totael nije opset meitsje moatte hwant de inkele hektoren dy't men üt dy strook by de Grinzerstrjitwei
wei hellet moat men earne oars wer fine en as men dat docht hóldt dat in folslein nije opset yn. Dat is
in saek der't myn fraksje net oan wol. Wy binne - dat haw ik yn it bigjin al sein - tankber dat wy sa
fier binne, dat it oerliz ek mei oare ynstansjes oant nou ta hwat it plan oangiet bifredigjend forroun is,
wy soenen hwat dit part oanbilanget allinnich mar sizze wolle: Bisykje sa gau mooglik fierder to gean,
oanfurdigje de plannen sa't dy op dit momint op tafel lizze en bisykje se wier to meitsjen.
As ik siz "bisykje se wier to meitsjen" dan kom ik meiiens op de finansiéle opset. It is wol hwat
in slimme saek as men jin forhael makke hat basearre op in finansiéle opset dy't men reglemintair by
de stikken krigen hat en men krijt in kertier foar de gearkomste in totael oare opset op jins tafel. Jo
hawwe dan yn wezen net mear in foet om op to stean. De opset dy't by de stikken wie wie ik bisunder
tofreden oer, dat foun ik in tige reéel stik. Nei myn miening soe it it beste wêze to sizzen: Forjit dy
oare opset mar hwant dit is helber, dit is basearre op Ljouwerter omstannichhedendit is in reéle saek.
It liket der nou op dat it ministearje op dizze sifers net meiwurkje wol, nettsjinsteande de tasizzingen
dy't der lizze dat Ljouwert foar dit plan yn oanmerking komt foar lokaesjesubsydzje en nettsjinsteande
it feit dat wy op forsyk fan dep. steaten it plan untwurpen hawwe sa't it is en it bisteande plan fan de
gemeente oerheap goaid hawwe. Wy binne op dizze toer gien op tasizzing fan dep. steaten en op ta-
sizzing fan de minister foar finansiéle stipe en as men dat yn Den Haech op dit momint allegearre for-
getten is dan bin ik dochs fan bitinken dat, as men dan yn it amtlik oerliz net fierder komme kin, der
miskien oare mooglikheden binne en dat der op de politike toer gien wurde moat. Dan moat der yn in
rjochtstreeks gesprek tusken it kolleezje en de forantwurdlike minister wiisd wurde op de taek en de
plicht fan it ministearje, op de plicht om in plan fan de gemeente Ljouwert net to bioardieljen neffens
deselde noarmen dêr't men in plan yn it westen fan it Ian op bioardielje kin en bioardielje mei. Fan in
bifolking as uzes meije wy net forwachtsje dat dy him nei wenjen set yn in plan dat sa ticht biboud
wurdt dat it oan de easken fan dizze minister foldocht. As der gjin bigryp foar wêze kin en as hja net
ré binne om in plan üt it noarden oars to bioardieljen, dêrfoar oare noarmen to hantearjen as men yn
it westen docht, dwaen kin, dwaen mei en miskien dwaen moat, dan freget dat allinnich mar om in
skerp protest ut it noarden. Dizenige biloften hawwe wy genóch heard, eins soe ik de kant üt wolle en
draech it kolleezje op dat men daliks nei de fakansje hjir boppe op springt, it spul meinimt en in hur-
de konfrontaesje oangiet mei de dan sittende minister en bisiket dizze finansiéle opset roun to krijen.
Mochten der dan üteinliks problemen komme dan kinne de sifers dy't wy joun op tafel foun hawwe as
alternatyf jilde, mar om op dit momint dy sifers to oanfurdigjen der haw ik it dochs wol slim swier mei.
Yn earste ynstansje woe ik it hjirby litte.
De heer DeBeer: Na de herziene exploitatie-opzet van het plan Camminghaburen van 5 mei 1977
hebben wij inmiddels al weer een herziene exploitatie-opzet gekregen, het laatste bleek nodig nadat
men vanuit Den Haag te kennen had gegeven dat men de eerder gebruikte factoren niet acceptabel
vond. Om toch nog voor de onmisbare subsidies in aanmerking te komen blijft er voor ons weinig keus
over. Overigens moet ik u zeggen dat de daaruit voortvloeiende verschillen niet bijster groot zijn.
