18 Wat het tweede gedeelte van de raadsbrief betreft, de consequenties van deze aankoop zijn finan cieel gezien voor de gemeente vrij groot. Als het rentepercentage op dit moment 8 3/4 zou zijn en het onderhoudspercentage dat normaal toegerekend zou moeten worden 3 1/4 zou zijn dan zouden de jaar lijkse lasten bij een normaal bezit in dit geval 12% zijn en dat betekent dat door deze aankoop de ge meente zonder meer voor lasten komt te staan die per jaar ten minste 168.000,zijn. Het is te ver wachten dat er wanneer de beslissing over wat er met deze woningen moet gebeuren uitgesteld wordt ad hoe - dus direct - een extra bedrag aan kosten gemaakt moet worden. Bouw- en Woningtoezicht heeft een tijd geleden in opdracht van het college een onderzoek ingesteld naar de onderhoudstoestand van een aantal woningen die opgegeven zijn door het actie-comité. Daarbij is geconstateerd dat verschillen de woningen op dit moment van een zodanige onderhoudskwaliteit zijn dat aangeschreven had moeten worden. Die aanschrijving is achterwege gebleven omdat op dat moment de mogelijkheid ontstond om in onderhandeling te treden met de erven Dalmolen over de aankoop. Op dat moment heeft het college het niet correct gevonden om het aanschrijvingsbeleid door te zetten. Dat betekent naar mijn gevoel dat er, als er niet besloten wordt tot amovering, door het uitstel niet aan ontkomen kan worden dat het achter stallige onderhoud, dat van zodanige aard is dat wij tot aanschrijving hadden willen overgaan, verder wordt uitgesteld. Dat betekent dat de financiële lasten m.n. in de eerste periode hoger zullen zijn dan die welke uit de louter normale exploitatie zouden volgen. Dat is ook de reden geweest dat het college zich afgevraagd heeft: Hoe reëel is het om te verwachten dat deze woningen nog gerenoveerd kunnen worden? Wij hebben op dit moment enige ervaring. Die ervaring is dat het renovatieproces in het ge bied ten noorden van de Grote Kerk zeer moeizaam verloopt. De bedragen die nodig zijn om daar een aantal panden te renoveren zijn aanzienlijk hoger dan in wezen economisch, vanuit de huur gezien, verantwoord is. Er zullen binnenkort een aantal voorstellen aan u voorgelegd worden om iets wel of niet te doen. In Huizum-Dorp hebt u het kortelings goed gevonden dat een aannemersbedrijf in samenwerking met ons Woningbedrijf een onderzoek ging instellen naar de mogelijkheid van renovatie van de Pasveer woningen. Dat ligt bijzonder moeilijk en dan gebruik ik een "understatement". Als wij dat daar zullen willen doen dan kost ons dat opnieuw onrendabel geld. Ik zeg niet dat wij het niet moeten doen, maar het kost onrendabel geld. Ook in Oldegalileën zullen meer woningen afgebroken moeten worden dan op het moment dat de uitgangsbeslissingen werden genomen wenselijk leek. Die ervaringen - er zijn nog wel meer - hebben het college bijzonder voorzichtig gemaakt om ook maar enige verwachting te wek ken ten opzichte van de renovatiemogelijkheden van dit complex. Het is nu een keer niet anders. Ik heb het gevoel dat dat niet aan de kwaadwilligheid van het college te wijten is - sommigen zouden dat een klein beetje willen suggereren -, maar het is heel gewoon zo dat er een aantal subsidierege lingen van rijksoverheidswege zijn die het mogelijk maken om bepaalde groepen panden nog te kunnen renoveren. Dat betekent wel dat die regelingen zo zijn dat er een bepaalde verhouding moet zijn tussen de renovatiebedragen en de waarde die de panden daarna hebben. Het is niet zo dat wij maar in vrij heid kunnen beslissen of wij er veel of weinig aan willen doen. Wij zullen de panden zo moeten maken dat ze ook voor de toekomst een goed bezit zijn en wij ons er niet voor hoeven te schamen dat wij ze aan anderen verhuren. Ik wil dit met klem zeggen. Het is niet om iemand tegen de haren