14
bedoeld in artikel 61 van die wet, bij de gemeenten te laten. Ik zou graag willen weten of daar voor
beelden van zijn te noemen; kunt u zeggen: In de afgelopen jaren is gebleken dat op dat en dat ogen
blik zus en zo had moeten gebeuren? Ik zou graag enige verduidelijking hebben.
De Voorzitter: Misschien mag ik eerst even iets zeggen over het eerste punt dat de heer De Pree
aansneed. Weth. De Vries zal daarna stellig ingaan op het tweede punt. Het antwoord is simpel en een
beetje droef, het is stomweg over het hoofd gezien; toen dat geval speelde hebben wij daar niet op ge
let; ook in andere gemeenten wear dat zou kunnen spelen is dat het geval geweest. Wij hebben het ge
constateerd op een moment dat - dat is meteen een antwoord op de vraag van de heer Bijkersma - hier
plotseling op een nacht twee woonwagens stonden uit Purmerend; de politie uit Purmerend had die keu
rig neergezet vlak bij de spoorlijn, op naar Marssum toe. Toen wij daar iets aan wilden doen en zelf
ook meenden dat dat kon constateerden wij tot onze verbazing dat wij de hele winkel hadden overge
dragen. Ik kan nu wel een heel mooi formeel verhaal houden, maar dit is heel simpel de zaak. Wij zijn
wat verbaasd en wij vinden het wat jammer dat het Woonwagenschap bezwaar maakt tegen deze verande
ring, want het tast het feitelijke doen en laten van het Woonwagenschap bepaald niet aan. Goed, dat
dit plan nu goedgekeurd is is formeel juist, ged. staten konden geen bezwaar maken tegen de als zoda
nig voorgelegde wijziging van de gemeenschappelijke regeling want die had hierop geen betrekking.
Dat is dus de reden dat wij formeel geen andere weg hebben. Wij hopen dit overigens te kunnen doen
in goede harmonie met de mensen van het Woonwagenschap, maar m.n. in samenwerking met Sneek zul
len wij dit probleem aan de orde stellen.
De heer De Vries (weth.): De heer De Pree wijst op de onhoudbare situatie in het woonwagenkamp
aan de Tijnjedijk; wij moeten helaas vaststellen dat dat inderdaad het geval is. Toen wij 5 of 6 jaar ge
leden met een renovatie van dat kamp te maken hebben gehad als raad leek het er op dat de zaak aar
dig betimmerd was en dat de voorzieningen die er waren in een redelijke behoefte voorzagen. Op dat
moment gloorde al het Woonwagenschap Friesland en er zijn toen geen spelregels gemaakt m.b.t. de on
derlinge samenlevingsvormen op het woonwagenkamp. Het gevolg is geweest dat het sloopterrein dat er
achter lag en dat aanvankelijk bedoeld was voor 3 slopers zo langzamerhand al minstens een stuk of 6, 7
sloopbedrijven herbergt. Diverse lieden zijn daar dit beroep begonnen, er was onvoldoende plaats en
het sloopterrein heeft zich daardoor successievelijk uitgebreid over het gehele kamp. Alle woonwagens
staan praktisch ingekneld temidden van sloopauto's. Wanneer je daar met de mensen over praat dan
ontdek je twee categorieën, de eerste categorie woonwagenbewoners zijn de mensen die er verschrik
kelijk veel hinder van hebben en die liever vandaag dan morgen de zaak weg gesleept zouden zien, en
de tweede categorie - en dat is onderhand haast de grootste en in zijn optreden ook de meest agressie
ve - zijn de mensen die belang hebben bij de uitoefening van het beroep van slopen; de laatste groep
domineert in het woonwagenkamp, alle goede bedoelingen met het opbouwwerk dat in de omgeving van
de Tijnjedijk gebeurt ten spijt, hier is zo geen vat op te krijgen. Wat ons op het ogenblik voor ogen
staat is a. dat het hele woonwagenterrein zal worden verkocht aan het Woonwagenschap; er worden al
22 jaar lang onderhandelingen gevoerd met het Ministerie van C.R.M.; die hebben nog niet tot een op
lossing geleid, en b. dat er een renovatieplan komt. Het Woonwagenschap heeft via b. en w. inmiddels
aan de D.S.O. opdracht gegeven om een plan te maken voor een nieuw kamp, wel op dezelfde plaats,
maar het moet een totale vernieuwing worden. Deze plannen verkeren in een vergevorderd stadium, ook
de bewoners hebben hier uiteraard inspraak in. De bedoeling is dat er een scheiding zal plaats vinden
van woon- en sloopterreinenWij komen met de moeilijke situatie te zitten dat men het liefst een sloop
terrein binnen handbereik van het kamp wil en dat is niet zo gemakkelijk te realiseren. Het oog is
voorlopig gevallen op de Hemrik. Dat vraagt ook weer voorzieningen m.b.t. de ontsluiting en voorzie
ningen in het kader van de ruimtelijke ordeningsvoorschriften. Al met al zit het nog niet zo gemakkelijk
en zie ik nog niet hoe wij hier op korte termijn een draaglijke oplossing voor kunnen vinden. Dit alles
zit op het ogenblik in de molen. Ik zou ter wille van de mensen die daar toch eigenlijk in een situatie
zijn komen te verkeren die onhoudbaar is de zaak graag versnellen maar wij hebben dit niet alleen in
handen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 39 (bijlage no. 302).
