14
gaan dat voorlopig volstaan kan worden met een bedrag van 15.000, Er staat ook nadrukkelijk in
de raadsbrief dat wij in verband daarmee van oordeel zijn dat vooralsnog voor deze activiteit van de
kant van de gemeente geen verder subsidie beschikbaar dient te worden gesteld. Dat "vooralsnog" houdt
een voorwaarde in in die zin dat, als deze zaak zich blijkt te ontwikkelen tot een omvangrijk en tot
een inspirerend gebeuren waarbij een en ander werkelijk gaat functioneren zoals de 7 initiatiefneemsters
zich dit voorstellen, wij bereid zijn de hele situatie opnieuw onder ogen te zien.
De minister van C.R.M. heeft in de brief die helaas door mevr. Visser-van den Bos niet te vinden
was duidelijk gewezen op het experimentele karakter van deze zaak. Nadrukkelijk stelt de minister dat
er een evaluatie moet plaats vinden en dat daarin nagegaan moet worden in hoeverre grotere groepen
van de bevolking gestimuleerd kunnen worden c.q. bereid zijn in emancipatoir opzicht te werken en in
hoeverre het vrouwenhuis - ik citeer de minister "ook andere werkvormen heeft weten te stimuleren
zoals club- en buurthuizen, vormingswerk enz. en in hoeverre samengewerkt is met andere vrouwen
groeperingen en verenigingen". De minister van C.R.M., die daar nog aan toevoegt dat er in deze ex
perimentele situatie geen al te stringente voorwaarden aan het verlenen van bijdragen verbonden moe
ten zijn, stelt nadrukkelijk dat het gaat om het verdere bereik dan de eigen groep van de Stichting
Vrouwenhuis en dat dit moet uitgroeien tot duidelijke raakvlakken met andere vormen van activiteiten
van vrouwenorganisaties. Ik heb er begrip voor dat men in deze startpositie eerst wil proberen zelf van
uit een eigen omgeving de eerste signalen te geven naar verdere samenwerkingsvormen. Dit betekent
wel dat wij als gemeente deze evaluatie met de nodige kritische zin zullen moeten begeleiden, ten
einde na te gaan in hoeverre de Stichting Vrouwenhuis Friesland zal voldoen aan de voorwaarden die
door de minister van C.R.M. zijn gesteld.
Wat de subsidiëring in 1977 betreft gaat het dus om 15.000, Wanneer deze stichting er in zal
slagen zelf een pand te vinden dan zou men vermoedelijk met deze 15.000, gerekend over een
halfjaar, een vrij behoorlijke start kunnen maken. Mevr. Visscher-Bouwer wil zelfs zo ver gaan dat het
college aan het Woningbedrijf opdracht geeft om een geschikt pand te gaan zoeken. Ik dacht dat de
organisatrices zich maar moeten vervoegen bij het Woningbedrijf. Dan kunnen zij net als iedere andere
cliënt rekenen op maximale medewerking wanneer er een geschikt pand voor handen is. Wanneer wij als
college weten dat er ergens een geschikt pand is dan zullen wij ons er stellig niet van onthouden oen dit
initiatief verder te helpen slagen. Dit pand zou echter naar mijn gevoel niet het enige behoeven te zijn.
Men zou, los van deze situatie, ook in staat moeten zijn om zelf een activiteitenprogramma voor 1977
te ontwikkelen nog voordat men de beschikking heeft over een pand. De minister van C.R.M. stelt als
voorwaarde dat hij uiterlijk 15 oktober 1 977 een volledig werkplan voor 1978 en een begroting moet
hebben ontvangen. Welnu, het wordt kort dag. De initiatiefneemsters zullen de handen aan de ploeg moe
ten slaan om te zorgen dat zij verder gaan met hun programmering en met het opzetten van activiteiten.
Ik vrees anders ook dat dit bedrag voor 1 977 in gevaar zal komen.
Mevr. Visser-van den Bos heeft namens haar fractie verklaard dat men zowel m.b.t. de Stichting
Vrouwen bellen Vrouwen als m.b.t. de Stichting Vrouwenhuis negatief heeft geoordeeld. Ik weet niet
of dat standpunt, wanneer de zaak eenmaal gaat functioneren, toch niet voor correctie vatbaar is. Per
slot van rekening is het zo dat initiatieven als deze eerst tot een zekere rijping moeten komen om door
de hele gemeenschap positief gewaardeerd te kunnen worden. De heer Bijkersma heeft zich bij dit stand
punt aangesloten.
