bebouwingsgrenzen te realiseren. Ik heb in mijn toelichting ergens gezegd dat het van 50% op 60% ge bracht kan worden en dat is onjuist. Ik dacht dat het nieuwe bebouwingsvlak nu geen moeilijkheden meer gaf. De heer Van der Wal heeft daar één opmerking over gemaakt, hij heeft gezegd: Als het niet doorgaat wat dan? Wij dachten dat wij aanwijzingen hadden dat het wel degelijk tot de mogelijkheden behoort dat het doorgaat. Wij zouden het een andere bestemming kunnen geven, b.v. woningbouw met de mogelijkheid voor b. en w. om er eventueel ook bedrijfsterreinen van te maken, maar ik dacht dat dat niet nodig was. Wanneer onverhoopt mocht blijken dat de E.E.G.-loodsen niet doorgaan dan is het terrein niet direct in een zodanige positie dat het als bedrijfsterrein ook voor anderen zo maar be schikbaar is. Bovendien dacht ik dat er dan al heel gauw het verzoek bij b. en w. zou komen om de bedrijfsbestemming er maar af te halen, want als het gaat om het realiseren van een financiële op brengst dan denk ik dat woningbouw op dat terrein voordeliger voor betrokkenen uit zou komen dan het handhaven als bedrijfsterrein met beperkte mogelijkheden. Ik dacht dus niet dat wij al te zeer in onze handen hoefden te knijpen van angst, zo van: Daar zou wel eens wat kunnen gebeuren dat ons niet gewenst voor komt. Dan de bebouwingsmogelijkheid van het andere terrein van de veiling. In de eerste plaats iets over villa Vaartzicht. Die villa is bij de bebouwingsmogelijkheid opgenomen overeenkomstig de af spraak die wij indertijd bij het behandelen van het programma van eisen hebben gemaakt. Ik dacht dat, ook al is villa Vaartzicht niet van de veiling, het in ieder geval zekerheid geeft dat het als villa Vaartzicht mocht verdwijnen - dat hoeft helemaal niet - duidelijk is welke bestemming het dan heeft. Dat is een stuk rechtszekerheid dat voor betrokkenen nooit onplezierig kan zijn. De veiling zou er nog wel een stuk bebouwingsmogelijkheid bij willen hebben, m.n. zou men dat willen in de buurt van de plaats waar op dit moment een koelhuis is. Ik dacht dat het onverstandig was om op dit moment het bestemmingsplan aan te passen. De mogelijkheden die de veiling ziet zijn op dit moment verre van hard, het bebouwingsplan dat men er op zou willen realiseren is derhalve ook niet bekend. Wanneer wij nu overgaan tot het wijzigen van de bestemming dan brengt dat nieuwe onzekerheden ten opzichte van het rechtsgeldig worden van het bestemmingsplan, want op dit moment is er tegen het gebeuren op de veiling geen enkel bezwaarschrift ingediend, maar wanneer er een gebouw dicht bij de bebouwings- grens van anderen wordt geprojecteerd dan is het helemaal niet zeker dat bezwaarschriften achterwege zullen blijven. Dat betekent dat er mogelijk een procedure komt die enkele jaren kan duren en in die tussentijd is voor het veilingbestuur niets mogelijk. Wanneer wij toezeggen dat wij bereid zijn om te zijner tijd als er een bebouwingsvoorstel zou komen te overwegen om een artikel 19-procedure toe te passen dan is dat volgens mij reëler, want de artikel 19-procedure gaat over een concreet bouwplan, niet over een imaginaire mogelijkheid, dan ligt het concrete bouwplan ter visie. Op dat moment kun nen alle belanghebbenden afwegen of hun belang geschaad wordt en in welke mate hun belang moge lijk geschaad zou worden. Dat betekent dat de veiling ook sneller een beslissing heeft over de moge lijkheden van uitbreiding dan via het bestemmingsplan mogelijk is. Ik zou dus willen adviseren om het te laten zoals het is en alleen vast te leggen dat de raad en b. en w. bereid zijn om, wanneer er een aanvaardbaar bouwplan op die plaats voorgelegd wordt, daarop de