De heer De Pree: Alweer kan ik heel kort zijn. Wij zijn het eens met het raadsvoorstel. Het enige
is dat het nu gaat om de voorbereidingen voor een educatief plan en dan is het heel erg belangrijk dat
al die organisaties en instanties die in Leeuwarden al met educatief werk voor volwassenen bezig zijn
15
er bij worden betrokken. Nu worden in de raadsbrief een aantal organisaties opgenoemd die al bij elkaar
zijn gaan zitten. Mijn eerste vraag is of er een garantie bestaat dat dit alles is, dat alle organisaties die
in aanmerking komen er nu bij betrokken zijn, en mijn tweede vraag is waarom eigenlijk zaken die ik
wel tegenkom in de landelijke C.R.M.-richtlijnen voor het educatieve plan - b.v. musea en bibliothe
ken, misschien zijn er nog wel een paar - in het rijtje niet voorkomen. U kunt zeggen: Wij vangen alles
wel doordat er van de kant van de gemeente de functionele raden bij worden betrokken en als je lang
doordenkt dan hoort daar alles zo'n beetje bij, maar het gaat mij gewoon om de vraag of wij niet het
gevaar lopen dat er clubs uit de boot vallen.
De heer De Vries (weth.): De instellingen die hier genoemd zijn zijn de instellingen die zich ge
zamenlijk over het vraagstuk van het vormings- en ontwikkelingswerk voor volwassenen hebben gebogen.
In de regeling zelf is er inderdaad ruimte voor een verdere uitbreiding, maar vooral omdat het overleg
m.b.t. een educatief plan nogal wat haken en ogen met zich mee brengt is het zo dat wij eigenlijk voor
lopig aan deze instellingen voldoende hebben om tot zaken doen te komen. Wanneer wij eerst zo ver
zijn dat het educatief plan op tafel ligt en hiervoor de rijksmiddelen ook inderdaad effectief ter be
schikking hebben dan geloof ik dat wij de suggestie van de heer De Pree moeten volgen en moeten kij
ken hoe de samenhangen en de verbindingen naar andere velden gezocht en gevonden moeten worden.
Ik ben het met de heer De Pree eens dat men, wanneer het gaat om vormings- en ontwikkelingswerk,
ook de culturele poot daarin niet kan missen. Voorlopig wat ons betreft: Eerst maar de rijksmiddelen en
dan tot verdere uitbouw komen. Wij zitten ook wat onder drang - dat hebt u ook wel gelezen uit de
stukken - want men wil bij C.R.M. op korte termijn zaken doen. Men wil ons een subsidietitel geven,
maar wij moeten voor een bepaalde datum komen met het plan willen wij nog voor honorering in aan
merking komen.
Mevr.Visscher—Bouwer: De wethouder zegt dat de mensen al een tijd geleden bij elkaar zijn ge
stapt en dat u voorlopig voldoende heeft aan deze club om zaken te kunnen doen; als er geld komt van
C.R.M. kunnen dan misschien nog anderen benaderd worden. Ik dacht dat dat wel een beetje de zaak
omdraaien is, want dan spreken die anderen niet mee in wat er zal gaan gebeuren. Het is mij bekend
dat diverse gemeenten deze zaak in de krant hebben gezet en zo iedereen de gelegenheid hebben gege
ven om te reageren en mee te doen. Ik dacht dat u op deze manier de zaak een beetje op de kop zet.
Het is toch ook zo dat je, als je dit plan indient, bij C.R.M. aan moet kunnen tonen dat je alle groe
pen hebt bereikt en dat het ook een harmonisch geheel is waarin vooral de achterstandsgroepen zijn
vertegenwoordigd. Ik dacht dat je daarom in het begin al iedereen de gelegenheid zou moeten geven
mee te doen.
De heer De Vries (weth.): Mevr. Visscher heeft in zoverre wel gelijk dat het zinvol is dat je in een
vroeg stadium probeert alle belanghebbenden, alle betrokkenen er zo vlug mogelijk bij te betrekken.
Waar wij mee zitten is dat C.R.M. van de gemeente vraagt voor een bepaalde datum met een educatief
plan te komen. (Mevr. Visscher—Bouwer: Dan waren wij dus aan de late kant, begrijp ik.) Wij zijn niet
aan de late kant, wij zijn op een goed tijdstip begonnen. Het overleg om deze instellingen bij elkaar
te brengen heeft echter al een bepaalde tijd gevraagd, dat lag helemaal niet zo gemakkelijk; men is
niet na één convocatie bij elkaar gestapt met een: Jongens, dit zullen wij nu eens fijn met elkaar op
lossen, dit is een groeiproces geweest. Het was een kwestie van de bestuurders van de diverse instellin
gen die elkaar gewoon moesten vinden om te kunnen komen tot een gemeenschappelijke conceptie. Waar
op het ogenblik aan gewerkt wordt door die functionaris is een enquête om na te gaan waar in onze ste
delijke gemeenschap, in onze wijken en buurten, de knelpunten liggen m.b.t. de mogelijkheden voor
vormings- en ontwikkelingswerk. Deze enquête krijgt op korte termijn zijn beslag en aan de hand van
de rapportage kunnen wij bij C.R.M. een claim leggen om een rijksbijdrage. Zo gauw wij dat klaar heb
ben zitten wij op het moment waarop wij met elkaar na moeten gaan of er een voldoende samenhang is,
of wij alle instellingen bij elkaar kunnen brengen die hier een bijdrage in kunnen leveren.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
De Voorzitter schorst, om 21 .00 uur, de vergadering voor de pauze.
De Voorzitter heropent, om 21 .20 uur, de vergadering.
De heer De Beer heeft inmiddels de vergadering verlaten.