Daarop heeft de heer De Pree zijn best gedaan om nog eens even de puntjes op de i te zetten door
t.a.v. de principiële keuze duidelijk te maken waar hij en zijn fractie, ook al verwoord door mevr.
Visscher-Bouwer, precies staan. Het is inderdaad zo dat het een landelijk erkend experiment is als na
werking van het jaar van de vrouw. Ik dacht ook dat het goed is dat wij m.b.t. deze zaak de nodige
medewerking geven om dit verder te brengen.
De heer De Greef heeft nog eens even gewezen op de achtergronden van de ontwikkeling van deze
activiteiten en gezegd dat men eigenlijk met deze 15.000,niet verder kan. Hij dringt dan ook aan
op een verruiming van de subsidiemogelijkheden door de gemeente, nu stante pede. Dat heeft hij neer
gelegd in een motie. Persoonlijk heb ik daaraan niet de minste behoefte op dit moment. Wij verschuilen
ons niet en wij verschonen ons niet. Ik dacht dat deze initiatiefgroep, deze deelgroep op zichzelf vol
doende middelen tot zijn beschikking heeft om gewoon te beginnen met activiteiten. Wanneer blijkt
dat deze activiteiten aanslaan zullen wij de situatie in het licht van het onderzoek en van de follow-up
die de minister van C.R.M. eist verder gaan bekijken.
Het is duidelijk dat ik in dit verband ook aan de motie van de heer Bijkersma geen enkele behoefte
heb.
De Voorzitter schorst, om 21.00 uur, de vergadering voor de pauze.
De Voorzitter heropent, om 21.25 uur, de vergadering.
15
Mevr. Visscher-Bouwer: Ik wil wel graag even reageren, vooral op dingen die door andere fracties
zijn gezegd. Ik hoor de mensen praten over geld en over de provincie. Ik vind het bijzonder jammer dat
men zich achter eventuele andere subsidiënten gaat verschuilen en niet over het wezenlijke probleem
praat; men gaat hier eigenlijk gewoon aan voorbij. Ik krijg ook wel eens het gevoel dat, als ik het
C.D.A. hoor praten, wij op een heel verschillende planeet wonen, dat men helemaal niet ziet wat er
aan de hand is en wat er voor veranderingen zijn in de maatschappij. Of iemand daar nu wel of niet
gelukkig mee is wil ik in het midden laten, maar er is veel aan het veranderen. In veel literatuur vind je
op het ogenblik het gezegde dat het deelnemen van de vrouw aan maatschappelijke ontwikkelingen en
het deelnemen van de vrouw in de maatschappij in de jaren '70 de grootste culturele revolutie van deze
eeuw is. Ik kan er helemaal niet bij dat je daar je ogen voor sluit. Je ziet dat om je heen toch overal
gebeuren! Je ziet toch, wat ik zonet al noemde, de vrouwen die aan slaaptabletten en aan alcohol ver
slaafd zijn, dat zijn er duizenden, het is gewoon een maatschappelijk probleem. Daar kun je toch je
ogen niet voor sluiten. Uit alle mogelijke dingen die je er over leest weet je dat het komt omdat een
vrouw van 40 a 45 jaar alleen in dat huis zit, geen kinderen meer thuis heeft en niet weet wat zij met
haar tijd moet aanvangenDaar kun je toch je ogen niet voor sluiten. In het Groninger vrouwenhuis ko
men voornamelijk oudere vrouwen in de leeftijd van 40 tot 55 jaar. Er zijn veel huisvrouwen bij en het
wordt ook hoofdzakelijk door deze vrouwen gerund. Er komen dus geen studenten. Dat studenten - de
heer De Pree zei het ook al - dit aanpakken komt waarschijnlijk omdat deze vrouwen niet hun ogen
sluiten voor het probleem, daarmee in aanraking komen en dan denken: Hier moeten wij iets aan doen.