artikel 19-procedure toe te passen met alle mogelijkheden voor omwonenden om daarop in te spelen. (De Voorzitter: Dat zou in de moti vering opgenomen kunnen worden is het niet?) Ja, dat zou kunnen. Hiermee heb ik, dacht ik, de pro blematiek van de veiling gehad. Dan kom ik nu tot de kwestie Steensma. Wanneer er een nieuw bestemmingsplan gemaakt wordt dan moet je ook alle overwegingen in de besluitvorming betrekken. Er kwam een brief uit 1971 te voor schijn. Die brief is aanleiding geweest om een aantal bestemmingen die de firma Steensma wilde rea liseren ook mogelijk te maken. Er is op alle mogelijke manieren meegewerkt met deze firma om te ko men tot een afgerond bedrijfsterrein, aan ontsluitingswegen om het terrein ontbreekt het niet. Nu wij allemaal verheugd zijn dat het dorp voor zover mogelijk behouden blijft en zo mogelijk een uitbrei ding krijgt die het dorp een goed gezicht moet geven zeg ik: Op dit moment moeten wij ook afwegen of een bedrijfsbebouwing daar op de hoek, een van de meest kwetsbare plekken bij de entree van het dorp, onder deze omstandigheden nog wel gewenst is. Dat heeft ook in de inspraakprocedure een rol gespeeld. Die inspraakprocedure is niet alleen voor de bewoners van de huizen geweest, die is er ook geweest voor de bedrijven, met beide groeperingen zijn overlegsituaties geweest. In de afweging van beider belangen is gezegd: De firma Steensma heeft ongetwijfeld enkele kantoorplaatsen nodig, tot dusver is daarvoor geen nieuwe voorziening gerealiseerd en op deze plek is het heel duidelijk moge lijk om het bedrijf die mogelijkheid te bieden tot een hoogte van 7 meter omdat dat uit stedebouwkun- dige overwegingen de voorkeur verdient boven een hoogte van 10 meter. Ik zou ook al weer mede uit het oogpunt van het in procedure brengen van dit bestemmingsplan - als wij dit wijzigen dan moet het opnieuw ter visie gelegd worden en kunnen er weer bezwaren gemaakt worden tegen de aange brachte wijziging - ook in dit geval ter wille van realisering van dit plan willen zeggen: Het is ver 19 antwoord om het te laten zoals het in het bestemmingsplan is aangegeven. Mocht u onverhoopt en on danks het advies van deze kant toch de kantoorbestemming wensen te veranderen in bedrijfsbestemming dan stel ik u voor om niet de mogelijkheden van de rest van het terrein door te trekken waarvoor een hoogte van 10 meter geldt, maar in ieder geval op de grens van bedrijfs- en kantoorbestemming de streep te handhaven met aan de ene kant een hoogte van 10 meter en aan de andere kant een hoogte van maximaal 7 meter. In dat geval zullen wij via het welstandstoezicht moeten proberen om datgene er nog uit te peuren wat er uit te peuren is. Uiteraard beslist de raad op het punt van de bestemmings wijziging. Er is gevraagd naar de parkeerplaatsen die de heer Holtrop ter sprake heeft gebracht. Ik dacht dat wij het bestemmingsplan niet hoefden te wijzigen op dit punt. Als blijkt dat er inderdaad moeilijkhe den zijn dan kunnen wij nog eens bekijken of de parkeerplaatsen op die plek gerealiseerd moeten wor den of dat door verschuiving of weglating aan het probleem dat de heer Holtrop voorziet tegemoet kan worden gekomen. Er is t.a.v. de brug opgemerkt dat die niet te breed moet worden. Het overleg hierover loopt. De vormgeving, de breedte, de hoogte en de rug van de brug en alles wat er bij hoort komt hier in een andere procedure natuurlijk weer terug want er moet een krediet verleend worden voor het aanleggen er van; de zaak wordt besproken in de Commissie Openbare Werken. Ik dacht dat de breedte van de brug op het bestemmingsplan niet zo royaal is aangegeven als misschien wel gedacht is. Er is uitgegaan van een breedte