Wel blijkt dat de uitkomsten in het nadeel van de gemeente werken. Het is jammer dat voor 102 wo
ningen in de vrije sector de prijs per kavel ruim boven de ton komt, het lijkt mij een niet bepaald
concurrerende prijs met de omliggende gemeenten. Eén ding is wel duidelijk, ook deze prijzen staan
niet vast en wij kunnen er alleen maar op hopen dat ze niet teveel meer zullen stijgen.
Tegen een andere kunstgreep, het openbaar groen terug brengen, hebben wij geen bezwaar,
evenmin tegen de bezuiniging door het niet opnemen van de verbinding met de Hemrik voor autover
keer en door twee geplande verkeerslichteninstallaties weg te laten.
Uit overleg met organisaties van openbaar en bijzonder onderwijs is gebleken dat er geen bezwa
ren bestaan tegen de situering als aangegeven op de bestemmingsplankaart. Ook van onze zijde be
staan hiertegen geen bezwaren. Wel heb ik nog een vraag over de realisering hiervan. Wanneer wordt
gestart met de bouw en loopt de bouw wel parallel met het schema zoals wij dat voor ogen hebben?
Haast is ook geboden met het opstellen van een programma van eisen voor het centrumgebied.
Wij moeten er voor zorgen dat wij tijdig met dit gebied kunnen beginnen.
Bij de architectenkeuze heeft u het uitgangspunt "per architect 50 woningen" verlaten en u stelt
nu voor "per bouwer één architect die dan maximaal 50 woningen van eenzelfde type mag maken".
Waarom per bouwer één architect? Als u het principe "50 woningen per architect" niet handhaaft
kunt u gewoon tegen elke bouwer zeggen dat de keus van de architect vrij is maar dat deze maximaal
50 woningen van eenzelfde type mag bouwen. Wat u nu voorstelt is een lapmiddel terwijl het niet per
se nodig is. Ik kan mij n.l. best voorstellen dat een architect in staat is om voor diverse ontwikkelaars
plannen te maken, rekening houdende met het door u voorgestelde maximum van 50 gelijksoortige
woningen. Mijn vraag is dus waarom u nu hebt besloten om per ontwikkelaar één architect te nemen.
21
Wat de motie van de P.v.d.A. betreft kan ik vrij kort zijn, ik sluit mij aan bij de mening van de
heer Miedema, ook wij zijn van mening dat 85 meter langs de Groningerstraatweg voldoende is; 20
meter aan de oostkant lijkt ons ook ruim voldoende.
De heer Van der Wal: De vorige keer dat wij in deze raad over het plan Camminghaburen hebben
beraadslaagd heeft mijn fractie er voor gepleit een benadering op basis van levensstijlkenmerken van
toekomstige bewoners van Camminghaburen te hanteren, een z.g. milieudifferentiatie. Wij hebben daar
een kleine brochure over samengesteld; die is destijds uitgedeeld. Het gaat om levensstijlkenmerken,
zoals b.v. actief, passief, luidruchtig, stilte zoekend, gesteld op netheid, rommelig, esthetisch, crea
tief, vertaald in eisen voor de woning en de woonomgeving. Volgens ons dient een dergelijke benade
ring het eerste uitgangspunt te zijn bij de planontwikkeling voor een nieuwbouw-stadsdeel als Cam
minghaburen. Er is een gedegen onderzoek nodig om deze woonstijlkenmerken hard te maken. Dit on
derzoek ontbreekt. Het zeer beperkte woningmarktonderzoek voor Camminghaburen voldoet hier bij
lange na niet aan. Wij hebben geprobeerd dit uitgangspunt door middel van voorstellen aanvaard te
krijgen. Deze werden door de meerderheid van de raad nog niet aanvaard hoewel, als ik de heer Mie
dema zo hoor als hij over differentiatie praat, ik in ieder geval aan de C.D.A.-kant nog wel wat be
weging in het standpunt m.b.t. differentiatie meen te bespeuren. Op grond van die andere benadering
die wij de vorige keer uitvoerig hebben toegelicht heeft mijn fractie tegen bepaalde onderdelen van
het plan gestemd, m.n. tegen de voorgestelde verdeling van de woningsectoren over het plangebied en
de hieruit voortvloeiende toewijzing van deze projecten aan woningbouwverenigingen en projectont
