6-33
er een veel betere communicatie - daar wordt echt naar gestreefd - tussen de gemeentebesturen en het
regiobestuur, de uitwisseling van stukken is veel beter geregeld, die worden in veel gevallen gezonden
aan alle raadsleden of in ieder geval ter inzage gelegd, de verslagen van de vergaderingen van het da
gelijks bestuur zijn bekend bij de raadsleden. De raadsleden die in het regionale bestuur zitten kunnen
binnen de kaders van het eigen gemeentebestuur steeds ter verantwoording worden geroepen wat betreft
hun doen en laten in de regionale besturen. Wij zijn met elkaar aan het excerseren om dat zo goed moge
lijk te laten functioneren, maar dit is wel het kardinale punt. Dit is ook de reden dat het niet zonder
meer een vierde bestuurslaag is, want men legt verantwoording af tegenover de kiezers in de eigen ge
meente. Daar kan men dus ter verantwoording worden geroepen. Wij leggen ook zelf stukken ter inzage
en al dat soort dingen meer. Ik hoop dat in de toekomst ook zal blijken in onze eigen gemeenteraad,
m.n. wanneer bepaalde onderwerpen aan de orde komen maar ook bij de begrotingsbehandeling, dat wel
degelijk problemen die in regionaal verband aan de orde zijn ter discussie worden gesteld. Maar dat
hangt ook - dat zou ik met veel klem willen zeggen - in belangrijke mate af van de raadsleden zelf.
Mijn ervaring is dat, als er eenmaal een dergelijk bestuur is, men zich er niet zo erg meer om bekom
mert, wel degenen die in het regionale bestuur zitten maar de anderen veel minder. Dat hoeft natuurlijk
niet, er wordt regelmatig verslag uitgebracht en men kan wat Leeuwarden betreft in de afdelingsverga
deringen en in de begrotingsvergadering wel degelijk problemen aan de orde stellen en ter discussie
stellen, er kan ook gediscussieerd worden over: Wat is de houding van Leeuwarden, wat behoort de hou
ding van Leeuwarden te zijn wat betreft dingen die in regionaal verband gebeuren. Ik geef toe dat wij
nog met elkaar aan het excerceren zijn, maar dit zijn wel de lijnen die zijn uitgestippeld. Langs die weg
moet het zich gaan voltrekken. Dat is dus mijn antwoord op de vraag van de heer De Greef m.b.t. de
politieke controle. Ik moet toegeven dat het inderdaad ingewikkelder wordt, het zou niet eerlijk zijn
als ik dat zou ontkennen, er zit een trap tussen. Als u vraagt of het minder controleerbaar wordt dan
durf ik te zeggen dat dat niet het geval is, maar dan moeten de raadsleden, zowel degenen die in de
regioraad zitten als de anderen, wel hun taak goed opvatten; dat durf ik duidelijk te stellen, men moet
de zaken wel ter discussie stellen en niet maar zonder meer over zich heen laten komen als een gegeven.
Dan nog een laatste punt, dat betreft de vraag van de heer De Greef of er wel in de regeling moet
staan aan wie het personeel ondergeschikt is. Ik geef toe dat dat normaal niet hoeft. Ik kan u wel zeggen
waarom het hier wel in staat. Wij hebben dit opgenomen om buiten kijf te stellen dat de mensen die ge
detacheerd worden vanuit andere gemeenten - het kan ook onze eigen gemeente zijn - bij deze gemeen
schappelijkheid zich er van bewust moeten zijn dat zij wat deze punten betreft wel degelijk onderge
schikt zijn aan de directeur en niet aan degene aan wie zij normaal ondergeschikt zijn. Dat is de enige
reden. Ik geef toe dat het anders volkomen overbodig zou zijn dat expliciet te stellen. Het staat er in
om elk misverstand te voorkomen. In zijn algemeenheid ben ik het met u eens dat het onzin is om zo'n
bepaling in een verordening op te nemen, want als iemand directeur is dan draagt hij verantwoordelijk
heden en hebben de mensen een bepaalde verhouding tot de directeur.
Mevr. Brandenburg—Sjoerdsma en de heer Van der Wal zijn inmiddels ter vergadering gekomen.
De heer De Jong: Hartelijk dank voor de duidelijke uiteenzetting die u hebt gegeven. Er blijkt wel
uit dat deze regeling inderdaad enige vragen oproept. Een van onze vragen betrof het personeel. In de
overgangsfase moet de zaak van de zekerheden van het personeel nog nader worden bekeken. In dit stuk
staat dat er contact opgenomen moet worden met de vakorganisaties teneinde de gevolgen voor het perso
neel te bespreken. Wij willen de nadere gegevens graag afwachten.
De Voorzitter: Er is al een afspraak gemaakt met de vakorganisaties om het overleg te voeren; wij
zullen daar stellig verslag over uitbrengen als er straks nadere voorstellen komen.
De heer Bijkersma: Bij de beantwoording van de vragen stelde u op een gegeven moment - dat maakt
mij nieuwsgierig - dat er voor de gemeente Leeuwarden op dit ogenblik geen financieel voordeel in zit.
Bedoelt u daar misschien iets mee, zo van: Dat kan later nog wel eens veranderen. Ziet u daartoe moge-
I i jkheden?
De Voorzitter: Ik wil een heel duidelijk voorbeeld noemen op dit punt. Ik dacht dat Leeuwarden er
op dit moment duidelijk belang bij heeft dat wij rot een gemeenschappelijke vuilverwerking zouden ko
men; dat zou een punt zijn waar wij belang bij hebben. Dan zou het wel eens kunnen zijn dat wij meer
efficiënt kunnen werken. Als alle gemeenten meedoen en de kostprijs betalen en niet zoals vandaag ge
beurt bepaalde gemeenten beneden de kostprijs vuil laten verwerken zou dat voor Leeuwarden een plus
punt zijn. (De heer Bijkersma: Het is mij duidelijk.)