in te strijken, het is niet om tegen de bewoners te zeggen dat wij niet willen, het is naar mijn gevoel bittere nood zaak voor het college om deze dingen op tafel te leggen. Nu kan ik mij voorstellen dat u zegt: On danks deze sombere verwachtingen willen wij een concreet rapport op tafel hebben. Dat is in alle rede neringen naar voren gekomen, ik dacht dat het in een van de moties ook duidelijk gevraagd wordt. Ik kan daar in komen. Ik meen ook dat het juist is dat het, wanneer u zegt: Wij willen op dit moment de beslissing niet nemen, ter wille van het voorkomen van het maken van hoge kosten noodzakelijk is dat onderzoek op zo kort mogelijke termijn te laten plaats vinden. Ik moet daar wel bij zeggen dat daf on derzoek niet gratis kan. Dat onderzoek zal gauw enkele tienduizenden guldens vragen, als het minder is valt het mij mee. Als ik echter zie wat er bij het Cambuursterpad voor onderzoeken op ons af komen dan zeg ik liever enkele tienduizenden guldens dan enkele duizenden guldens. Ik zit dan verder nog een klein beetje met het probleem: Wie zou dat onderzoek moeten doen om niet het odium weer bij het college of bij wie dan ook te leggen dat zij met vooringenomenheid dit onderzoek zouden plegen. Ik moet er heel nadrukkelijk bij zeggen dat van vooringenomenheid ten opzichte van het complex Simon de Vliegerstraat bij het college geen sprake is. Dat deze pessimistische geluiden van het college ge hoord worden is vanuit de door hem aldus beoordeelde realiteit. Ik geloof niet dat u van een college mag verwachten dat het optimistische dingen zegt terwijl de realiteit zoals die wordt ervaren anders is. Er heeft geen woningtechnisch onderzoek in engere zin plaats gehad. Wij hebben indicaties dat het niet waarschijnlijk is dat de kwaliteit van dit complex meevalt. Als u zegt: Wij willen toch alleen de finitief beslissen tegen de achtergrond van een technisch rapport, dan heb ik daar begrip voor en dan heeft het college daar begrip voor. Daar zijn financiële consequenties aan verbonden. Als u hiertoe be 19 slist dan vind ik dat u op de kortst mogelijke termijn een voorstel van het college moet ontvangen waar in de kredieten aangeduid worden die nodig zijn. U zult ons dan enige tijd moeten laten om na te gaan wie dit onderzoek uit moet voeren opdat enige twijfel aan de objectiviteit van het onderzoekende li chaam niet aanwezig zal zijn. Ik dacht dat dit de hoofdopmerking was; dan zijn er nog een paar detailopmerkingen. Wij hebben in het voorstel niet een koop-ontbindende voorwaarde opgenomen. Ik dacht dat de directeur van het Grondbedrijf de suggestie daartoe wel gedaan heeft. Wij dachten dat wij, wat er ook met dit complex gebeurt, dit moeten aankopen. Er zijn in dat gebied een aantal planologische mogelijkheden en een aantal mogelijkheden wat betreft de woningen. Ik zou alleen deze opmerking maar willen maken. Als er op ingrijpende wijze gerenoveerd zou kunnen worden, als dat een technische en ook een financieel haalbare mogelijkheid is, dan zal het wel zo zijn dat de bewoners toch een tijdlang hun huizen zullen moeten verlaten. Als het dan op dat moment mogelijk zou zijn om in de allernaaste omgeving een nieuw bouw woning te betrekken die aan hun behoefte tegemoet komt en die wat de huurprijs betreft ook rede lijk is dan vraag ik mij af of het verhuizen naar een definitieve woning vlak in de omgeving niet aan trekkelijker is dan verhuizen - tijdelijk -, renoveren en weer terugkomen. Ik dacht niet dat het zo dramatisch gesteld moet worden dat er, als er afgebroken wordt, geen mogelijkheden in de directe om geving zouden zijn of geschapen zouden kunnen worden waar de bewoners van dit gebied gehuisvest zouden kunnen worden en dan definitief gehuisvest zouden kunnen worden. Sinds enkele dagen heeft in ieder geval ondergetekende het