10 bare kaart is, maar het risico zit er in dat op een gegeven moment geconstateerd moet worden dat het geen haalbare kaart is. Aan de andere kant, in een aantal steden zijn mogelijkheden gerealiseerd op niet altijd een even zekere basis en het is toch wel opmerkelijk dat in elk van die steden ten opzichte van parkeergarages, zelfs ondergrondse parkeergarages, een zeker optimisme aanwezig was. In de stad Haarlem waaraan het rekenmodel is ontleend is dat optimisme zodanig dat men doorgegaan is met het realiseren van parkeergarages tot op een vierde plaats, meen ik, en dat deed zich ook voor in Maas tricht en Den Bosch. Dat betekent dat wij niet bij voorbaat pessimistisch hoeven te zijn, maar dat wij toch met een zeker realisme en ook met een zeker optimisme deze studie zullen kunnen aanvangen. Dan nu een paar opmerkingen over vragen die gesteld zijn en opmerkingen die gemaakt zijn. De heer Heidinga heeft gevraagd of de stichtingsvorm per definitie de vorm is. Ik zou zeggen: Het uitgangs punt is dat er voldoende invloed van de overheid op dit gebeuren moet zijn, het uitgangspunt is dat er een gezamenlijke verantwoordelijkheid van bedrijfsleven en overheid voor dit gebeuren aanwezig is. Daarvoor leent de stichtingsvorm zich. Maar of het per definitie onder alle omstandigheden de stichtings vorm moet zijn is, dacht ik, niet een hard gegeven. Wanneer mocht blijken dat op een andere wijze met inschakeling van tot dusver buiten beschouwing gebleven participanten de zaak beter tot een oplossing gebracht kan worden dan staat het college, dacht ik, duidelijk open voor andere ontwikkelingen, mits wij maar komen tot een zodanig parkeerregiem in de stad dat wij onze doeleinden bereiken. Die doel einden staan voor een groot deel in de raadsbrief, ik dacht dat die ook niet strijdig waren met de motie die de raad aangenomen heeft over een verkeersluw gebied bij het station. Ik kan dat niet met zekerheid zeggen maar er zijn op het ogenblik toch wel een aantal studies over dat gebied aan de gang en ik ge loof niet - zoveel weet ik wel van die studies - dat bij voorbaat aangenomen moet worden dat de ver keersluwheid verloren zal gaan in de omgeving van het station wanneer de parkeergarage op deze plaats gerealiseerd zal worden. De heer Knol heeft nog een aantal getallen genoemd, hij heeft o.a. gezegd dat er op jaarbasis 2 ton aan parkeergelden verloren gaat. Dat is niet helemaal juist. In de eerste plaats is het zo dat het net- toroverschot dat op dit moment in Leeuwarden van alle parkeervoorzienin'gen gehaald wordt geen 2 ton maar 150.000,is; dat is dus van alle parkeermeters en alle parkeerautomaten in de stad het netto resultaat. In de tweede plaats is het zo dat het als wij spreken over een aangepast regiem best eens zou kunnen zijn dat een aantal parkeermeters die op dit moment een lagere tariefstelling hebben ter wille van een goed functioneren een hogere tariefstelling zullen moeten krijgen waardoor ook het inkomen via de parkeermeters niet geheel verloren zal gaan. Een ander facet is dat in de calculatie de onroerend goedbelasting ook een rol speelt, in de calculatie van de D.S.O. staat voor onroerend goedbelasting een bedrag opgenomen van 90.000,dat betekent dat er op die manier toch weer een bijdrage komt aan de overheidsmiddelen. De heer Knol heeft voorts gezegd dat een juiste tariefstelling plus een gewen ningsperiode noodzakelijk is; dat lijkt mij juist. In het concept staat - dat zou mogelijkerwijs nog eens een keer tot inkomsten voor de gemeente kunnen leiden - een aangepast recht van opstal genoemd. In de modellen die de heer Knol heeft gemaakt zou dat pas in model 