6
De heer Van der Wal: Wij zijn niet in het minst verbaasd dat er nu van de winkeliersvereniging
een brief ligt om de toekomstige busroute niet via de St. Jacobsstraat te laten lopen. Wij hebben des
tijds bij het structuurplan voor de binnenstad voorstellen ingediend en ook alternatieve voorstellen om
de bussen een andere route te geven. Ik zou u willen verzoeken om bij het opstellen van het preadvies
de discussies over de busroutes bij de behandeling van het structuurplan nog eens na te lezen, de al
ternatieven die wij destijds hebben aangegeven op te diepen en die bij het preadvies te betrekken.
Misschien dat wij dan tot een alleszins bevredigende oplossing kunnen komen n.a.v. deze brief.
De heer Bouma: Even heel kort. Als u hetgeen de heren De Jong en Van der Wal hebben gezegd
bij uw preadvies in ogenschouw wilt nemen, dan zou u dat misschien ook kunnen doen met hetgeen ik
nu ga zeggen. De Fram zou er eigenlijk uit zichzelf iets aan moeten doen, maar de Fram geeft een
teken dat haar dienstbetoon zo slecht is dat ze zich van de bewoners niets aan trekt. Als je ziet met
welke snelheden ze soms door nauwe straten jakkeren, als je ziet met wat voor zwaar materiaal ze
rijden zodat je zit te schudden in huis en als je dan ook nog ziet dat ze bij haltes stoppen met janken
de en piepende remmen waar kinderen een nachtmerrie van krijgen dan vraag je je af of dat nu een
stadsautobusdienst is die dienstbetoon moet betonen aan bewoners en passagiers. Ik heb weinig hoop dat
de Fram zich van de klachten die hier geuit worden een spier zal aantrekken.
De Voorzitter: Wij kunnen dit geval eigenlijk in twee stukken splitsen. In de eerste plaats zijn er
een aantal tips en suggesties gegeven t.a.v. dit probleem. Wel, die zullen wij betrekken bij het op
stellen van het preadvies.
De kwestie van de klachten over de Fram is een andere zaak. Ik zou toch wel op willen merken
dat wij klachten als deze niet eenmaal maar bij herhaling met de Fram hebben opgenomen. Het is mij
van zeer nabij bekend dat aan deze klachten ook aandacht wordt besteed door de leiding van de Fram
en dat de chauffeurs hier ook regelmatig op wordt gewezen. Ik moet toegeven - ik vind dat ook jam
mer maar wij mogen niet generaliseren, want dat is geen recht doen aan de meeste chauffeurs van de
Fram die zich wel correct aan de voorschriften houden - dat het toch wel eens gebeurt dat er, als het
's avonds later wat stil is en er weinig verkeer op de weg is, met een tempo gereden wordt dat niet
juist is, ik heb dat zelf ook wel eens gezien. Ik zeg u graag toe dat wij nog een keer met de directie
van de Fram op zullen nemen dat zij nogmaals de chauffeurs er op wijzen dat men dit zoveel mogelijk
moet nalaten, want het is bekend dat dit extra hinder geeft, hoewel - en dat wil ik ook graag op
merken - dit soort hinder eigenlijk alleen voorkomen kan worden wanneer wij over zouden gaan tot
het gebruiken van aanzienlijk kleinere bussen in het stadsverkeer. Ook dat punt is bij herhaling be
sproken in het kader van de Fram zelf. Ik zeg u graag toe dat ik er op aan zal blijven dringen dat men
bekijkt - men is met studies bezig - of men toch niet over kan gaan tot de aanschaf van kleinere bus
sen. Ik ben er persoonlijk van overtuigd - waarschijnlijk velen met mij - dat dit probleem vooral in
de gedeelten van de stad waar nauwe straten zijn slechts afdoende is op te lossen door bij de Fram ge
woonweg met twee verschillende soorten bussen te werken, de grotere bussen op de lijnen waar vrij
veel mensen vervoerd moeten worden, maar in de stadsdienst kleinere bussen. Dat men dat niet doet is
uitsluitend een kwestie van kosten, de aanschaf van één soort bussen is goedkoper en ook het werken
met grote bussen bij veel aanbod van passagiers en met kleine bussen op andere tijden geeft veel pro
blemen bij de Fram. Maar ik geloof toch dat men aan dit probleem de nodige aandacht besteedt; wij
blijven er op aandringen dat dit gebeurt. Dit is overigens geen Leeuwarder probleem, het speelt ook
elders.
De brief wordt in handen van b. en w. gesteld om preadvies.
Sub R.
De brief wordt voor kennisgeving aangenomen.
Punten 4 t.e.m. 7 (bijlagen nos. 253, 238, 241 en 242).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
Punt 8 (bijlage no. 249).
