6 Punt 17 (bijlage no. 204). De heer Pronk: Als je zo'n verordening eens een keer doorleest kom je op een bepaald moment ar tikelen tegen en dan denk je: Wat hebben dit soort artikelen nou voor zin in deze verordening. Ik doel dan in eerste instantie op artikel 26 waarbij het personen beneden de leeftijd van 16 jaar verboden is zich op de veemarktdag zonder geleide van een voor hen verantwoordelijke meerderjarige op het vee marktterrein te bevinden. Ik denk niet dat er horden kinderen op de veemarkt komen. Als er kinderen komen dan zal dat eens op een vrijdag in de vakantie zijn. Ik dacht ook dat dit een plaats is waar kin deren zich een beetje thuis voelen; het is eigenlijk een soort natuureducatie. Stadskinderen zien al zo weinig van dit soort beesten. Bovendien kunnen ze hier het hele economische gebeuren van de koehan del gadeslaan. Ik zou u dan ook willen vragen om artikel 26 te laten vervallen. In paragraaf 3 (Slotbe palingen) onder artikel 37, punt 2, staat: "De directeur, degene die de directeur op het veemarktter rein vervangt of een ambtenaar van politie kan personen, die aldaar niet noodzakelijk aanwezig behoe ven te zijn of van wie gevreesd wordt, dat zij de orde zouden kunnen verstoren, de toegang tot het veemarktterrein weigeren." Welke criteria ga je hiervoor aanleggen? Als je vreest dat iemand de orde gaat verstoren, hoe moet je dat bepalen? Volgens mij ga je hierbij volkomen willekeurig te werk. Ik dacht dat het alleen al voldoende was om in de verordening op te nemen dat je iemand kunt verwijderen die de orde verstoort. Meer is, volgens mij, niet noodzakelijk. Ik wil u dan ook vragen deze punten weg te laten. De Voorzitter: Misschien kan weth. Eijgelaar iets over het eerste artikel zeggen. Op het tweede ar tikel zou ik straks even in willen gaan. De heer Eijgelaar (weth.): Het is zo dat artikel 26 is overgenomen uit het oude reglement zoals dat sinds 1965 gold. Het is duidelijk de bedoeling dat er in bepaalde situaties, wanneer er m.n. in de va- kantietijd teveel jeugdige mensen de markt bezoeken hetgeen belemmerend zou kunnen werken, een artikel is waar op terug gegrepen kan worden. De kwestie is dan niet alleen dat de markt niet goed kan functioneren omdat er teveel jeugdige belangstelling is, het is ook met het oog op een bepaald niet on gevaarlijke situatie die zou kunnen ontstaan, b.v. als er dieren vervoerd moeten worden. Ik heb begre pen dat het ook nog een juridisch puntje is, dat een zekere aansprakelijkheid uitgesloten is als er met jeugdigen in een bepaalde onbezonnenheid iets zou gebeuren. Deze 3 punten hebben er toe geleid dat deze leeftijdsgrens destijds is ingevoerd. Ik heb gehoord dat er eigenlijk nooit gebruik van dit artikel wordt gemaakt, maar de directie zou het wel graag gehandhaafd willen zien zodat men er, als er zich ongewenste situaties voordoen, op terug kan vallen. Met al deze artikelen is het zo dat je je kunt afvragen wat voor zin ze hebben. Zolang alles zich in alle redelijkheid voltrekt functioneren de artike len niet, maar juist in bepaalde situaties moeten deze artikelen functioneren. Er moet dan ook iets zijn om te kunnen functioneren en vandaar deze bepalingen. Ik zou de raad dan ook willen adviseren om het zo te laten als het op dit moment is geredigeerd. De heer Bouma: Misschien kan de wethouder nog even iets verduidelijken. Hij zegt: Artikel 26 is voor ongewenste situaties. Als zich zo'n ongewenste situatie voordoet, waarom valt dat dan niet onder artikel 37? -33 De heer Eijgelaar (weth.): Er zijn heel veel artikelen waarvan je zegt: Wat gebeurt er in een con crete situatie? Zo'n situatie zal zich echter eerst moeten voordoen en dan kun je pas zo'n artikel toe passen. Maar nogmaals, het wordt met de nodige soepelheid toegepast. En het is immers maar net: hoe pas je het toe? Nou, dit wordt ook alleen maar gedaan in een kritieke situatie. •oeHnjirn v De Voorzitter: U moet dit inderdaad uitsluitend zien als bepalingen die men moet kunnen gebruiken om te kunnen optreden als zich onvoorziene omstandigheden voordoen. Dat is het hele punt. Ik zou ook willen onderstrepen dat er geen mens is die van deze artikelen ooit last heeft, tenzij er problemen zijn, want dan moet men een middel hebben om b.v. iemand te kunnen verwijderen. De wethouder heeft het ook al gezegd, het heeft nog nooit een probleem gegeven. Als je deze artikelen echter zou schrappen en er zou iets gebeuren kan je praktisch niets doen; dat is het probleem. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punten 18 en 19 (bi jlagen nos. 1 91 en 195). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. 