaak in Leeuwarden toch wel enigszins anders liggen dan elders in den lande en misschien ook wel in onze provincie. Mevr. Willemsma is hem daar min of meer in gevolgd, zij het dan dat zij vanuit een andere invalshoek deze materie heeft bena derd. Als wij de zaak reëel zien dan is het inderdaad zo dat de 7%-norm in de nota van de regering niet gericht is op de situatie van nu maar op de situatie in de tachtiger jaren; men wilde vanuit de overheid een opening maken om de gemeenten in de gelegenheid te stellen naar een dergelijk beleid toe te werken en daar naar toe te groeien. De praktijk van nota's is evenwel dat zij een eigen zelfstan dig leven gaan leiden. En wat bedoeld is voor de tachtiger jaren is eigenlijk over de gehele linie al een zaak geworden waarmee iedereen op dit moment al rekening houdt. Die globale vuistregel van 7% is op zichzelf een nare zaak aan het worden. Vanuit de V.N.G. is bij een hearing hierover in de Twee de Kamer ook de nodige kritiek geuit en eigenlijk had men daar in de praktijk ook niet zo erg van te rug, anders dan dat de staatssecretaris zei: „Ja, luister eens, wij benaderen deze zaak macro-sociolo gisch en wat voor de totaliteit als norm geldt kan natuurlijk hier en daar wel verschillen." Ik vermoed ook inderdaad dat hij wat dit bedtreft wel gelijk heeft, alleen zitten wij hier met de situatie dat wij op dit moment toch wel in een positie dreigen te komen waarvan wij de consequenties nog niet volledig kunnen overzien. De h eer De Jong en mevr. Visscher hebben beiden de noodzaak gestipuleerd van de bouw van 600 aangepaste woningen voor bejaarden. B. en w. hebben in hun commentaar ook gesteld dat dat voor ons een beleidsuitgangspunt zal zijn; wij zullen proberen bij de verdere planning van de woningbouw hier zo goed mogelijk op in te spelen en wij houden ons bij voorbaat aanbevolen voor advisering vanuit de bouwcommissie van de Be jaardenraad. Wat de personeelsnorm betreft heeft de staatssecretaris bij de behandeling in de Tweede Kamer enige weken geleden - het was op 2 februari - de beknelling van 3 op 1 0 die daar op lag enigermate teruggeschroefd. Hij heeft gezegd: „Wanneer men in tehu izen kan aantonen dat de mate van verzor gingbehoeftigheid het nodig maakt dat wij een hogere norm moeten toepassen dan ben ik genegen om

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1977 | | pagina 5