11 10 ders van de panden 11 en 15. De toenmalige wethouder van Ruimtelijke Ordening, de heer Tiekstra, besloot de bijeenkomst aldus: "Mocht daartoe aanleiding zijn dan zal op deze aangelegenheid terug ge komen worden. Toegezegd wordt dat men van de ontwikkeling op de hoogte zal worden gehouden." Bij navraag is gebleken dat dit niet is gebeurd. Omdat allerlei geruchten de ronde deden schreef de heer Copini op 2 maart 1976 een brief aan b. en w. en gaf daarin te kennen het pand Prins Hendrikstraat 11 te willen kopen om zijn zaak, gevestigd in pand nummer 9, uit te breiden. In een schrijven van de af deling V.O.W., gedateerd 14 mei 1976, stond dat het wachten was op een standpuntbepaling van de gemeenteraad. En weer hoorden de winkeliers niets totdat b. en w. met een voorstel kwamen om deze panden te verkopen aan de A.B.N. Deze panden zijn destijds door de gemeente gekocht om gesaneerd te worden. Nu deze sanering niet doorgaat wil de gemeente deze panden weer afstoten. B. en w. gingen er van uit dat 1 miljoen voor rehabilitatie juist was en oordeelde dat dit voor de huidige huurders en eventuele latere eigenaren te duur was en besloten de panden niet aan de huurders te koop aan te bie den maar aan de A.B.N. Mijn vraag luidt: Hoe komt u aan het bedrag van 1 miljoen gulden en waaruit concludeert u dat dit bedrag te hoog zou zijn voor de huidige gebruikers? In het beleidsplan 1976-1980 staat op blz. 96 dat panden aangekocht door de gemeente voor sanering welke ingevolge raadsbesluiten niet meer voor de gemeente van belang worden geacht eerst aan de huidige huurders moeten worden aan geboden. Dat is een uitspraak die niets aan duidelijkheid te wensen over laat, een uitspraak die komt uit een beleidsnota die unaniem door deze raad als uitgangspunt van het beleid in de komende jaren is aanvaard. B. en w. hebben zich hier niet aan gehouden en uit de raadsbrief blijkt dat ze dat ook niet van plan zijn. Op vragen gesteld tijdens de vergadering van de Commissie R.O. vorige week op 7 maart antwoordde weth. Rijpma dat b. en w. morele verplichtingen hebben t.o.v. de A.B.N. en ik zou graag van u willen weten welke deze verplichtingen zijn. Gezien de uitgangspunten genoemd in het beleids plan 1976-1980 heeft de gemeenteraad alleen maar verplichtingen t.o.v. de huidige gebruikers. Ik geef u in overweging om het voorstel terug te nemen en alsnog op basis van taxaties met de huidige gebrui kers te onderhandelen conform de uitspraken van de raad. Het hangt van de beantwoording van de wet houder af of ik hierover eventueel met een motie zal komen. Uit datgene wat ik gezegd heb zou u - overigens ten onrechte - op kunnen maken dat ik tegen uw voorstel zou zijn, maar daar gaat het op dit moment niet om. Voordat wij daarover gaan praten zou ik graag eerst een antwoord hebben op mijn vragen De heer Van der Wal: In augustus 1974 werd na jaren van intensief vergaderen, plannen maken en inspraak van de bevolking het structuurplan voor de binnenstad door deze raad vastgesteld. Weliswaar werden b. en w. niet moe te verklaren dat een structuurplan geen onmiddellijke rechtsgevolgen had, maar dat het een beleidsplan was van waaruit bestemmingsplannen konden worden gemaakt, het gemeen tebestuur had nu een oordeel geformuleerd over de gewenste ontwikkeling van de binnenstad. Vele schone woorden werden bij de totstandkoming van dit beleidsplan gesproken, het gemeentebestuur en de bevolking wisten waar het met de binnenstad naar toe moest. Dat was een goede zaak en er werd veel dank gebracht aan al degenen die bij de totstandkoming van dit prachtige plan waren betrokken. Er wa ren toen uiteraard ook al kritische figuren die hun twijfels hadden of b. en w. met hun ambtenaren wel naar de letter en de geest van dit plan zouden handelen als er andere, sterkere belangen in het geding zouden komen. Dat waren vervelende mensen die het gemeente-apparaat wantrouwden. (De heer Ten Brug (weth.): Dat zijn het nog.) Dat zal wel. Alle belangen waren voldoende tegen elkaar afgewogen in het structuurplan en vanzelfsprekend zou het dagelijks bestuur van de gemeente het beleid van de ge meenteraad loyaal uitvoeren, daar moest op vertrouwd worden. Ondertussen ging wel de ontwikkeling aan de Willemskade, de afbraak van de Willemskade, rustig door. Niets aan te doen, zeiden b. en w., er zijn geen bestemmingsplannen, en de Frieslandbank, de Bondsspaarbank, de Kamer van Koophandel, de F.B.T.O. en de O.T.O.S. konden hun gang gaan. Bij de O.T.O.S. hebben wij dan nog georobeerd door een spekje toe te werpen in de vorm van een stukje grond de zaak wat ten goede te keren maar dat is op een enorm fiasco uitgelopen, ze hebben er alleen een stukje gemeentegrond bij gekregen en zijn toch even hoog gaan bouwen met toestemming van het college in afwijking van wat er aan de raad toe gezegd was; u kunt zien welke waarde aan dat soort richtlijnen gehecht wordt, de O.T.O.S. kon zijn gang gaan zoals hij dat zelf wilde. Van enig welstandstoezicht valt niets te merken, kijk naar de Kamer van Koophandel, de Frieslandbank en de Bondsspaarbank, dat heeft allemaal niets maar dan ook niets met binnenstadsbebouwing te maken, laat staan met beschermd stadsgezicht. Tot dan toe huppelde de gemeente achter de feiten aan. Bij dit plan is dat anders. Hier durven b. en w. een positieve bijdra ge voor te stellen tot de verdere ontluistering van de Willemskade. Hier kunnen de plannen n.l. niet eerder worden uitgevoerd dan nadat de gemeente grond en panden verkoopt aan de A.B.N. Er is ook al uitvoerig door de heer Geerts en andere sprekers betoogd dat dit plan strijdig is met praktisch alles wat er in het structuurplan over deze materie te lezen valt. B. en w. geven dat zelf ook toe, die zeggen dat het op gespannen voet staat met het structuurplan en dat betekent in ambtenarentaal dus gewoon dat het er strijdig mee is. Behalve de geleidelijke overgang naar kleinschalige bebouwing - overigens valt op de foto onderaan op de folder die wij hebben gekregen goed te zien wat er onder groot- en onder klein schalige bebouwing verstaan wordt; ik geloof niet dat dat enige vorm van twijfel kan oproepen -, plaat selijk herstel of nieuwbouw van woningen in gebieden met gemengde bebouwing is er de functie. De functiekaart is destijds nogal goed bediscussieerd in de raad. Op die kaart staat aan de Prins Hendrik straat - het gaat om een klein gebiedje; er is dus duidelijk over gedacht en het is er bewust zo neerge zet -: winkels met bovenwoningen. Wat staat er op het ogenblik? Ook winkels met bovenwoningen, dus wij zouden het niet beter kunnen hebben als er in het structuurplan staat. Verder zijn er ook nog legio waarden en doelstellingen waardoor strijdigheden worden opgeroepen als je naar de huidige plan nen kijkt, ik denk aan behoud van eigen karakter en identificatiemogelijkheid; stelt u zich eens voor als de ene helft van de ingang, een historische binnenstadsingang, wordt vervangen door een kantoor gebouw in de trant zoals ze verderop aan de Willemskade verschenen zijn ondanks alle mooie richtlij nen. Tot nu toe hebben die richtlijnen nog helemaal niets uitgehaald. Ik denk ook aan handhaving van diversiteit van functies en eigenschappen en bevordering van de woonfunctie. Onder het kopje "kanto ren en dienstverlenende instellingen" staat zelfs: beperking passieve kantoorruimte. Ik weet wel dat er wel enige baliefunctie is en misschien zullen ze er wel een reisbureautje in stichten, maar veel kan van die baliefunctie nooit waar gemaakt worden want de banken hebben bij tientallen filialen in de wijken gesticht. Standaarddoel 3 onder dat kopje: geen eenzijdige kantoorkwartieren in de binnenstad. Wel, dat is een heel goed uitgangspunt, heel bewust vastgesteld. Daarmee is dit volledig strijdig, nog even en dit hele blok is één kantoor. Dan is dit voorts ook strijdig - het is al