rapport over het sociaal onderzoek in zijn bezit. Het is toch wel triest te moeten constateren dat 50% van de mensen die in deze woningen wonen vroeger in de Landbuurt ge woond heeft of in de Klanderijstraten. Ik kan mij het bord dat vanavond in de optocht meegedragen is voorstellen; daarop stond: V/ij zijn geen nomaden. Ik geloof dat je aan dit nomadenbestaan, het trek ken van de ene plek naar de andere, een eind moet maken. Ik geloof echter dat het niet juist is om te stellen dat dat alleen kan door renovatie. Ik geloof ook dat het door een combinatie kan, een combina tie van goed overleg tussen de woningbouwcorporaties die daar in de omgeving woningen hebben met een nieuwbouw die zodanig in de tijd gestructureerd zou moeten zijn dat één keer verhuizen tot de mo gelijkheden moet behoren. Er zijn veel opmerkingen gemaakt die niet allemaal even plezierig waren, die ook een aantal sug gesties ten opzichte van het college hebben gewekt die bepaald onjuist zijn. Het sociaal onderzoek is niet ingesteld om het ene of het andere te bereiken. In het sociaal onderzoek zijn beide facetten aan de orde gekomen en op basis van dit sociaal onderzoek zijn in ieder geval een aantal punten naar vo ren gekomen die bij de afweging van het project van belang kunnen zijn. De Voorzitter: Ik stel voor dat wij nu beginnen met de tweede instantie. Ik zou u met klem willen vragen om niet in herhaling te treden; dit is in eerste instantie wel gedaan. Ik verzoek u alleen te rea geren op datgene wat de wethouder heeft gezegd en dan zo snel mogelijk over te gaan tot het nemen van een beslissing m.b.t. deze zaak. De hear Miedema: De wethalder seit: De underfinings dy't wy de leste tiid opdogge mei renovaesje fan net-wenningwetwenningen is sa dat wy bisunder kritysk binne, wy sitte mei in finansieel tokoart, wy sitte mei efterstallich underhald en de ried moat nou mar sizze oft dat technysk undersyk der komme moat. Nou, dan seit de ried dat, tominsten hwat my oangiet. It is net allinnich it punt oft dizze wen ningen renovearre wurde kinne of ófbrutsen wurde moatte. Hjir spilet by dat alle wenningen dy't min binne ófbrutsen wurde moatte. Wy kinne wol goedkeape huzen ófbrekke, mar wy kinne nea ien wer bouwe. Alles hwat wy ófbrekke yn de goedkeape sektor, der komme in oantal by foar de hierpriis fan 500,a 600, Dat is yn wezen it slimme punt dêr't ek dizze ried foar stiet. As dizze ried syn fiat jaen soe oan it oanfreegjen fan de 80%-regeling en yn wezen bislute soe ta ófbraek sunder dat wy foldwaende ynformaesje hawwe hwat renovaesje kostet, hwat foldwaende efterstallich underhald kostet sadat dy wenninger. noch 15 jier mei kinne foar studearjendenallinnich steanden, wurkjende jongeren en sa, koartom, foar't alle mooglikheden om dizze goedkeape wenningen yn us wenningpakket to bi- warjen op in rijtsje steane, soe dizze ried syn taek net forstean as hy sunder foldwaende ynformaesje ja tsjin dit foorstel sei. Ik haw der alle bigryp foar as de wethalder seit: Dit kostet wer inkele tsientuzenen gounen, dit kostet tiid en dit kostet jild. Hy hat it greatste gelyk fan de wrald, mar hy hie wol hwat mear opsjitte kinnen. Dit is net in forwyt, it moat ek allegearre kinne. De forkeapers hienen haest - ik kom dan even by mefr. Brandenburg dy't seit dat der flug réagearre is hwat dizze oankeap oanbilanget - en oan harren winsk is foldien. Mar, al hoe graech de ried ek wol miskien, tsjin dit riedsbrief mei dit bytsje ynformaesje kinne wy gjin ja sizze. Ik bliuw dan ek by myn stanpunt dat der mear ynformaesje komme moat oer hokker mooglikheden der nou noch binne. Kinne dizze wenningen sadanich renovearre wurde dat se wer as gesinswenningen fungearje kinne of is der noch in oare mooglikheit, byg. in greate

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1977 | | pagina 10