Het spreekt die vrouwen aan. Je kunt je ogen er natuurlijk wel voor sluiten, omdat het voor sommige
mensen misschien bedreigend is om te accepteren dat hun eigen situatie niet goed meer is - die erken
ning is vaak erg moeilijk - maar het probleem ligt er wel. Het ligt om u heen als u goed om u heen ziet.
Er is een discussie geweest over vrouwen en politiek in het politiek café. Daar was mevr. Andela-Baur
van het C.D.A. en mevr. De Roo-de la Faille van de V.V.D, Deze beide vrouwen, vooraanstaande vrou
wen in hun partijen met een mening die, dacht ik, vaak en veel gerespecteerd wordt, waren heel erg
in voor een vrouwenhuis. Zij onderkenden ook de problemen die ik in eerste instantie heb gesigna
leerd. Het bevreemdt mij des te meer dat anderen van dezelfde politieke partijen daar dan blijkbaar
helemaal niet mee op de hoogte zijn of dat er in die partijen geen discussie over is. Ik ben dan altijd
erg verbaasd over uitlatingen over lesjes e.d. Natuurlijk kunnen er lessen worden gegeven, maar wij
kunnen toch allemaal wel begrijpen dat het daar niet om gaat, want je kunt een Nederlandse les ook
wel ergens anders volgen. Dat is niet het hoofdprobleem. Het is mooi dat dat daar ook kan gebeuren.
Waarschijnlijk hebben die vrouwen die voorlichting gegeven om concrete zaken te noemen, omdat veel
problemen voor veel mensen niet concreet zijn en sommigen ook de fantasie niet hebben om te zien wat
er dan verder zou kunnen gebeuren.
Dan heeft de wethouder het gehad over het Woningbedrijf. Ik had gevraagd het Woningbedrijf op
dracht te geven naar een geschikt pand te zoeken. Hij heeft gezegd: Laten die vrouwen dat zelf maar
gaan doen. Het is, dacht ik, bekend dat de vrouwen dat reeds meerdere malen gedaan hebben. Zij heb
ben contact opgenomen met de heer Van der Knoop zonder enig resultaat. Daarom zou ik er nogmaals
op willen aandringen het wel te doen. Er is op het moment een pand waarin misschien een mogelijkheid
is. Dat is het pand van Extase dat door enige jonge lieden is gekraakt. Dat zou misschien voor een tij
delijk onderkomen heel goed dienst kunnen doen.
Mevr. Visser-van den Bos en meerderen met haar hebben gezegd: Welk aanbod is er dan, daar we
ten wij niets van. Nee, natuurlijk niet, bij een experiment weet je dat niet. Je hebt alleen de behoef-
te gesignaleerd, je hebt gezien dat er 5 of 6 of meer vrouwenhuizen in Nederland zijn waar een groot
aanbod is, waar dus blijkbaar behoefte is. Het zal wel net zo zijn als met de cursus die door C.R.M. ge
subsidieerd is en die vorig jaar in Friesland van start is gegaan en waar inmiddels al 20 a 25 van zijn
geweest gedurende 20 ochtenden. Van de cursus Vrouwenoriëntering in de samenleving weet je ook van
te voren de behoefte niet, maar het blijkt dat, als je zo'n cursus aankondigt, die zo maar vol getekend
is en dat er een enorme behoefte is. Je kunt dat dus niet eerder weten dan dat je met iets start, je kunt
het in ieder geval niet zwart op wit aangeven.
Mevr. Visser—van den Bos: Ook ik heb er behoefte aan om op enige opmerkingen van andere zijde
te reageren. Ik was erg verwonderd over de opmerking van de heer De Pree, die ik anders altijd bijzon
der graag hoor spreken maar die mij nu verweet - ik kan het tenminste niet anders verstaan - dat wij
geen principiële keuze zouden hebben gedaan, dat wij er omheen gelopen zijn. Ik dacht dat ik erg dui
delijk was geweest, wij hebben gezegd dat bij ons bij de vele zaken die wij in onze stad begeerlijk
vinden het vrouwenhuis onderaan het rijtje staat, dat wij het niet urgent vinden. In aansluiting daarop
zou ik een pleidooi willen houden dat wij proberen C.R.M. bereid te vinden om de vrouwenorganisaties
in zijn totaliteit, de grote landelijke organisaties, eens financieel in staat te stellen om propaganda te