genoemd - met de Monumenten nota. Destijds - het is nog maar een paar maanden terug - heb ik bij de aanvaarding van de Monumen tennota de vrees uitgesproken dat deze nota wel voor de bureaula geschreven zou zijn. Dat werd met de grootste stelligheid ontkend, deze nota was wel degelijk mede uitgangspunt van het beleid. Nou, als dei zo is dan ziet het er voor de A.B.N. niet zo best uit. In de nota staat o.a.: "Naast beschermde monumen ten zal aandacht geschonken moeten worden aan niet beschermde monumenten die vaak beeldbepalend voor een straatwand kunnen zijn. Dan zal ook in de binnenstad door b.v. de toepassing van serie-ele menten en streven naar efficiëntere bouwmethoden op een andere wijze moeten worden gebouwd. Het is duidelijk dat een dergelijke bouwwijze, indien in grote series toegepast, voor een historische kern zo als Leeuwarden die bezit uiterst verwerpelijk is. Dan zal al spoedig het gezicht van de binnenstad een onaanvaardbare gedaantewisseling ondergaan waardoor in een korte spanne tijds iets vernield zal wor den wat in eeuwen is gegroeid. Als het ons ernst is met de binnenstad dan zal er gestreefd moeten wor den naar zoveel mogelijk herstel van de afzonderlijke panden en gevelwanden. Het streven dient er op gericht te zijn de individualiteit van de binnenstad te behouden waarbij aanvaard zal moeten worden dat de kosten per wooneenheid de kosten van moderne woningbouw te boven zullen gaan." Nou, zo staat er nog wel meer in. Ook het beschermd stadsgezicht wordt genoemd. Daarmee kan je, heb ik nu gemerkt, alle kanten uit redeneren. De term is afkomstig uit de Monumentenwet en betekent gewoon: Wij waarderen het huidige aanzicht van de stad zo hoog dat wij dat willen beschermen. Daarbij is er dan geen plaats voor bouw a la Frieslandbank en dergelijke. Voorts is het ook nog strijdig met de be leidsuitspraak - de heer De Beer heeft dat ook al gezegd - dat panden die als gevolg van raadsbeslui ten niet meer voor de gemeente van belang worden geacht zullen worden afgestoten waarbij op basis van taxatie in de eerste plaats met de huidige gebruikers zal worden onderhandeld. Er wordt in die be leidsuitspraak niet gesproken over "huidige huurders" of over "huidige vaste huurders" of iets dergelijks, nee, er staat "de huidige gebruikers". Dat laat geen ruimte voor twijfel, de heren Copini en Tetman de Vries gebruiken die panden en op basis van een publieke uitspraak, unaniem door de raad genomen, kunnen zij publiekrechtelijk en natuurlijk ook moreel aanspraak maken op onderhandelingen met de ge meente. Het zou m.i. van onbehoorlijk bestuur getuigen als dat niet zou gebeuren. Ondanks dit alles is het college een morele verplichting - dat zijn woorden van de wethouder - met de directie van de A.B.N. aangegaan. Het enige positieve argument dat er eigenlijk uit komt is het argument van de werk gelegenheid en juist dat argument gaat niet op; bij bestudering van de brief van de A.B.N. die ter inza ge lag blijkt n.l. dat de A.B.N. kennelijk teveel vloeroppervlakte heeft want zij willen bovengronds parkeren op Willemskade 8a en 8b - ik citeer een stukje uit de brief -: "zodanig dat het past in het totaalbeeld van de Willemskade", waar zij dan wel het toekomstige totaalbeeld van de Willemskade mee zullen bedoelen, ik kan mij niet voorstellen dat het in het huidige beeld van de Willemskade zou kunnen worden ingepast. Ze hebben dus kennelijk vloeroppervlakte over. B. en w. zeggen ook: Vergeet dat maar, je moet het bebouwen. Als je dan de plattegrond van het zaakje bekijkt dan kan je in één oogopslag zien dat de oppervlakte die eventueel verloren zou worden door het niet afbreken van de Prins Hendrikstraat ruimschoots gecompenseerd zou worden door het eventueel wel bebouwen van de panden Willemskade 8a en 8b. Kortom, er blijft genoeg vloeroppervlakte, zelfs nog meer vloeropper-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1977 | | pagina 6