8 delen a t.e.m. t, dus als je artikel 307a neemt dan staat daar al iets en nu zou er dan na artikel 307 a t.e.m. t een nieuw artikel 307a ingelast worden terwijl er al een artikel 307a bestaat. Dat moet men volgens mij zo niet doen. Op zichzelf zit er aan dit nieuwe artikel 307a wel een prettige kant: "Voor publiek bestemde ge bouwen alsmede de in die gebouwen gelegen voor publiek bestemde ruimten moeten vanaf de openbare weg op veilige wijze bereikbaar en toegankelijk zijn", vind ik een knappe bepaling, dat hoort er wel in, want de gebouwen zijn tenslotte voor het publiek bestemd dus moeten ze ook bereikbaar zijn. Maar dan het tweede deel van het nieuwe artikel: "Nadere eisen kunnen worden gesteld met betrekking tot de bereikbaarheid en de toegankelijkheid voor rolstoelgebruikers van voor publiek bestemde gebouwen en de daarin aanwezige voor publiek bestemde ruimten, voor zover daartoe geldelijke overheidssteun wordt verstrekt". Voor die bereikbaarheid moet dus geldelijke overheidssteun worden verstrekt. Als je met een rolstoel in zo'n gebouw wilt en je krijgt een gulden van de overheid en je rijdt tot aan de drempel dan kan de gemeente nadere eisen stellen. Ja, maar dit is toch een aanfluiting, wat heeft dit nu in de Bouwverordening te maken. Een bouwverordening regelt hoe een gebouw er uit ziet en de ei sen die aan een gebouw gesteld moeten worden, maar een bouwverordening regelt niet dat, als er nu eens een gulden subsidie komt, wij die man of die vrouw of die instelling kunnen verplichten om voor 50.000,kosten te maken. Dit is zo onbestemd dat de raad dit niet kan doen, want wij hebben doodgewoon geen vastigheid, dit hangt als los zand aan elkaar. Neem een willekeurig gebouw, een kerk of een kantoorgebouw, dat verbouwd wordt. (De hear Jansma: It stedhus.) Nee, dat is wel bereik baar, bij de stemming kan je altijd bij de scheve "batte" op. In ieder geval is het zo dat, als men dan van het rijk - er staat "voor zover daartoe geldelijke overheidssteun wordt verstrekt"; het maakt niet uit of het een gulden of duizend gulden is - financiële steun krijgt, b. en w. eisen kunnen stellen m.b.t. de toegankelijkheid. Dat is te onbestemd, dat kan zo niet. De heer Bijkersma: Ik heb een vraag aan de heer Heidinga. Ik heb hier voor mij de notulen van 4 oktober 1976; toen is de procedure behandeld om de kwestie van de Bouwverordening bij de Kroon aanhangig te maken. Toen heeft de heer Heidinga gezegd dat hij een van de redenen om er niet aan mee te doen vond dat er zoveel arbeidsuren in gingen zitten bij ons ambtenarenapparaat. Nu dacht ik dat wij ons die arbeidsuren kunnen besparen en nu is de heer Heidinga daar weer tegen. Ik begrijp dat niet. (De heer Ten Brug (weth.): Altijd dwars.) Dit was dus mijn vraag aan de heer Heidinga. De burgers van Nederland hebben er recht op dat de overheid een consequent beleid voert. Dat geldt ook m.b.t. datgene wat b. en w. naar voren brengen in de raadsbrieven. Nu is er iets dat mij ver wondert. Een aantal weken geleden had het college van b. en w. een bepaalde beslissing genomen en die besl issing is gewijzigd omdat de commissies niet met dat besluit van b. en w. mee konden gaan. B. en w. hebben toen het raadsbesluit dat ze oorspronkelijk voor ogen hadden veranderd in de geest zoals de commissies dat wilden; ik dacht dat dat ook wel juist was. Maar in het geval van het bewuste arti kel 307a waar de heer Heidinga op doelde is het zo dat daarover in de Commissie Openbare Werken is gesproken waarbij de meerderheid van de commissie - ik hoorde daar niet toe - de zinsnede m.b.t. de geldelijke