van de weg van 5 meter en een breedte van de voetpaden aan weerskanten van 1,80 meter; dat betekent dus dat de brug in ieder geval binnen de 9 meter gerealiseerd kan worden. Uiter aard is de uitvoering van de brug een punt op zichzelf; dat hoeft in het bestemmingsplan niet tot fric ties te leiden. Er is gevraagd naar afbraak of totale nieuwbouw van TjalIingahiemIk weet dat niet. Ik weet wel dat Tjallingahiem verschillende plannen heeft. Ik zou de heer Van der Wal er op willen wijzen dat een bestemmingsplan nooit regelt, tenzij het monumenten zijn, of datgene wat er staat blijft staan of dat er nieuwbouw komt, alleen moet de eventuele nieuwbouw wel voldoen aan de voorschriften die in het bestemmingsplan zijn aangegeven. Enig handvat om afbraak te voorkomen is er niet, je kunt alleen voorkomen dat de afbraak plaats vindt voordat er een bouwplan is ingediend, maar als het bouwplan voldoet aan de normen van het bestemmingsplan, de Welstandsadviescommissie er zijn fiat aan heeft gegeven en b. en w. dat fiat hebben gehonoreerd kan er op deze plek als men dat wil nieuwbouw ge pleegd worden. De heer De Jong heeft nog gevraagd naar de binding van twee zaken onder punt l.b. van het be sluit. Voorgesteld wordt het bezwaarschrift van de Coöp. Friesche Tuinbouwveiling G.A. voor zover het betrekking heeft op het verbod van de vestiging van een zelfbedieningsgroothandel gegrond te ver klaren en voor zover dit leidt tot aanpassing van het bebouwingsvlak enz. Het zijn twee afzonderlijke dingen die worden erkend voor zover het in dat wijzigingsplan van dat stuk terrein is begrepen. Ande re vragen van het veilingbestuur worden niet aanvaard. Dat is wat er staat. Ik dacht dat u daar ook wel vrede mee zult hebben. Dan nog de laatste vraag die de verwerving van grond betreft. Wij hebben zoals u in de b. en w.- besluiten hebt kunnen lezen beslist dat aan de projectontwikkelaar geen medewerking zal worden verleend omdat wij die medewerking niet kunnen verlenen als b. en w., gezien de toezeggingen die wij aan het Bouwfonds Nederlandse Gemeenten hebben gedaan, ik dacht ook dat wij het moreel niet kunnen doen gezien de gesprekken die er in het dorp zijn gevoerd over niet alleen het bestemmings plan maar ook over het bouwplan ter plaatse. Ik zou mij op dit moment niet graag uit willen laten over de mogelijkheden die er zijn om tot een overeenkomst of wat dan ook te komen met betrokkenen, ik dacht dat er altijd nog mogelijkheden open bleven. Het is hier echter niet de plaats om daar nader op in te gaan, dat zal moeten gebeuren nadat gesprekken en overleg zijn afgerond. De heer Ten Hoeve: Nog kort een paar opmerkingen. Wat de wethouder heeft gezegd over de vei ling heb ik eigenlijk ook in eerste instantie gezegd; daar kunnen wij ons dus bij aansluiten. Wij hebben wel wat begrip voor hetgeen hij gezegd heeft t.a.v. Steensma. T.a.v. Steensma zou dus ook dezelfde artikel 19-procedure gevolgd kunnen worden. Ik trek daarom mijn motie in. Wat ik wel vreemd vind - ik wil dat toch even opmerken - is dat bij de wijzigingen die b. en w. voorstellen en die wij vanavond nog voorgelegd gekregen hebben de procedure er niet bij wordt gehaald; die zul len toch ook ter visie gelegd moeten worden net zoals eventuele wijzigingen die wij vanavond aan zouden brengen. Het argument dat u hebt gebruikt gaat dus niet op. (De Voorzitter: Daarbij gaat het niet om een bebouwing vlak bij die huizen.) Nee, maar het zijn wel wijzigingen die ter visie gelegd moeten worden. (De heer Rijpma (weth.): Maar ze zullen waarschijnlijk minder reacties oproepen dan deze vrij ingrijpende wijziging.)

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1977 | | pagina 10