De heer De Greef: Ik heb bij mijn eerste instantie nog een vraag vergeten; eigenlijk is het meer een
opmerking. Er staat op blz. 5 van de nota onder het hoofdstuk Personeel een interessante zin, n.l.: „Op
dit moment is het regionaal in dienst nemen van personeel echter niet aan te bevelen. De wensen van de
gemeenten verzetten zich daar tegen zoals blijkt uit binnengekomen antwoorden op een bij de gemeen
ten gehouden enquête." Wat is daar het gevolg van? Gaan wij dan werken met detacheringen en hoe
moet dat er uit zien? Als dat het geval is dan zou de basis van een gemeenschappelijke dienst voor een
belangrijk deel weg vallen, ik denk ook dat dan het beheer van het materieel er anders uit komt te zien.
Hoe schat u dat eigenlijk in en hoe stelt Leeuwarden zich daarbij eigenlijk op? Pleiten wij voor een
dienst of pleiten wij ook voor een detachement?
De Voorzitter: Dit is gewoon een kwestie van praktische benadering. Het lijkt een te ongewisse zaak;
ik heb het nu uitsluitend over het personeelsfacet. Wij kunnen nog te weinig zekerheid geven dat hier
inderdaad voor de lange termijn een gezamenlijke dienst van de grond zal komen. Stel je voor dat wij
na 2 of 3 of 5 jaar - dit is nog maar een facet van de hele zaak waaraan maar een aantal gemeenten
deelnemen - tot de conclusie zouden moeten komen dat dit geen goede stap is geweest en dat de zaak
terug gedraaid moet worden. Wat moet er dan met die mensen gebeuren, want daar is geen werk meer
voor in regioverband. Ik geloof dat niemand die vandaag in gemeentelijke dienst is - velen hebben al
een lange staat van dienst - de gok zou willen wagen, ik durf te zeggen de gok zou kunnen wagen om
zijn dienstverband met de gemeente formeel te verbreken om over te gaan naar de Regio. Deze mensen
behouden al hun rechten in hun eigen gemeente als ze gedetacheerd worden. Dat is de enige reden dat
wij op dit moment - daar waren wij het ook vrij snel over eens - in dit stadium wel met elkaar gaan wer
ken in een bepaalde dienst, maar dat de formele status van het personeel blijft zoals die is, zij houden
hun dienstverband met de eigen gemeente en alle rechten die daarop gegrondvest zijn blijven in stand.
Wat het werken in regionaal verband betreft hoeft het geen verschil te maken, de status van het perso
neel is de enige reden waarom voor detachering is gekozen.
Wij kunnen nu een beslissing nemen over het voorstel. Nogmaals, als het door de regioraad komt
dan krijgt u de zaak opnieuw ter beoordeling voorgelegd. Mag ik aannemen dat u voorlopig instemt met
dit voorstel? Voor de raadsleden die in de regioraad zitten is het belangrijk te weten hoe u over de zaak
denkt. Zij zullen straks een standpunt in moeten nemen in de regioraad.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punten 19 t.e.m. 23 (bijlagen nos. 152, 154, 131, 143 en 142).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
Punt 24 (bijlage no. 153).
Mevr. Willemsma—de Jong: Een raadslid kan voor merkwaardige beslissingen komen te staan. Met ge
mengde gevoelens is dit raadsstuk ontvangen. De reactie van onze fractie was dan ook kritisch van aard.
Het subsidie voor de speel-o-theek moet komen uit de algemene middelen. Is dit eigenlijk wel een over
heidstaak? Waar ligt de grens? Er is ook al door iemand van mijn partij gevraagd om een autotheek in
het leven te roepen voor de middenklasse. Dat soort reacties wekt het op bij sommigen die hiervan ken
nis hebben genomen. Uit de raadsbrief en uit de stukken merk ik dat in de eerste plaats is gedacht aan
het gehandicapte kind, maar ook dat deze beslissing slechts voor een jaar geldt, dus een experiment is.
Wel enkele opmerkingen. Dit is weer zo'n klein stukje van het pakket welzijn dat nog niet in zijn
geheel is aangeboden aan de raad. Kan dat spoedig worden verwacht? Zou de wethouder daar iets van
kunnen zeggen? Door beslissingen over allerlei detailaangelegenheden te nemen is men het zicht wat
kwijt over het geheel, prioriteiten kunnen dan moeilijk worden gesteld.
Een ander aspect van de zaak, een van de belangrijkste taken van deze opzet zal volgens de raads
brief die zijn van adviseren en informeren. Voorheen had Het Baken o.a. een adviserende taak, ook m.b.t.
verantwoord speelgoed enz. Door het wegvallen van subsidie van C.R.M. kon deze taak niet worden
voortgezet. Doen wij b.v. Het Baken niet onrecht door nu de Stichting Kultureel Werk subsidie te verle
nen en Het Baken te passeren? Of zijn er inmiddels andere mogelijkheden voor Het Baken gekomen?
Nog een kritische opmerking. Een en ander van de speel-o-theek zal via de bibliotheek geregeld
worden. Heeft dit, gezien de enorme tekorten van de bibliotheek in Leeuwarden, geen kostenverhogend
effect?
Een opmerking van opvoedkundige aard is: Een teveel tegemoet komen aan kinderwensen wat speel
goed betreft kan voor de eigen creativiteitontwikkeling wel niet eens zo goed zijn. Ook vragen van hy-