4 aan de orde komen na 10 jaar, maar de mogelijkheid om na een aantal jaren een bijdrage te krijgen is in ieder geval niet geheel uitgesloten en dat betekent toch een zekere compensatie voor datgene wat mogelijkerwijze verloren zou gaan. De heer Heidinga heeft een voorstel ingediend voor een positieve benadering van een afsluitende bebouwing. Ik dacht dat uit mijn beantwoording blijkt - de heer Knol heeft ook die bebouwing genoemd dat ik daar positief tegenover sta, ik geloof ook dat er in de raad een duidelijke meerderheid is die er mee instemt dat de gevolgen van een afsluitende bebouwing onderzocht worden. De heer De Beer heeft gesproken over het verbinden van de Baljeestraat met de Zuiderstraat. Ik dacht dat het onderzoek naar de verkeersbewegingen in de binnenstad en in de randgebieden duidelijk opgenomen zou moeten worden in het verkeersstructuurplan en in het verkeerscirculatieplan. Dat bete kent ook dat de consequenties zowel van de parkeergarage als van de doeleinden die wij nastreven met autoverkeer, fietsverkeer en voetgangersverkeer wel aan zullen geven of dit een noodzakelijkheid is of dat dit achterwege kan worden gelaten. In het model dat op het ogenblik over fiets- en voetpaden aan hangig is wordt wel de suggestie gedaan om hier een verbinding te maken, maar wanneer dit een auto verbinding wordt dan betekent dat uiteraard dat er nog meer financiële middelen in gestoken zouden moeten worden. Wanneer dat uit een oogpunt van parkeren nodig is dan dacht ik dat wij enige vraagte kens moeten zetten bij het nut van de investering, wanneer het uit een ander oogpunt noodzakelijk zou zijn, ondanks de parkeergarage, dan komen wij daar in het verkeersstructuurplan wel op terug. De heren Van der Wal en Singelsma hebben gezegd dat de Oude Veemarkt een goed alternatief is. Ik dacht dat dat niet het geval was, ik dacht dat deze parkeergarage duidelijker inspeelde op de nood zaak van een levendig winkelcentrum dan de Oude Veemarkt, ik geloof zelfs dat de plaats zodanig at tractief is dat met een goed parkeerregiem en een goede tariefstelling op dit moment 1 ,25 en in een later stadium misschien nog wat andere bedragen realiseerbaar zouden zijn. Dat is, dacht ik, ook de me 11 ning van een aantal mensen die wat ervaring op dit gebied hebben. De heer Van der Wal heeft gezegd dat het een financieel risico is; dat is zo, maar ik dacht dat het een aanvaardbaar financieel risico is. De heer Van der Wal voelt er niets voor een bouwwerk te stichten. Ik dacht niet dat dat in strijd was met welke veronderstelling ook en ik meen dat het de moeite waard is om te kijken op welke wijze daardoor de functies van het plein kunnen toenemen. Als er geen autostalling meer nodig is dan zal er zeker een fietsenstalling nodig zijn en dan hebben wij daarvoor in ieder geval voldoende ruimte ondergronds. (De heerVan der Wal: Zou u daar 13 miljoen aan willen besteden?) Voor de fiets hebt u alles over dus zeker dit ook. (De heer Van der Wal: Wel veel, maar geen parkeergarage onder de grond; die 13 miljoen is dan wel beter te besteden. Ik vind dit een loze opmerking.) (De heer Ten Brug (weth.): Het is een nieuw argument.) Ik dacht dat ik de meeste opmerkingen wel beantwoord had. Ik dacht dat wij ons zowel tegenover het voorstel van de heer Knol als tegenover het voorstel van de heer Heidinga positief zouden kunnen opstellen. De Voorzitter: Ik geloof dat wij, voordat wij met de tweede instantie beginnen, wel de conclusie kunnen trekken dat wij, mede gelet op wat de heren Knol en De Beer hebben gezegd en op de reactie van de wethouder, in ieder geval de motie van de heren Heidinga en Jansma