wikkelaars. Naar onze mening ontbrak hiervoor een aanvaardbare beleidsgrondslag. Goed, de meer
derheid van de raad heeft anders beslist, de plannenmakers zijn voorlopig op het oude spoor door ge
gaan. Dat brengt onze fractie in een niet al te gemakkelijke positie bij de beoordeling van hetgeen nu
ter tafel is gekomen als voorstel van het college. Wij hebben een prachtig boek gekregen - ik meen
het serieus, het is een goed uitgevoerd boek hoewel ik het wat moeilijk hanteerbaar vind door het for
maat - dat getiteld is: Randvoorwaarden en richtlijnen. Doordat niet als uitgangspunt is genomen le
vensstijlkenmerken vertaald in eisen t.a.v. woningen en woonomgeving heeft deze nota die vooral de
kwalitatieve eisen probeert vast te leggen o.i. niet voldoende gewicht om tegenwicht te bieden aan de
getalsmatige benadering; ik kom daar bij de financiële benadering op terug. Je merkt het ook in deze
raad, erg vaak wordt als uitgangspunt - ik ontken niet dat het belangrijk is - een rekenkundige op
zet gehanteerd om een plan in te delen. Ook in dit boekwerk klinkt dat door. Op blz. 53 staat b.v.:
"Op deze wijze" - dat is "aanknopingspunten vinden in de hoofdstructuur" - "lijken voldoende waar
borgen aanwezig om binnen het kader van de hoofdstructuur te komen tot duidelijke onderscheiden ka
rakteristieken en tot een grote mate van verscheidenheid zonder dat er sprake is van dirigisme waardoor
voor de toekomstige bewoners een dwang tot conformeren zou ontstaan". Al te veel zelfvertrouwen
spreekt volgens ons niet uit zo'n zinsnede. O.i. is dit een uitvloeisel van de raadsuitspraken waaraan
in dit stadium weinig meer te veranderen valt. Los van het principiële verschil in uitgangspunten is de
inhoud van de nota Randvoorwaarden en richtlijnen ons eerlijk niet tegengevallen. Binnen het o.i. te
beperkte kader is een serieuze poging gedaan meer greep op de kwaliteitseisen van het plan te krijgen.
Op zich beoordelen wij dat als een te waarderen ontwikkeling op het gebied van de stadsplanning.
Ik kom dan op de architectenkeus. Wij zijn het in principe eens met de bevoegdheid van het ge
meentebestuur te kunnen bepalen welke architecten aan de gang gaan in een plan waar wij de verant
woordelijkheid voor dragen. Wij vinden dan wel dat, als wij als gemeentebestuur die bevoegdheid aan
ons trekken, dat dan gebaseerd moet zijn op een controleerbaar beleid. Ik kan dat controleerbare be
leid niet ontdekken. Wij hebben een lijstje gekregen - ik zal geen namen noemen - en als ik het
lijstje zoals het ons gepresenteerd wordt bekijk en ik zie de architecten A.B. te H., C., D., E. dan
denk ik: O, die heeft dat gebouwd, die heeft dat gebouwd, dat vind ik wel leuk, dat vind ik niet
leuk, en dan zeg ik b.v.: D. en E. zou ik er niet bij willen hebben. Maar dat is mijn mening, dat is
een subjectieve mening. Ik houd b.v. niet zo erg van traditionele bouw, maar ik weet - dat kan je
gewoon aanvoelen - dat een hele hoop mensen wel in traditionele bouw willen wonen. Als je dat van
uit hun levensstijlkenmerken hard kunt maken kan je dat oök doorgeven naar de projectontwikkelaars
en op basis daarvan tot een architectenkeuze komen; dan kan het best wezen dat de architecten D. en
E. die ik vanuit mijn persoonlijke voorkeur niet zo erg zie zitten erg goed binnen dat kader zouden
kunnen functioneren. Enig controleerbaar beleid achter deze keuze kunnen wij echter niet ontdekken,
hoogstens - uit de verslagen van de Commissie R.O. die niet al te uitvoerig kunnen zijn kon je lezen
dat ik een soort vriendjespolitiek vermoedde bij de architectenkeus - dat een vriendschappelijke re
latie op basis van wederzijds vakmanschap bestaat; dat vinden wij ook niet erg want dat is onvermijde
lijk. Alleen is het zo dat zo'n vriendschappelijke relatie natuurlijk geen basis is voor een gemeente
bestuur om bepaalde architecten aan bepaalde projectontwikkelaars te koppelen. Met wat goede wil