7 Punt 19a (bijlage no. 214). De heer Visser: Het voorstel beoogt het uitbreiden van het scholencomplex voor kleuteronderwijs en gewoon lager onderwijs in Aldlan-oost met twee lokalen voor het openbaar onderwijs. De situatie in Aldlan-oost is op het ogenblik geheel anders dan men had verwacht volgens de prognosecijfers. Nu zijn prognoses prognoses en ook hier blijkt dit niet op te gaan in die zin dat het leerlingenaanbod veel gro ter is dan men had verwacht. Dit heeft er toe geleid dat het college nu met een voorstel komt voor de bouw van een paar noodlokalen. Wij zijn van mening dat de voortgang van het onderwijs verzekerd moet zijn. Wat dat betreft hebben wij geen enkele moeite met het raadsvoorstel, ware het niet dat het terrein waarop deze lokalen zijn gepland eigenlijk een omstreden factor is, althans bij ons. Dit terrein was aan vankelijk bestemd voor de p.c.-kleuterschoolOp het moment van de stichting van dit complex was er voor het betreffende schoolbestuur geen aanleiding om een aanvraag in te dienen omdat het aantal kin deren nu eenmaal ontbrak om de wettelijke norm te halen. Nu doet zich het geval voor dat er evenals bij het openbaar onderwijs groei zit bij het p.c.-kleuteronderwijs, zij het in mindere mate en meer in de tijd verspreid. Dat houdt in dat er op dit moment voor het p.c.-kleuteronderwijs nog geen lokaal nodig is. Men verwacht dat dit stellig het geval zal zijn met ingang van het schooljaar 1978-1979, dus per 1 augustus. Dan wordt verwacht dat het lokaal dat thans in gebruik is bij het lager onderwijs voor dit type onderwijs beschikbaar zal moeten zijn. De vraag rijst dan ook: Waar is straks als de behoefte zich aan dient ruimte voor het p.c.-kleuteronderwi js? Dat is op dit moment de enige klemmende vraag bij ons. Wij zijn van mening dat de gemeente Leeuwarden het zich eigenlijk niet permitteren kan dat in deze nieuwe stadswijk geen terrein beschikbaar zal zijn voor het p.c.-kleuteronderwijsDat is, dacht ik, niet verkoopbaar voor de wijk en ook niet voor het betreffende schoolbestuur dat gedurende een aantal jaren in nauwe samenwerking met de gemeente gewerkt heeft aan de onderwijsvoorzieningen in Aldlan- oost. Ik zou dan ook in eerste instantie willen vragen: Welke alternatieven zijn er op dit moment om uit deze impasse te geraken? De heer Ten Brug (weth.): De aanleiding tot dit voorstel staat in de raadsbrief en ik begrijp dat de heer Visser dit helemaal onderschrijft. Hij zegt dat het wel eens zo zou kunnen zijn dat het bijzondere deel van dit scholencomplex, de p.c.-lagere school en de p.c .-kleuterschoolstraks ook - vermoedelijk al in 1978 - ruimte nodig heeft en hij vraagt zich af waar men dan noodlokalen zou kunnen bouwen. Het is inderdaad waar dat wij de noodlokalen ten behoeve van het openbaar kleuteronderwijs en gewoon lager onderwijs neerzetten op de plaats waar indertijd een definitieve - dat is dus wel een verschil - p.c.-kleuterschool gedacht is. De prognoses wijzigen op dit moment, maar ik geloof niet dat dat ook voor de toekomst het geval is. De vraag is of die definitieve p.c.-kleuterschool er ooit komt. Ik geef toe dat het, als er een kleuterklas voor het p.c.-onderwijs gebouwd zou moeten worden, wel erg gemakke lijk is dat die dan toegevoegd wordt aan het bestaande gebouw. Dat wordt door de bouw van deze 2 lokalen wat verhinderd. Wij zouden t.z.t. een lokaal kunnen ruilen. Ik heb dit ook al eens met weth. Rijpma besproken. Er is wel een terrein in de buurt. Ik geloof dat het verstandiger is om deze 2 lokalen niet op dit kleine stukje te zetten, want het is nu al te bekijken dat er het volgend jaar nog meer nood lokalen, ook voor het openbaar onderwijs, gebouwd zullen moeten worden en dan is het wel plezierig dat die lokalen bij elkaar staan en er niet op nog een andere plaats moet worden gebouwd. Het moest allemaal erg haastig, 's woensdags is dit voorstel naar de raad gegaan en op donderdag is er met het p.c.-hoofdbestuur nog een bespreking over dit punt geweest. Het besluit dat bij dit voorstel hoort verwijst naar een tekening waarbij de plaats wordt vastgesteld en ik zou de raad willen vragen ons te machtigen daarvoor een andere plaats te vinden. Wij moeten n.l. in het besluit op grond van de L.O.-wet vermelden waar wij die school zullen stichten. Vlak bij dit terrein zijn 2 terreinen die groot genoeg zijn, ik heb in ieder geval begrepen dat het kleinste terrein groot genoeg is om tot een lokaal of 6 te komen. Het is natuurlijk wel plezierig om zo tot een combinatie van lokalen te komen en niet hier 2 lokalen en later op het andere eind nog eens 2 lokalen te bouwen enz. Als de raad ons zou wil len machtigen om dit te doen en wij het beste terrein uitkiezen dan kan dit besluit rondlopen. Wij kunnen het later n.l. niet meer veranderen, want ged. staten houden als wij geen terrein aanwijzen zolang de beslissing op en dan is er weer 3 weken verloren. Misschien kunnen wij het besluit met een algemene term wijzigen. De Voorzitter: Misschien kunt u er mee instemmen dat wij er aan toevoegen: of een ander in de om geving door b. en w. nader aan te wijzen terrein. (De heer Van der Wal: Dan via de commissie.) Dit is mijn voorstel De heer Visser: Ik ben wel blij met de toelichting die de wethouder gegeven heeft. Ik geloof dat daarmee de angel wel wat uit de zaak getrokken is. Ik veronderstel dat dit ook de goedkeuring kan heb-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1977 | | pagina 4