over kunnen nemen. Die motie kunnen wij dan verder buiten de discussie laten; dat betreft dus het toevoegen van een punt c. aan het besluit. (De heer Knol: Neemt het college de door mij aangekondigde motie ook over?) Ik werk de dingen stap voor stap af. (De heer Ten Brug (weth.): Het gemakkelijkste eerst.) Is iedereen het er mee eens dat wij die motie overnemen? (De heer Van der Wal: Dat u die motie wilt overnemen is natuurlijk uw zaak, maar wij zijn het er niet mee eens.) De motie van de heren Heidinga en Jansma wordt door het college overgenomen met aantekening dat de heren De Greef en Van der Wal tegen de motie zijn. De Voorzitter: De heer Knol heeft wel een motie aangekondigd maar hij heeft die niet ingediend. Ik kan dus moeilijk zeggen dat wij die motie overnemen. De wethouder heeft wel gezegd dat wij bereid zijn met het bedrijfsleven discussies te openen en hen daarbij te zeggen dat zij meer zouden moeten be talen dan zij wellicht op dit moment hebben verwacht. (De heer Rijpma (weth.): Waarbij de noodzaak van gemeentegarantie duidelijk een rol moet spelen.) De heer Knol: Ik wil eerst wel even opheldering over het raadsel rondom mijn aangekondigde mo tie. Ik dacht dat je als college ook wel een aangekondigde motie over zou kunnen nemen, daar is vol gens mij geen enkele staatsrechtelijke belemmering voor. (De Voorzitter: U kunt die motie nu even indie nen.) Aan het eind van mijn verhaal in tweede instantie zal ik dat met alle plezier doen. De wethouder heeft m.i. terecht opgemerkt dat bij dit voorstel de financiële consequenties zwaar moeten wegen; dat was ook de teneur van mijn verhaal. Het verbaast mij dat het C.D.A. en de V.V.D. zo lichtvaardig over deze financiële consequenties heen huppelen. In de tijd dat wij met de artikel 12- situatie zaten hebben wij als grootste fractie keer op keer het verwijt gekregen dat wij wat al te licht vaardig in die situatie verzeild geraakt zijn en daarom komt dit helemaal wat in een vreemd licht te staan. Ik ben het voor een groot deel wel eens met de heer Van der Wal voor wat betreft het afwegen van prioriteiten t.a.v. het gemeentehuishoudboekje. Vandaar dus dat ik ook de motie die ik straks zal indienen heb opgesteld. Wij willen niet op voorhand uitspreken dat wij garant staan voor de rente en aflossing van die gelden, wij willen eerst weten wat precies de financiële consequenties worden, welke bedragen daar precies mee gemoeid zijn en wat wij daar eventueel voor zullen moeten laten staan. Ik heb gezegd dat het Wilhelminaplein bruto ongeveer 2 ton aan parkeergelden oplevert. De wet houder zegt dat het totale parkeerbeleid ons netto 150.000,oplevert. Dat kan wel zo zijn maar je kan niet voorbij gaan aan het feit dat een aantal parkeerplaatsen ook negatief kan zijn. Als ik bedenk dat het Wilhelminaplein een bezettingsgraad heeft van zo'n 70% en dat het in verhouding tot de par keermeters weinig arbeidsintensief is dan kan ik mij best voorstellen dat het Wilhelminaplein netto 2 ton aan de gemeentelijke schatkist bijdraagt terwijl een aantal andere parkeerplaatsen duidelijk nega tief is zodat er per saldo 150.000,over blijft. De wethouder heeft, dacht ik, wat dit betreft mijn verhaal niet kunnen weerleggen. Ik zou dan ook graag willen weten wat de dekking wordt in het kader van het beleidsplan. Ik dien nu mijn voorstel in, zodat dat kan worden behandeld. De Voorzitter: De motie van de heren Knol en Meijerhof vormt nu mede onderdeel van de discussie. Ik wil wel graag dat de andere fracties iets zeggen over die motie. Het is voor ons gemakkelijk te weten

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1977 | | pagina 6