18 emancipatie. En hoe een instelling programmatisch vorm geeft aan die doelstellingen, ik ben er huive rig voor om je daarin als subsidiegever teveel te mengen, want dat zou betekenen dat wij hier in de ge meenteraad ons bezig zouden moeten houden met alle concrete programmeringen van alle welzijnsinstel- lingen die er functioneren. Ik denk dat dan inderdaad legitiem zou zijn de vrees die je nu wel eens hoort in het welzijnswerk dat de overheid zich tot in de kleinste details met alles zal gaan bezig houden Dat is wat ik bedoelde. Het gaat er om: Past de doelstelling van het vrouwenhuis binnen de visie die in onze gemeente leeft? Dan zegt mijn fractie: Ja, vrouwenemancipatie zijn wij voor. De programmering is een zaak die de betreffende club zelf moet gaan invullen. De heer De Greet: Ik heb nog twee opmerkingen en een vraag. Ik zou eerst naar de heer Bijkersma toe willen zeggen dat de overheid in het algemeen toch wel een aantal grondrechten van het individu in onze verzorgingsstaat garandeert. Er worden miljarden in de werkgelegenheid gepompt, er worden miljarden in de volkshuisvesting gepompt, minimuminkomens van mensen worden gegarandeerd, maar bij dat alles blijkt dat mensen in deze samenleving er niet gelukkiger op worden. M.a.w., wij zijn tot de ontdekking gekomen dat er ook moet worden gewerkt aan een stuk menswording. En als de V.V.D. dat op lokaal niveau in Leeuwarden niet noodzakelijk vindt dan zou je je ook af kunnen vragen of het vele geld dat wij stoppen in het in leven blijven, in een menswaardig bestaan, niet zo zou moeten worden afgewogen dat mensen ook plezier in hun leven hebben. En ik zou, aansluitend bij de woorden van mevr. Visscher, willen zeggen dat langzamerhand zeer duidelijk wordt dat veel mensen het plezier in hun leven niet hebben, nooit gekend hebben en structureel in een positie zitten waardoor zij net niet aan dat geluk toe komen dat noodzakelijk is om menswaardig te leven. Wij zijn nu in staat om daar geld in te steken, althans om de voorwaarden te scheppen om groepen mensen dat stukje geluk te geven, in feite is het hele welzijnswerk daar op gebaseerd. Dat is niet het gemakkelijkste want je kan het niet meten in cijfers, in produktiviteit. Ik heb nog een opmerking n.a.v. mijn motie. Ik heb goed geluisterd naar het verhaal van weth. De Vries, ik heb in ieder geval uit zijn reactie n.a.v. mijn motie en zijn reactie in het algemeen beluis terd dat hij af zal wachten wat het resultaat zal zijn van het eerste jaar en in principe min of meer af zal wachten of de stichting uitkomt met het geld en dat dan opnieuw overwogen kan worden welke bij drage de gemeente eventueel zou kunnen of moeten verstrekken. Het lijkt mij daarom op dit moment niet noodzakelijk dat ik de motie indien. Ik trek hem dus in. Een laatste vraag die ik nog van belang vind heeft betrekking op het evaluatie-onderzoek dat wordt aangekondigd. Ik heb geen criteria ontdekt t.a.v. dat evaluatie-onderzoek, ja, wel een aantal formele, maar elk evaluatie-onderzoek heeft zelf ook criteria. Mijn belangrijkste vraag is wie dat on derzoek uit gaat voeren, of dat door het Ministerie van C.R.M. wordt uitgevoerd of dat dat door de ge meente wordt uitgevoerd. De Voorzitter: U hebt in tweede instantie in hoofdzaak elkaar toegesproken en getracht elkaar van uw standpunt te overtuigen. Er is voor het college niet zoveel over, maar weth. De Vries zal nog wel een paar opmerkingen moeten maken. De heer De Vries (weth.): De opmerking van mevr. Visscher over de medewerking van het Woning bedrijf heb ik genoteerd; ik zal die met mijn collega die de betreffende portefeuille beheert graag na der bekijken. Mevr. Visser zei dat alle vrouwenorganisaties in principe ook een subsidietitel zouden behoren te hebben. Daarover zou ik willen zeggen dat er in principe waarschijnlijk toch in onze gemeente veel meer mogelijk is dan men veronderstelt. In de nieuwe rijkssubsidieregeling voor het vormings- en ont wikkelingswerk voor volwassenen bestaan er tal van mogelijkheden, ook voor de bestaande vrouwenor ganisaties, om daarop in te spelen. Op het ogenblik wordt door een aantal instellingen een plan ont wikkeld voor Leeuwarden, men noemt het een sociaal-educatief netwerk voor Leeuwarden, waarbinnen al deze organisaties heel duidelijk een plaats kunnen krijgen, ook de Stichting Vrouwenhuis. Als mevr. Visser zegt dat zij toch duidelijk leest dat deze zaak wanneer die rijksbijdrageregeling te eniger tijd van kracht is in zijn totaliteit moet worden afgewogen dan heeft zij daar gelijk aan, maar dat verandert aan de situatie als zodanig niet zoveel, want het is per saldo zo dat ieder goed