Mevr., Brandenburg-Sjoerdsma: Het gaat hier om de verkoop van kavels in Aldlan langs het Van
Harinxmakanaal en dan bedoel ik de twee kavels die liggen in de rij 57 t.e.m. 61De Dienst Open
7
bare Werken streeft er naar om stukjes openbaar groen die erg klein zijn af te stoten en bij de verkoop
van deze kavels creëren wij die weer. Het is n.l. zo dat er tussen de zuidgrens van de kavels en het
pad langs het Van Harinxmakanaal een smal strookje openbaar groen blijft liggen van 2,5 meter. Dat
vergt veel onderhoud, men moet er apart naar toe. In de Commissie R.O. waarin dit plan in februari
bekeken is is eigenlijk gezegd: Wij zullen dat bij de verkaveling wel bekijken en waarschijnlijk an
ders doen. Ik zou graag willen weten waarom dat nu niet is gebeurd.
De heer Rijpma (weth.): De opmerkingen zijn doorgegeven, het enige is dat kennelijk niet, ook
niet door ondergetekende, voldoende is gecontroleerd of er aan de bezwaren tegemoet is gekomen. Ik
weet niet wat de beste oplossing is. Ik ben het met u eens dat het uit een oogpunt van plantsoenbeheer
beter is om de betreffende strookjes mee te verkopen. Misschien is er iemand die wat de procedure be
treft wat naders kan zeggen. Dit zijn aanbiedingen en verkopen die in onderling overleg tussen de
dienst en betrokkenen hebben plaats gevonden en om nu op dit moment zo maar te zeggen: Wij verko
pen die strookjes van 2,5 meter er maar even bij, lijkt mij niet mogelijk. Het enige dat ik kan toezeg
gen is dat wij alsnog kunnen proberen om met betrokkenen over die 2,5 meter overeenstemming te be
reiken. Misschien is het het beste dat, als u met ons van mening bent dat dat zo moet, wij proberen
bij de definitieve verkoop, dus bij het tekenen van de overdrachtsakte, het alsnog zo te regelen.
De Voorzitter: Is het een bezwaar als er met de een wel en met de ander niet overeenstemming
wordt bereikt? (De heer Rijpma (weth.): Het moet met allemaal.) Dan stel ik voor dat wij pogen deze
aanvulling alsnog tot stand te brengen en als dat mogelijk is - maar dan moet het wel met allemaal
want met één of twee wordt het uitermate moeilijk - kunnen wij twee dingen doen, ten eerste dat wij
een aanvulling op de overeenkomst in de volgende raad brengen en ten tweede dat u ons nu machtiging
geeft dat als met betrokkenen die overeenstemming wordt bereikt de aanvulling op de overeenkomst
alsnog wordt aangebracht.
Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: Het gaat om ae rij 57 t.e.m. 61 dus om vijf kavels, maar bij dit
voorstel gaat het om de beide buitenste kavels. Er lopen, als ik het goed zie op de tekening, ook al
onderhandelingen over de middelste drie kavels, u zou er dus in ieder geval ook attent op moeten zijn
dat het daarbij meteen goed gaat.
Mevr. Smit: Ik kan hier volledig mee instemmen, maar is het niet een suggestie om in de verre
kening van onder- en overmaat de extra meters er bij te nemen?
De Voorzitter: Dat zou ik nu niet willen bespreken, want dan wordt het erg ingewikkeld. Als u ons
machtigt dat, als er overeenstemming wordt bereikt, wij de zaak mogen oplossen dan vinden wij vast
de beste methode daarvoor.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. aangevuld met de machtiging die
door de voorzitter is genoemd.
Punt 9 (bijlage no. 244).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 10 (bijlage no. 262).
De heer Heidinga: Ik vind het een snertoplossing om het beroep dat wij op de Kroon gedaan heb
ben tegen het besluit van ged. staten op deze wijze op te lossen, ik vind het helemaal niet elegant en
ik zie ook geen enkele reden om het te doen. In feite is het alleen maar een manier om de ambtenaren
van de provincie ter wille te zijn en daar zie ik helemaal geen reden voor. Laat dit spul zijn gewone
beloop maar hebben. Als dit een burger was die in beroep gegaan was bij de Kroon dan wrongen wij
ons ook niet in dergelijke gekke bochten om hier onder uit te komen. Dat heeft dus mijn stem niet.
In de tweede plaats een opmerking over artikel XXXV betreffende de toevoeging van een nieuw
artikel 307a. In de eerste plaats geeft het verwarring dat wij een nieuw artikel 307a tussenvoegen
want er staat nu al een artikel 307a in de Bouwverordening. Het is, dacht ik, helemaal niet de bedoe
ling om het artikel 307a dat er nu in staat er uit te halen, maar alleen om na het volledige artikel
307 een artikel 307a in te voegen. Ik geloof echter dat wij deze zaak dan duidelijker moeten scheiden,
want dit kan absoluut verwarring geven. Het nu bestaande artikel 307 is onderscheiden in de onder-