steun er uit wilde hebben. Nu dacht ik dat b. en w., consequent zijnde, die zinsnede er uit hadden moeten halen. Het verwondert mij bijzonder dat ik nu in het raadsbesluit terug vind wat ik wilde, maar dat was het standpunt van de minderheid. Ik ben daar wel blij om maar ik vind het er gens niet consequent. (De Voorzitter: Wij wegen ook altijd.) Ja, dat begrijp ik, maar u zult begrijpen dat deze inconsequentie mij toch wel een beetje verwondert; ik ben niet tegen deze zinsnede, maar ik zou mijn opmerking toch wel graag beantwoord zien. De heer Van der Wal: iOok even iets over het artikel waar de heer Heidinga m.i. terecht over ge sproken heeft m.b.t. de passage over de geldelijke steun. Ik zou het artikel niet willen missen maar ik denk niet dat het kan zoals het hier staat. Wat ons betreft, wij zouden de strekking van het artikel er wel in willen houden. Ik stel voor - ik weet niet of het nu kan; misschien kan het tijdens de schor sing - de zin aan te vullen in die zin dat er iets komt te staan als "voor zover daartoe voldoende geldelijke overheidssteun wordt verstrekt"; er zou ook een percentage genoemd kunnen worden of iets dergelijks. Ik stel voor dat u de discussie over dit punt even opschort en met de juristen tussentijds een oplossing probeert te vinden. De heer Rijpma (weth.): Dit artikel heeft inderdaad onderwerp van discussie uitgemaakt in de Commissie Openbare Werken. In de eerste plaats even iets over het artikelnummer dat de heer Heidin ga niet fraai vindt. Ik wil beginnen met te zeggen dat wat nu in de Bouwverordening staat artikel 307, sub a, is en hier gaat het om artikel 307a. Dat komt - ik heb het even nageplozen - in deze Bouw verordening vaker voor. Het heeft wel even tijd gekost om het te vinden want het komt niet zo vaak 9 voor maar het komt o.a. voor bij artikel 76 van de Bouwverordening; dat splitst zich zelfs in 5 delen en die 5 delen zijn ook nog weer ondergerubriceerd in a en b, en daar vlak onder staat artikel 76a en dat is ook weer onderverdeeld in 1 en 2 en 1 is ook weer onderverdeeld in a en b. De systematiek die de heer Heidinga bestrijdt wordt in de Bouwverordening in ieder geval vaker gevolgd. Wat dat betreft ge loof ik niet dat wij ons zorgen hoeven te maken over een verkeerde interpretatie want anders zouden wij dat natuurlijk bij die andere artikelen al bij herhaling tegen zijn gekomen. Ik dacht dus dat het vorm-bezwaar dat de heer Heidinga heeft niet zo zwaar weegt dat wij zouden moeten besluiten het anders te doen. Wat het tweede deel van artikel 307a betreft, het is inderdaad zo dat het merendeel van de aan wezigen op de vergadering van de Commissie Openbare Werken van mening was dat de bijzin "voor zover daartoe geldelijke overheidssteun wordt verstrekt" gemist zou kunnen worden. Ik moet er eerlijk heidshalve bij zeggen dat dit een bepaling is die in de Bouwverordening nergens anders voorkomt, dit is het enige artikel waar deze zinsnede in staat. In de Woningwet komt deze zin wel voor, maar daar wordt de zaak beter omschreven dan hier gedaan wordt want daar wordt hij gekoppeld aan een verbe tering van het pand voor zover daar een rendabele opbrengst tegenover staat en als dat niet het geval is dan hoeft de verbetering niet uitgevoerd te worden en mag die vervangen worden door sloop. Daar is het dus heel duidelijk öf het een of het ander en daar is het kostenaspect gerelateerd aan de opbrengst wat duidelijk een beperking is. Zoals het hier staat is het wel een beperking maar wanneer u de bijzin weg laat dan is de ruimte groter dan wanneer de bijzin er bij staat. De heer Heidinga