initiatief dat zich ont wikkelt inderdaad recht heeft op aanspraak om mee te delen in dit subsidiebeleid dat straks op grond van de gemeentelijke criteria onderbouwd zal moeten worden. Ik heb aan de heer Bijkersma begrepen dat hij de zaak nogal militair benadert want hij vreest dat er af en toe gevochten zal worden. Ik hoop dat het een vredelievend gezelschap zal zijn. (De heer Bijkersma: Als ik vrouwen ken, die zijn niet zo vredelievend hoor.) (Mevr. Brandenburg—Sjoerdsma: Het publiek bij Cambuur is zo vredelievend, ze slaan elkaar gewoon de hersens in, maar daar hoor je hier 19 niets over. Dat zijn mannen.) Ik dacht dat wij deze ontwikkeling eerst maar eens even af moeten wach ten. De heer De Greef heeft zijn motie ingetrokken. Hij heeft een samenvatting gegeven van mijn op vatting, die wil ik graag bevestigen. Hij vraagt nog wie straks de evaluatie zal moeten doen. Uit de brief van de minister van C.R.M. blijkt duidelijk dat dat een stuk gemeenschappelijke verantwoordelijk heid zal zijn voor het provinciaal bureau, het stafbureau beleidsvoorbereiding maatschappelijke ontwik keling van zijn ministerie en de gemeente, die hebben hier dus gezamenlijk een taak in en wij zullen ons daaraan ook niet onttrekken. Ik dacht dat ik hiermee in voldoende mate ben ingegaan op de opmerkingen. Voor de rest hebben de leden van de raad elkaar, dacht ik, een goed aantal argumenten voorgehouden. Het heeft weinig zin om daar nog gedetailleerd op in te gaan. De Voorzitter: De discussie is hiermee beëindigd. Ik stel allereerst de motie aan de orde die door de heer Bijkersma en mevr. Visser-van den Bos is ingediend. De motie is enigszins gewijzigd en daarom lijkt het mij goed hem nog even voor te lezen. "De raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 16 mei 1977, besluit de bij agenda punt 20 genoemde subsidie-aanvragen alsnog voor behandeling naar het provinciaal subsidie-overleg orgaan te verwijzen daar het hier gaat om stichtingen waarvan het werkgebied de gehele provincie be slaat." Weth. De Vries heeft al gezegd hoe het college over deze kwestie denkt. Ik stel voor dat wij eerst over deze motie gaan stemmen. Omdat de meningen over deze zaak zo verdeeld zijn zullen wij hier over maar niet bij handopsteken stemmen. De motie van de heer Bijkersma en mevr. Visser-van den Bos wordt verworpen met 20 tegen 13 stem men. Voor stemmen de dames M.A. van Dijk-van Terwisga, E.N.J. Smit, M.M.Th. Visser-van den Bos en A. Willemsma-de Jong en de heren J. de Beer, J.R. Bijkersma, O. Heidinga, H. Jansma, C. de Jong, A. Klomp, W. Miedema, N. Sterk en L. Visser. De Voorzitter: De motie van de heren De Greef en Van der Wal is ingetrokken. Wij moeten nu al leen nog een beslissing nemen over het raadsvoorstel. Ik zou u omdat de meningen over de onderdelen erg verschillend zijn - de problemen zijn ook niet gelijk - voor willen stellen om het voorstel niet in een keer in stemming te brengen, maar afzonderlijk over de onderdelen te stemmen; dat is, dacht ik, zuiverder. Ik stel dan allereerst aan de orde punt la van het raadsbesluit; populair gezegd gaat het daarbij om de 700,voor het jaar 1976. Punt la van raadsbesluit no. 7192 wordt aangenomen met 17 tegen 16 stemmen. Tegen stemmen de dames M.A. van Dijk-van Terwisga, E.N.J. Smit, M.M.Th. Visser-van den Bos en A. Willemsma-de Jong en de heren J. de Beer, J.R. Bijkersma, G.F. Eijgelaar (weth.), O. Heidinga, H. Jansma, C. de Jong, A. Klomp, W. Miedema, C.L. Rijpma (weth.), J. Schaafsma (weth.), N. Sterk en L. Visser. De Voorzitter: Dan breng ik nu de punten 1 b en 2 van dit raadsbesluit in stemming, bij beide pun ten gaat het om subsidies van C.R.M. die door de gemeente worden overgenomen en uitbetaald. De punten 1 b en 2 van raadsbesluit no. 7192 worden aangenomen met 22 tegen 1 1 stemmen. Tegen stemmen de dames M.M.Th. Visser-van den Bos en A. Willemsma-de Jong en de heren J. de Beer, J.R. Bijkersma, O. Heidinga, H. Jansma, C. de Jong, A. Klomp, W. Miedema, N. Sterk en L. Visser. Punt 21 (bijlage no. 207). De heer De Beer: Het bestuur van de betreffende speeltuinvereniging is een enthousiast bestuur dat met vele goede ideeën komt. Veel werk wordt door dit bestuur verzet en wij zijn blij dat wij op deze wijze kunnen bijdragen tot de verwezenlijking van dit plan. Wat het tweede punt betreft zijn wij met u van mening dat de tuin bij Sinneljocht opgeknapt moet worden en daardoor weer functioneel wordt. Uw voorstellen hebben onze volledige instemming. De heer De Vries (weth.): Ik dank de heer De Beer voor de instemming, ik denk wel dat iedereen hier voor is. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1977 | | pagina 10