zegt dat, als er "voor zover daartoe geldelijke overheidssteun verstrekt wordt" staat, niet duidelijk is of het een gul den moet zijn of dat het b.v. meer dan de helft van de kosten moet zijn; dat is ook zo. De enige aan wijzing die hierin staat is dat als er geen gulden wordt gegeven het niet hoeft; het gaat over bestaande gebouwen waar geen verbouwing wordt uitgevoerd; het gaat om een bestaand gebouw waar niets aan hoeft te gebeuren maar waar iets aan kan gebeuren ten behoeve van rolstoelgebruikers. Dit artikel zegt: Wanneer er subsidiemogelijkheden zijn dan kan je door b. en w. verplicht worden. Het wordt niet door een geldelijk bedrag of door een percentage of wat ook beperkt, dus is de clausule niet sterk, maar het is een beperking van een algemene richtlijn. Meer kan ik er op dit moment niet van zeggen. De adviseurs van b. en w. - daar is naar geluisterd - hebben gemeend dat het minderheidsstandpunt van de commissie een beter standpunt was dan het meerderheidsstandpunt. De heer Bijkersma: Ik ben blij dat het minderheidsstandpunt een beter standpunt was; dat is wel va ker het geval maar dat doet er nu verder niet toe. Het mag echter toch niet symptomatisch zijn. Als je een commissie recht wilt doen dan moet je, als je van een commissiemening afwijkt, dit toch op zijn minst in de raadsbrief vermelden met daarbij de reden waarom je het advies van de commissie niet over hebt genomen. De heer Heidinga: De heer Bijkersma heeft zopas aan mijn adres, via u dan, gezegd dat ik bij de vorige behandeling van het beroep op de Kroon gezegd heb dat er een hoop arbeidsuren bespaard zou den kunnen worden als wij dat beroep niet uitbrachten. Dat is natuurlijk waar. Maar de heer Bijkersma vergeet helemaal dat wij dat beroep nu hebben uitgebracht en dat die arbeidsuren er al in zitten en dat wij nu een voorstel aannemen om hier nog weer een voorstel te krijgen. Weer moeten de ambtena ren een voorstel klaar maken, weer moeten wij het in de raad bespreken en aannemen, weer komt de procedure bij ged. staten, daar wordt het weer bestudeerd en dat kost allemaal maar weer ambtenaren- uren. De heer Bijkersma is er kennelijk vlak voor om er nu maar weer een heleboel ambtenarenuren te gen aan te gooien. Goed, het staat hem natuurlijk vrij om te menen dat dat zo moet. Wat de betreffende zinsnede in het nieuwe artikel 307a betreft, zou het nu zoveel verschil maken dat het er niet in stond? Stel u voor dat er een bepaalde regeling afkomt van de rijksoverheid dat er voor gebouwen subsidie beschikbaar wordt gesteld voor aanpassingen ten behoeve van rolstoelgebrui kers; in het verleden is dat al enkele malen zo geweest. Dit artikel zegt: "Nadere eisen kunnen worden gesteld m.b.t. de bereikbaarheid en de toegankelijkheid van.die gebouwen". Die eigenaren zullen dan ongetwijfeld zeggen: "Ja, maar dat kost ons veel te veel." Maar wij weten hier dan dat er een rijks regeling voor is en dan kunnen wij zeggen: "Dat hoeft jullie niets te kosten want jullie kunnen gebruik maken van die subsidieregeling." Ik dacht dat de zaak dan heel gewoon zuiver gesteld was. Eigenlijk hoort dit niet in de Bouwverordening. Op zichzelf kan ik mij best begrijpen dat men het er in gezet heeft om een beetje druk uit te kunnen oefenen op de eigenaren, maar ik blijf van mening dat dit een vreemd element is. De heer Bouma: Ik wil mij wat het laatste betreft graag bij de heer Heidinga aansluiten, want let terlijk staat er "nadere eisen kunnen worden gesteld"; ik leg dan even de nadruk op het woordje "kun-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1977 | | pagina 5